Hoofdcategorieën
Home » De Hongerspelen » We have to kill 46 children... And then each other. » Hoofdstuk 6: Je maakt ook zóveel vrienden!
We have to kill 46 children... And then each other.
Hoofdstuk 6: Je maakt ook zóveel vrienden!
Zo ondertussen waren we al naar de treinen gegaan, die ons regelrecht naar het Capitool zou sturen. En daar zouden we de pionnen worden, die langzaam vakjes naar voren, diagonaal of naar achteren werden gestuurd door President Snow en zijn Spelmakers. Ik huiverde bij het idee dat ik als pion werd gebruikt, en ik hoogstwaarschijnlijk bij elke afwijking van overige tributen in de Arena weer naar hen teruggestuurd werd. Bosbranden, overspoelde delen, en ga zo maar door.
‘Hup hup!’ Een vrouw drong zich achter mij tussen alle journalisten die me driftig aanwijzingen gaven, maar ik glimlachte geeneens. Ik was te geforceerd door de angst voor het Capitool en zijn spellen om te glimlachen. ‘Glimlach alsjeblíéft een klein beetje, anders zijn we weer een lachertje.’ Ik keek op naar de vrouw. Ik herkende haar gelijk: Seeder, de vrouwelijke winnares van de zoveelste Hongerspelen, maar ze was een vrouw, een winnares én iemand uit District 11, dus ik gooide gelijk al mijn vertrouwen op haar. Ik lachte met haar mee.
‘Leuke woordspeling, hoor,’ complimenteerde ik haar al lachend. De journalisten klikten met hun camera’s toen ze een lach van me signaleerden en schreeuwden aanwijzingen naar Seeder: ‘Maak haar nog meer aan het lachen, Seeder!’ Ze waren fan van ons, haha, ja, natuurlijk. Wie geloofde dát nou weer?
Seeder trok me de trein in. Mijn ogen puilden bijna uit. De trein was luxe, luxe die ik me nog nooit had voorgesteld of überhaupt had kunnen gebruiken. Luxe waarvan ik zelfs nog niet droomde, zóveel luxe zat eraan. Bij luxe dacht ik aan privileges die anderen niet hadden, extra dingen, maar niet zóveel privileges en luxueuze spullen. Ik stapte langzaam de keuken in, waar Seeder me heen trok. ‘Heb je geen maagkrampen van de angsten? Of heb je geen honger door de angst?’ vroeg ze bezorgd. Ik haalde mijn schouders op.
‘Ik weet het niet. Op dit moment kan ik alleen met uitgepuilde ogen naar de luxe hier kijken.’ Ik keek naar haar op. ‘Zit je hier élk jaar in?’ Ze lachte alleen.
‘Begrijpelijk, Ellen, was het toch?’
‘Ja, het was alleen. Onthoud het maar: je zult het nodig hebben.’ Ik wrong me langs de mensen die daar als butlers stonden. Ik was naar de volgende coupé gegaan, waar de luxueuze eetzaal was. Bijna alles leek hier van goud en zilver, zelfs de butlers waren uitgedost met luxueuze kettingen en horloges. Ze keken me aan, slikten enorm raar, en draaiden zich om.
… het Capitool vind hen dwazen en verraders; ze snijden hun tong eruit zodat ze nóóit meer kunnen praten. En dan gebruiken ze hen als butlers in de treinen, of als slaven waar ze maar van nut zijn, galmde de stem van mijn vader ineens, en ze zijn niet bepaald… gezelschap. Niet fijn gezelschap, is wat ik bedoel. Ze slikken heel raar, kijken je met hun enge uilenogen aan en sméken je om een soort vergiffenis, alsof jíj degene was die het had gedaan… Ik huiverde en schudde die zinnen uit mijn hoofd. Avoxen, dat was de naam voor hun “soort”.
‘… én jullie zijn de lachertjes van alle Districten — samen met 12,’ gierde Indigo, alsof het werkelijk grappig was. Hij snapte het zeer waarschijnlijk niet.
‘Hal-lo! Wij kunnen dit jaar winnen, hoor!’ zei ik kwaad tegen hem. Hij praatte tegen Caden, alsof hij een kind was dat nog niet alles begreep van het hele spel. Caden wilde net zo’n protest tegenover Indigo maken, toen ík dat al deed. Seeder was achter me aan getrippeld als een maf hondje. Ik keek Indigo woedend aan, mijn ogen spuwden vuur. ‘Wíj kunnen er niets aan doen; de Beroeps worden al vanaf hun geboorte af aan getraind om mensen te doden! Ze… je kunt bijna zeggen dat het soldáten zijn!’ Indigo was geschrokken achteruit gedeinsd van mijn plotselinge woede, en keek me met verbaasde ogen aan. ‘Ik wil je alleen maar zeggen,’ vervolgde ik, ‘dat wij dit jaar kansen hebben. Je zegt toch altijd: “En mogen de kansen ímmer in je voordeel zijn!”. Misschien zíjn die kansen dit jaar voor twee of één van ons wel in ons voordeel.
Seeder trok me aan mijn elleboog achteruit. ‘M-maar…’ ging Indigo bijna huilend verder aan zijn verhaal, alsof hij een vlugge wending wilde geven waarbij hij zei dat wíj ook wel kansen hadden.
‘Nee, Indigo, géén gemaar!’ Ik was enórm boos geworden. De coupé trilde bijna. De Avoxen waren snel weggegaan bij mijn uitbarsting, alsof ze bang werden dat hun ogen of oren ditmaal eraf gesneden werden. ‘Wíj hebben kansen, zíj hebben kansen. Maar bovenal hebben wíj dit jaar óók kansen!’ Hiermee verwees ik meer naar Loes, Caden en Piey dan naar mezelf. Ik vond dat we dit jaar sterkere tributen hadden dan andere jaren.
‘Ellen,’ fluisterde Seeder zacht, ‘ik denk dat dit wel genoeg is. We moeten… je moet… Kom, we moeten gaan. Jíj moet afkoelen.’ Haar ogen drongen in de mijne, en toen wendde ze haar blik af. Ze keek naar Caden, die daar verbluft bijstond. ‘En jíj, Caden Bia,’ zei ze op strenge toon, ‘jij gaat je eigen kamer maar zoeken. Ik hoef jullie toekomstige tributen níét meer te zien vóórdat we gaan eten.’
Indigo was bijna huilend weggelopen. Ik zag nog enkele glitters uit zijn haren op de grond liggen.
Seeder had me meegetrokken naar een kamer.
‘Wat bezíélde je in godsnaam? Ik voelde de trein trillen, zó boos was je geworden!’ Ze moest een glimlach onderdrukken. Haar ogen straalden stiekeme trots uit van wat ik allemaal zei tegen Indigo. Ik zag het. ‘Maar het was wel cool, wat je deed, en dapper. Dat is wat een tribuut nodig heeft; niet dat dit sponsors trekt…’ Ze begon op haar nagel te bijten en keerde zich om.
Ik hoorde zacht gemompel, iets wat leek op: “Ik ben benieuwd hoe we überhaupt sponsors gaan trekken…” Ze was mijn kamer uitgelopen. Ik keek mijn kamer rond en zuchtte tevreden. Het zijdezachte bed was wat mijn rug nodig had. Ik ging erop liggen, tegelijk met angst. Hoe zouden de Beroeps zich voelen? Zouden ze… zouden ze zich hier thuis voelen? In het Capitool, of, beter gezegd, in de Arena? Is dat een tweede thuis voor ze? Een tehuis. Ik huiverde.
Vlug schudde ik die gedachten van me af en keerde ik mezelf op mijn zij. Het raampje waar ik naar keek was te hoog om te zien wat er allemaal gebeurde, maar ik zag hoge gebouwen voorbij flitsen, en de lucht, de prachtige lucht. Ik hoopte dat we nog in 11 waren; ik miste de verdomd lekker geurende lucht van 11, en de bomen, o… de bomen. Ik miste het klimmen en klauteren, het schors dat je handen ruw maakte. Ik keek naar mijn handen, zijde zacht, maar ruw voor bomen. Immuun voor de schors van bomen.
Ik hoorde voetstappen langs mijn kamer en schoot overeind. Ik hoorde vaag de namen van ons, de toekomstige tributen. Ik beet op de binnenkant van mijn wang om me in te houden, en zuchtte opgelucht toen ik wat positieve dingen hoorde. Ik veegde wat donkerblonde lokken uit mijn haren en ging op mijn rug liggen. Op dit soort momenten verlangde ik naar mijn moeder, die naast mijn bed ging zitten en lokken draaide en krulde. Ik zuchtte en keerde mezelf weer op mijn buik. Ik duwde het kussen in mijn gezicht en hoopte dat ik erin zou stikken. Het enige wat ik wilde was stikken.
Geklop.
‘Wat is er?’ Ik fronste mijn blik en tuitte mijn lippen. Een mannelijke stem.
‘Eten, we gaan eten. Kom je? Ik wijs je de weg wel!’ Ik stond langzaam op. Ik had stiekem wel honger. Ik haalde mijn frons weg en forceerde mijn gezicht.
‘Is het nodig, ik bedoel…’ Ik haalde even adem. ‘… ik heb niet enorm veel honger.’ Met een paar zinnen kon ik mijn honger stillen, dat was wat ik altíjd deed in 11. Je moest werken, alleen maar werken, en je kreeg honger, maar je mocht helemaal niets te eten krijgen tijdens het eten. Ik kromp in elkaar en keek naar de grond.
Iemand deed de deur open. De mannelijke winnaar van dit District, Chaff, was naar binnen gedrongen. Hij keek me fronsend aan. ‘Normale mensen zouden rond dit tijdstip honger hebben, en dan gaan eten, is het niet?’ Ik voelde me minder op mijn gemak bij hem; ik had liever Seeder, dat was overduidelijk.
Nors haalde ik mijn schouders op.
‘Wie zegt dat een tribuut die angsten heeft voor wat komen gaat, honger heeft?’
Chaff trok één mondhoek op in een grimas. ‘Touche, meid, touche.’ Hij had zijn lippen strak getrokken en wenkte me. ‘Maar toch, een tribuut die honger heeft is een tribuut die angsten toegeeft en het weg eet.’
Ik hoorde in de verte gelach van Caden of Piey, of hen beiden. Seeder was bij hen. Ik richtte mijn blik op Chaff. ‘Een tribuut die honger heeft, geeft alleen toe dat zijn angsten er zijn, en eet ze weg. Maar die tribuut heeft dan niet door dat het Capitool hen éígenlijk aan het vetmesten is, zodat ze kansen nóóit in je voordeel zijn.’ Dit leek Chaff van zijn pad af te slaan. Hij probeerde zich vlug te vermannen, maar het lukte hem niet.
‘Daar heb je, deels, gelijk in. Maar denk erover na: zou het Capitool dikkerds hun Arena in sturen, zodat de kansen weer naar de Beroeps uitgaan?’ Ik schudde mijn hoofd toen hij dit zei. ‘Ze willen anderen ook zien winnen, al kun je je dat niet voorstellen. Zij raken óók verveeld; President Snow moet zijn Capitool inwoners tevreden houden. Dús laat hij de Beroeps regelmatig doodgaan, zodat ook normalere mensen winnen. Niet verwacht?’ Chaff had op zijn beurt mij van mijn pad afgehaald. Ik haalde mijn schouders op.
‘Niet verwacht, nee.’ Ik probeerde nog een reactie te verzinnen. ‘Het Capitool geeft dat eten dus uit… beleefdheid? Niet om de Spelen te beïnvloeden?’
Chaff zei: ‘Nee, dat doen ze absoluut niet. Waarvoor zouden ze dat doen?’
‘Om de Spelen interessanter te maken. Misschien… misschien laten ze de mensen van tevoren al doodgaan; misschien zit er vergif in dat eten.’ Ik had mijn ogen samengeknepen. Dit leek Chaff van zijn stuk af te brengen, alsof hij er genoeg van had, of alsof hij het Capitool verdedigde.
Hij stapte naar voren en greep me ruw bij mijn kraag, maar laten greep hij mijn bovenarm stevig vast. ‘En nú moet jij eens goed gaan luisteren, onderdeurtje!’ grauwde hij naar me. ‘Het Capitool doet dit uit belééfdheid, niet uit beïnvloeding van de Spelen. Ze willen je je laatste week speciáál maken, niet dodelijk!’ Terwijl hij zware nadrukken op de woorden legde, spuugde hij in mijn gezicht. ‘En áls ze je doden voor de Spelen, dan zal dat wel een héél stuk voor de Spelen zijn, omdat je je verdomde werk niet goed doet!’ Hij schudde me door elkaar als een rammelende pop. Ik was verdoofd, en verbluft. Ik kreeg geen reactie over mijn lippen heen. ‘President Snow zou zoiets nooit flikken.’
Hij duwde me naar achteren, waardoor ik, gelukkig maar, op het bed neerviel. Ik had mijn ogen uit verbazing groter gemaakt. Ik wilde wat stamelen, maar ik kreeg geen geluid uit me.
Chaff was weggelopen, kwaad en beledigd. Was hij… dronken? Of nam hij het écht op voor het Capitool, maar uit medelijden?
Seeder had me niet veel later opgehaald. Ze was de hele reis naar de eetzaal stil, tot vlak voor de deur van de volgende coupé. ‘Wat was er precíés gebeurd?’ Ik schudde mijn hoofd, slapjes, en stapte de coupé binnen. Ik zag Loes, Caden en Piey al zitten, en sloot me bij hen aan.
‘Dus kan een van jullie iets “speciaals”?’ vroeg Chaff oprecht geïnteresseerd. Ik reageerde niet, en schepte wat luchtigs op. Volgens mij een salade, maar ik wist het niet zeker. Ik zag, door mijn wazige, starende blik heen, groen. Salade, gokte ik nogmaals.
Ik hoorde vaag wat dingen, zoals Caden die planten noemde, en Piey die zijn kracht benoemde. Aso, gromde ik in mijn hoofd, jóúw kracht? We kunnen het beter samen doen.
Afwezig schudde ik mijn hoofd en haalde mijn schouders op. Hij wist al wat ik kon: brutaal zijn en hem snel geïrriteerd maken. Caden noemde nog wat dingen op. Seeder zei tegen Caden dat hij de kennis over planten niet moest onderschatten: het kwam enorm van pas, en dát was waar. Ik gaf haar groot gelijk, alleen niet hardop. Chaff vroeg plotseling naar mij, waardoor ik verbluft en nog altijd verdoofd opkeek. Seeder was geïnteresseerd voorover gebogen en keek me hunkerend naar details aan.
Loes nam het voor me op. ‘Ze kan goed klimmen,’ zei ze tegen Chaff.
Ik keek haar aan. ‘Ik kon zelf wel wat… noemen,’ fluisterde ik verbaasd naar haar, zoekend naar woorden. Ik kreeg alleen dit uit me, maar het was genoeg.
Seeder was verrukt hiermee en begon met Chaff een discussie over wáárom District 11 nooit zou winnen. Ik keek hen alleen aan, luisterde niet. Ze waren een soort van te ver weg om hen nog écht te horen. Twijfelachtig om het feit of ik nog iets kon zeggen, keek ik de tafel rond. Ze zagen er allemaal zo sterk uit, zo krachtig. Ik wist zeker dat ik Loes zou beschermen, misschien dat ik nog een pact kon sluiten met Piey of Caden, of zelfs Chaff, om háár te beschermen. Terwijl die gedachte door me heen ging, keek ik naar Loes met een vage glimlach.
‘Kom kom!’ zei Seeder enthousiast. De hele tijd had ik Indigo niet gezien, tot nu aan toe. Hij had een nors gezicht toen hij mij zag, en kruiste zijn armen samen voor zijn borst. Hij schoof een stoel naar voren en ging naast de bank zitten. Ik keek een poos naar hem en zijn kleurige, paarse haar en de glitters erin. Ik zuchtte kort en keek naar Seeder.
‘We gaan naar de boetes kijken.’ Chaff stond plotseling achter me. Zijn stem deed me opschrikken. Hij boog zich naar voren, tot vlak bij mijn oor, en fluisterde: ‘Ik hoorde dat je al véél vrienden had gemaakt in deze trein. En dat terwijl je nog geeneens een dag hier bent.’
Ik schudde mijn haren los en keek naar Loes, die vlakbij me zat. Ze keek nogal geboeid naar de Boetes die op de televisie verschenen. Bij District één zijn er slechts twee mensen die er goed in blijven hangen, vooral door hun uiterlijk en hun blik. Een meisje, Daimond, met stijl, blond haar dat tot aan de middel van haar rug komt. Ze had haar armen gekruist en bood zichzelf aan voor, waarschijnlijk, een van haar vriendinnen. Zonder angst liep ze tussen de vredebewakers in naar het podium, waar ze de enthousiaste Capitool inwoner begroette en daar met een dreigende, grijnzende blik keek. Haar armen gekruist, nog wel, alsof het haar niets boeide. Niet veel later sprong een roodharige jongen de menigte uit en liep naar het podium — Bri-Yan. Hij keek naar Daimond, en zonder nog maar iets te zeggen ging hij zitten. Hij bood zichzelf niet aan, waarschijnlijk doordat zijn naam en tig duizend keer in zat.
Van District 4 herinnerde ik me Jasmine, een verlegen, blozend meisje met haar haren in minstens acht vlechten. En de twee jongens die de komische namen hadden die deze dag nodig had. Ik lag minstens acht minuten in een deuk, samen met Loes natuurlijk. Colum Bus, een jongen die een beetje op Caden leek, met die bruine haren. Hij keek nogal nors toen er wat proestende mensen in de menigte waren. Hij drong zich naar voren.
Columbus, ik kon er in bed nóg om lachen. Zijn ouders hadden hem werkelijk Colum genoemd, en als achternaam hadden ze Bus. Ik lachte nog harder toen er een tweede persoon naar voren kwam, Marco Polo. Ik moest toegeven, het waren typerende namen voor dit District, en Marco… hij zag er niet verkeerd uit, en die spieren mochten er ook wel wezen.
De overige tributen leken nog dreigender dan wij vieren, maar bij sommigen dacht je echt: makkie. Ik keek naar de Boete en sloot mijn ogen. Daan, zei ik in mijn hoofd, ik zie je binnenkort, als ik bij je ben. Als ik Loes heb beschermd, kostte wat het kost.
We werden naar onze kamers gestuurd. Ik viel gelijk in bed, alsof bed een oude vriend was die ik verrukt begroette. En daarna viel ik gelijk in slaap…
Ik vind ellen en loes stoer! En lief want ze zinn bereid om voor elkaar te sterfen.
Ik lees echt met plezier een hoofdstuk :-)
xxx