Hoofdcategorieën
Home » One Direction » Asylum » Hoofdstuk dertien
Asylum
Hoofdstuk dertien
Op zich was het een heel goed idee, de slang uitlopen, maar veel geluk bleken ze niet te hebben. Aan het einde van de slang vonden ze het bloedbad en de cameraman. De rillingen liepen weer over hun ruggen en Louis rende schreeuwend weg.
“Zal ik kijken of hij een kaart heeft?” vroeg Harry aan Zayn, maar die schudde zijn hoofd.
“Nee, laten we gaan. Dit geeft me de kriebels.”
Harry knikte opgelucht. Eerlijk gezegd had hij er ook niet bepaald veel trek in om binnen te gaan.
Ze wisten inmiddels enigszins hoe het gebouw in elkaar zat en hoe ze in een ander deel kwamen. Het verschil zat hem in de trappen, dus als ze gewoon de trappen achter de personeelsruimtes volgden moesten ze de uitgang wel vinden.
Zelfs Louis vond het inmiddels wel weer prima om Zayn en Harry te volgen op hun avonturen door het asylum. Oké, misschien niet helemaal, maar in zijn eentje zou hij nooit een meerderheid kunnen volgen en het leek er nou niet bepaald in te zitten dat Zayn of Harry genoeg zouden krijgen van het rondzwerven. Bovendien had hij ontdekt dat Harry gelijk had: je gewoon mee laten slepen was inderdaad een stuk beter dan mokkend in een hoekje zitten en wachten tot het over is.
Dus toen ze de uitgang hadden gevonden ging hij met ze mee door de enige deur in het voorportaal die ze nog niet geprobeerd hadden: de middelste. Deze leidde niet naar nog meer gangen met slaapzalen en personeelsruimtes, zoals ze verwacht hadden, maar naar een heel ander deel van het gebouw.
Het begon al bij de gang. Die was strak en kil. Waar de gangen van de afdelingen nog gemozaïekte patronen gehad hadden, waren hier de muren en was de vloer strak (oorspronkelijk ongetwijfeld) wit. Ramen die je een idee konden geven van de inhoud van de ruimte ontbraken. Net zoals in de gangen van de patiëntenafdelingen hingen er bordjes naast de deuren, maar waar op de afdelingen de namen van de patiënten gestaan hadden, stonden hier slechts woorden als ‘spreekkamer 1’, ‘observatiekamer 1’ en zelfs ‘operatiekamer 1’.
“Welkom in het ziekenhuis,” mompelde Zayn.
Allereerst gingen ze maar een spreekkamer in. De behandelkamer van Doctor Cox, zo leerde het plaatje naast de deur. Erg verschillend van de gemiddelde spreekkamer van tegenwoordig was het niet. Langs de muur stonden enkele goedgevulde boekenkasten. Boeken met als zeer verrassend onderwerp psychiatrie. Hij leek gespecialiseerd te zijn in depressies, afgaand op de boeken. Aan de muur tegenover de boekenkasten hing een schilderij met daarop een rustige zee. Op één van de dossierkasten stond een bloempot, maar de inhoud was al jaren geleden geheel vergaan. Verder was er nog een bureau, maar dat was het dan ook wel. Een heel normale spreekkamer. Saai.
Vervolgens namen ze dus maar een kijkje in één van de operatiekamers. Alles stond er nog, net zoals in de rest van het asylum. De operatietafel, de lamp die de artsen moest ondersteunen bij hun werk. Tafels. In de kasten lagen de scalpels nog klaar.
“Zullen we gaan?” vroeg Harry, die nogal de kriebels kreeg van de ruimte.
“Ja, goed idee,” beaamde Zayn.
Het laatste soort kamer dat over was, was dus de observatieruimte. Ze probeerden de deur van observatiekamer 1, maar die wilde niet open, dus weken ze uit naar observatiekamer 2 aan de overkant.
De ruimte was een complete rotzooi. De vloer was bezaaid met tekeningen. Agressieve vormen in felle kleuren staarden hen aan. Slechts krassen waren het, als een abstract schilderij.
De jongens pakten enkelen op en bekeken ze. Wat de vormen voor moesten stellen konden ze slechts raden, maar één ding leek wel van het papier te branden: emoties. Woede, frustratie, haat, angst en soms zelfs verdriet. Het was er allemaal, zat in de tekeningen. Tekeningen die gemaakt leken te zijn door een kind. De blokken, het treintje en de berenknuffel die onder de tekeningen begraven lagen bevestigden dat alleen maar.
Terwijl Harry en Zayn nog door de tekeningen aan het kijken waren, was Louis al doorgelopen naar de deur aan de andere kant van de kamer. Hij opende hem en stapte naar binnen. Het was een hok, een beetje zoals de plek waar producers in een studio zaten, maar dan veel kleiner. Er was een groot raam waardoor de observator naar de andere ruimte kon kijken – vanaf die kamer uiteraard verduisterd, in de hoop dat de geobserveerde het niet door zou hebben. Voor het raam stond een lange tafel waarover heel wat papieren verspreid lagen. Daarnaast stond een opnameapparaat, zo’n oude met een bandje.
“Hé, jongens, kom eens kijken?” riep hij naar zijn vrienden.
Hij zag hoe ze de tekeningen op een stapeltje teruglegden tussen de rest voordat ze naar hem liepen.
“Wauw, gaaf,” zei Zayn meteen toen hij binnenkwam.
“Ja, cool,” zei Harry, lichtelijk afwezig. Meteen liep hij naar de met papier bezaaide tafel en ging op de stoel zitten. “Dus, wie hebben we hier?”
De nieuwsgierigheid van de andere jongens was ook meteen gewekt en ze kwamen bij hem staan. “Kom maar op, Sherlock Holmes,” zei Zayn.
Harry bladerde door de stapels en vond het dossier van de laatste geobserveerde. Keith Johnson stond er in grote letters op. Hij keek even door de andere papieren en zag dat die er inderdaad geobserveerd moet zijn geweest.
Zodra hij de map opende staarde een zwart-wit foto van een nors kijkend – nee, niet nors, het was gewoon een pasfoto, zo kijken mensen altijd op pasfoto’s – jongetje hem aan. Hij was nog klein, hooguit zes of zeven, schatte Harry. Hij droeg nette kleren, maar vroeger had zelfs de armste sloeber iets nets voor de kerk, dus daar kon hij ook niks uit opmaken. Daarom legde hij de foto maar weer weg. Naam: Keith Mitchell Johnson stond er boven aan het volgende blaadje. Geboortedatum: 17 mei 1972.
“Enig idee wanneer de boel hier sloot?” vroeg Harry.
“Nope,” antwoordden beide jongens in koor.
Oké, waarschijnlijk rond 1979 dan, dacht Harry. De rest van het blad bevatte nog meer basale informatie. Geboorteplaats. Naam, geboortedatum en beroep vader. Naam, meisjesnaam en geboortedatum moeder. Hij bleek de jongste van het gezin te zijn geweest, verder had hij nog drie zussen en een broer. Hij kwam uit Kent.
Pas uit het volgende blad werd het interessant. Reden van opname. Harry’s gezicht betrok terwijl hij het las. Het jongetje was in het asylum terechtgekomen omdat geen weeshuis hem meer wilde hebben. Hij praatte tegen niemand, leek volledig opgesloten in zijn eigen wereld. Soms schreeuwde hij uren lang. Dan was er geen enkele manier om hem stil te krijgen. Meestal zweeg hij.
Zijn familie was omgekomen bij een brand. Het was een vreemd en nogal vaag verhaal. ’s Nachts had het huis van de familie Johnson vlam gevat. Enkel hun jongste zoon Keith was uit het huis gekomen, maar wel onder het bloed. Sindsdien was hij niet meer uit zijn getraumatiseerde staat geweest.
Volgens het krantenbericht dat ook in het dossier zat, waren er die nacht schreeuwen gehoord bij het huis, voordat het in brand was gevlogen. De brandweer dacht echter dat het was veroorzaakt door kortsluiting, dus verder onderzoek was er niet verricht, meldden de handgeschreven aantekeningen.
Uit het dossier bleek ook dat het jongetje al door een vijftal psychiaters was behandeld, maar geen van hen had ook maar enig idee gehad wat ze met hem aanmoesten. Hij reageerde op geen enkele behandeling. Hij reageerde niet op dwangbuizen. Er was geen enkele manier om contact met hem te maken.
Daar stopte het dossier, dus Harry ging verder met wat er verder op tafel lag. Verslagen van observatiesessies, ondertekend door Doctor Bennet.
Hij was op het idee gekomen om de jongen papier te geven. Misschien dat er geen direct contact mogelijk was, maar dat hij zo wel iets uit hem kreeg. Hij had gelijk gehad. Ook had hij geluisterd naar het geschreeuw van de jongen, geprobeerd er iets uit op te maken. Steeds opnieuw en opnieuw.
“Hij was echt gedreven antwoorden te vinden,” mompelde Harry.
“Hmm. Wie?” vroeg Zayn.
“De arts. Vijf andere psychiaters hadden hem bestempeld als een hopeloos geval, maar Doctor Bennet bleef zoeken. Hij gaf hem papier om zo contact te krijgen. Hij luisterde naar het geschreeuw, terwijl iedereen hem probeerde te stoppen. Dat is zo… briljant. Echt, wauw.” Harry keek naar de opnameapparatuur. Zou het nog werken? Niet geschoten is altijd mis, dus hij drukte op de knop.
Geschreeuw vulde de kamer. De jongens lieten zich op de vloer vallen met hun handen over hun oren tegen het oorverdovende gekrijs, maar het ging er dwars doorheen. En hoewel Harry met zijn handen het kabaal uit probeerde te bannen luisterde hij ook naar de woorden van de jongen, maar hij begreep waarom de artsen zo’n moeite hadden gehad met het doorgronden van de jongen. Woorden waren amper herkenbaar. Het was vooral gekrijs. Emoties in de vorm van geluid. Woede, angst, verdriet, haat, alles in één. Al die emoties, één geluid.
Zayn kreeg het voorelkaar om overeind te klimmen en zijn hand lang genoeg van zijn oor de houden om het geluid uit te drukken. Niemand had het meteen door. Het galmde na. In de ruimte, in de gangen, in hun hoofd. De kreet van een klein, bang jongetje.
“Nou, die werkt nog,” mompelde Zayn.
“Was dat nou nodig, Harry? Ik heb mijn gehoor nog langer dan vandaag nodig. Om te zingen, bijvoorbeeld,” zei Louis kwaad.
“Sorry. Ik wilde gewoon kijken of hij het nog deed.”
“Nou, laten we hier maar weggaan, voordat ik het pand echt doof verlaat,” zei Louis.
“Ik ben het nou toch echt met Louis eens, sorry Haz.”
“Nee, geen probleem. Goed idee.”
Maar zodra Zayn de deur opentrok sprong het bandje weer aan. Opnieuw klapten de jongens in elkaar. Zaklampen vielen op de grond en rolden weg. Harry voelde zich geroepen hem uit te zetten dus hij greep naar de zaklampen. Die vond hij echter niet. Gefrustreerd tijgerde hij over de vloer, maar hij vond niks. Dit kon zo niet langer, hij gekrijs ging door merg en been. De wanhoop van het kind dreef hem inmiddels ook tot wanhoop. Hoe had die arts hier in godsnaam naar geluisterd? Hij kroop dus maar overeind en probeerde op tast het opnameapparaat te vinden. Dat lukte. Omdat hij niet wist welk knopje het was drukte hij ze allemaal maar in, maar het hielp niet. Zayn duwde hem bruut opzij. “Het lukt niet!” schreeuwde hij, maar hij wist dat het niet aan zou komen. Zayn had dat inmiddels ook door dus hij dook naar de vloer, op zoek naar de zaklampen en hij trok Harry met zich mee.
Zo snel als hij kon zocht de jongen. Weg moest hij, zo snel mogelijk. Niet eens zozeer vanwege de gehoorschade. Van zaklampen was echter geen spoor te bekennen tot Zayn de zijne had en hem bijscheen. Snel pakte Harry zijn licht, die hij alleen waarschijnlijk niet gevonden had, aangezien hij in de hoek onder de tafel was gerold.
Een snelle blik op het opnameapparaat leerde Harry dat die gewoon uitstond – het bandje was afgelopen. Nee, dat kon niet, dat moet hij gewoon verkeerd gezien hebben. Door de wanhoop, doordat hij weg moest en dat het enige was wat telde. Het was gewoon een bandje. Gewoon een bandje.
Ohoh. Ik heb zo'n gevoel dat Louis niet meer bij hun is....