Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Broken Eyes » [13.]
Broken Eyes
[13.]
Door de ogen van Bill: Is dat Lisa, de Lisa waar ik nu al heel de tijd mee in mijn hoofd zit? Zit mijn Lisa daar nu met die jongen te kussen? Oke, we hebben amper gepraat, maar ik dacht dat zij het ook voelde, die connectie tussen ons. Georg en Gustav botsen met een knal tegen me aan als ik abrupt stop. Ze kijken me vragend aan maar ik neem de moeite niet om het uit te leggen. Ik snap mezelf niet helemaal, waarom ben ik nu zo overstuur, Lisa heeft helemaal geen relatie of iets in die aard met mij. Waarom voelt het alsof er vanbinnen iets breekt? Ze kijkt op, onze ogen ontmoeten elkaar, en ondanks de wazigheid van de drank in haar ogen, voel ik terug die klik. Die klik die ik al van de eerste keer voelde. Maar die is er bij haar dus niet. Hoe kwam ik er ook bij dat het lot mij zo goed gezind zou zijn, dat men mij een meisje zo geven dat bij mij kon zijn, dat zo perfect was, dat mij nodig had. Ik draai me om en loop weg, vraag mij niet naar waar, het maakt ook niets uit. Ik wil gewoon weg van dit hartbrekend tafereel. Ik bots tegen mensen, vloekende woorden, maar ik luister er niet naar, ik heb lucht nodig. De deur, eindelijk, ik storm naar buiten, en loop door, blijf lopen. Tom roept m’n naam, ik wil hem bij mij, maar ik kan me niet omdraaien. Dat pijnlijke beeld, van Lisa en die jongen, lippen tegen elkaar, staat nog steeds op m’n netvlies gebrand.
Door de ogen van Tom: ‘Bill, Bill, kom terug!’ Ik roep tevergeefs, hij kijkt om maar doet geen aanstalten om terug te komen. Wat was er dat hem zo deed doorslaan, wat is er toch met mijn broertje aan de hand? Voor de eerste keer in m’n leven snap ik niet wat er allemaal gaande is in zijn hoofd. Ik ren achter hem aan, maar hij is te snel. Ik ben nooit goed in sport geweest. Georg en Gustav komen naast me staan en die hebben mogelijk nog minder besef van wat er gebeurd. ‘Bill, Bill, waar ben je?’ Ik loop in de richting waar hij is verdwenen. ‘BIIILLL!’ Ik krijg geen antwoord.
Door de ogen van Bill: Ik hoor mijn naam echoën door de verlaten straten, maar het dringt niet tot me door, dat men wel degelijk naar mij roept. Ik ren, nog steeds, de koude snijdt langs m’n gezicht, voor de zomer is het wel verschrikkelijk koud. Wat doe ik toch? Ik ken deze stad helemaal niet, hier weglopen is gekkenwerk! Met mijn oriëntatiegevoel loop ik 100 procent zeker verloren. Maar dan ben ik tenminste weg van wat er daarjuist is gebeurd. Ik struikel en met een knal beland ik op de harde stenen. M’n knieën branden en m’n hoofd suist. Pas nu komt mijn verstand terug. Waar ben ik mee bezig? Ik zet me neer, tussen de achtergelaten blikjes en ander afval. De vieze geur dat het verspreidt dringt niet tot me door. Ik zit, in het donker, in een onbekende stad, helemaal alleen, en heel zachtjes, huil ik.
Door de ogen van Tom: Ik weet dat het gek is om in het donker achter Bill te gaan, maar ik kan hem niet aan zijn lot overlaten. Het roepen heb ik opgegeven, ik krijg toch geen antwoord. Tezamen met Georg en Gustav loop ik door het steegje waarin Bill zonet verdwenen is. Hij kan overal zijn. Deze stad is een doolhof voor ons. Waarom wouden wij ook zonodig vanavond uit gaan?! Ik wou dat David bij ons was, ookal kan hij ‘soms’ moeilijk doen, hij weet hoe hij benarde situaties moet aanpakken. Maar we kunnen beter Bill terug vinden, want teruggaan naar het hotel zonder Bill zit er echt niet in. David vermoordt ons als hij hoort dat we zonder zijn toestemming erop uit zijn getrokken. Abrupt sta ik stil. Georg vloekt stil als Gustav tegen hem aanbotst. Die jongens volgen me toch bij alles dat ik doe, net het zelfde wat Bill en ik bij hen zouden doen natuurlijk. Weer hoor ik een snik, stil, gedempt, maar toch hoorbaar. Omdat het zo herkenbaar is. Het is jaren geleden dat ik die nog hoorde, maar toch zie ik alles nog zo voor me. Bill als 14jarige die thuiskomt van school, ik was ziek en bleef dus thuis. Bill die snikkend thuiskwam, boos roepend dat men hem altijd moest hebben. Dat hij het beu was, hij huilde nog twee tranen en verbeet zich. Hij zwoer toen dat hij nooit mijn op zijn dak ging laten zitten. Die vrijdag was de laatste keer dat ik hem heb zien wenen.
Door de ogen van Bill: Voetstappen naderen, maar ik heb de fut niet om m’n hoofd op te heffen. Drie paar zo bekende schoenen komen voor me staan. Ik verbijt me meteen, en droog m’n ogen. ‘k Ben blij dat ik geen make-up aanheb, of ik zag er mogelijk nog erger uit. Ik stel me recht en Tom vangt me op als ik weer door mijn benen zak. Maar al rap heb ik me herstelt, achter elkaar, eerst Tom, dan ik, Georg en Gustav, slenteren we terug in de richting van de Mojito. Ik probeer m’n gezicht af te wenden, maar ik heb al gezien wie er in de deuropening staat. Lisa. Weer breekt er iets vanbinnen, maar deze keer is het niet mijn hart, deze keer is het iets anders. Ik voel weer kracht in mij, zoals een vijftal jaar geleden. Tom is er vandaag niet bij, deze keer sta ik er helemaal alleen voor. Ze lachen nu nog harder dan anders, fluisteren niet meer, maar zeggen het gewoon in mijn gezicht. Ik hou me groot, maar vanbinnen ween ik. Waarom ik, waarom? Ik ben anders, dat ontken in niet. Maar als dit nu is wie ik ben, waarom mag ik mezelf niet zijn? Zij zijn allemaal hetzelfde, zij zijn hier de slechten en toch word ik zo hard aangepakt. Dat kan niet, dit is fout! Thuis stort ik helemaal in, maar ik weet dat na deze dag alles anders zal zijn. Vanaf nu zal ik van me afbijten, zal ik voor mezelf en m’n broer vechten. Het is genoeg geweest, ik heb genoeg verdragen, maar nu, nu ben ik het beu! Ik knijp in mijn broer z’n hand, recht m’n rug en voel die kracht weer door me stromen. Iemand die me verdriet doet, is mijn liefde niet waard, denk ik, terwijl ik de laatste keer naar Lisa kijk.
super mooi