Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » One Direction » Ruïne » 1 februari 2010

Ruïne

11 dec 2013 - 17:41

1532

6

435



1 februari 2010

Het landschap was grauw. De bomen waren kaal en de struiken eveneens. Grijze wolken sierden de hemel en de bladeren die op de grond lagen, hadden hun betoverende herfstkleuren reeds ingeleverd voor verschillende tinten nietszeggend bruin. Dood, verval. Eindigheid.
De gelijkenis deed Harry pijn en hij zuchtte. Zijn voetstappen trokken sporen over de sompige bosgrond. Sneeuwvlokjes kleefden in zijn haar en in zijn sjaal. Handschoenen droeg hij niet, dus had hij zijn handen tegen de kou in zijn jaszakken gestoken. Er zat een steentje in, dat hij ooit van Zayn had gekregen. Een jaar geleden. Bijna een jaar geleden. Hij had zich er niet toe kunnen zetten het weg te gooien, ondanks alles.
Terwijl hij door het bos dwaalde, was hij eigenlijk wel blij dat het er nog in zat. Zo had hij tenminste iets te doen. Met zijn vingers draaide hij het steentje namelijk almaar om. En om, en om, en om. Hij probeerde het uit alle macht in te drukken, te verpulveren. Door midden te breken, maar het lukte hem niet. De steen bleef in tact, hoe hard hij ook probeerde. Net als de herinnering.
Uiteindelijk kwam hij aan waar hij moest zijn – waar hij wilde zijn. De bakstenen muren staarden hem aan, vertrouwd en toch vreemd. De begroeiing was veranderd en er waren hier en daar nog meer brokstukken naar beneden komen zetten. Vroeger had hij het uit zijn hoofd gekend. Elk scheurtje in de muur, elke afgebrokkelde steen. Elk plantje, elk restje hout.
In grote lijnen was het nog wel hetzelfde, maar de kleine dingetjes waren veranderd en dat maakte het verschil. De gelijkenis was pijnlijk.
Harry wist niet wat hij verwacht had. Natuurlijk had hij niet verwacht dat Zayn en Louis op hem zouden zitten wachten, maar hij had het wel degelijk gehoopt. Hij had het immers gewenst en hij had alle kaarsjes uitgeblazen en zich vervolgens met al zijn kracht vastgehouden aan de wanhopige kinderlijke wetenschap dat zijn wens uit zou komen. Het moest; hij had alle kaarsjes uitgeblazen.
En zelfs terwijl hij daar stond, terwijl hij met zijn eigen ogen zag dat er echt helemaal niemand zat waar ze altijd met zijn drieën hadden gezeten, bleef hij hopen. Misschien hadden ze zich verstopt. Misschien hadden ze zich achter de bosjes verscholen en zouden ze tevoorschijn springen zodra hij de wanhoop nabij was. Misschien moest hij naar de andere kant lopen, waar de deur was, en hadden ze daar een Welkom Thuis-banner gespannen en wachtten ze hem op met een zelfgemaakte taart. Misschien zaten ze binnen en moest hij het ongekende gevaar trotseren om beloond te worden met een weerzien.
En misschien, heel misschien, waren ze er niet en zouden ze ook niet komen, waren wensen en kaarsjes uitblazen alleen maar sprookjes, of werkten ze alleen maar op kleine kinderen, net als de Kerstman. En de paashaas. En sinterklaas.
Heel even vroeg Harry zich af of hij de jongens niet al die tijd verzonnen had. Waren ze al die tijd alleen maar hersenspinsels geweest? Verzonnen, onzichtbare vrienden?
Snel zette hij die gedachte weer van zich af. Nee, één ding wist hij zeker: hij had Louis noch Zayn verzonnen. Ze waren allebei echt geweest. Nog steeds, ook al wist hij niet waar ze waren.
Schoorvoetend overbrugde de jongen de laatste paar meter naar de muur. Heel even staarde hij ernaar, alsof hij gehypnotiseerd werd door het verleden. Vervolgens stak hij zijn hand uit, voorzichtig, vingers gestrekt. De ijskoude stenen tintelden onder zijn half gevoelloze huid, zodra hij contact maakte.
Verslagen sloot Harry zijn ogen. In gedachten zag hij vonken ontstaan tussen zijn eigen vingers en de muur. Hij zag hoe het steen onder zijn bevroren huid wegsmolt. Er ontstond een holte, steeds groter, tot hij erdoorheen kon kruipen. Aan de andere kant zag hij een gezicht. Twee donkere ogen die hem lachend aankeken. Protesterend geroep toen een kleiner persoon de lachende jongen wegduwde, zelf plaatsnam op dezelfde plek en Harry toelachte. ‘Kom,’ spraken de lichte ogen, maar de mond bewoog niet en er was geen geluid.
Harry opende zijn ogen weer, voorzichtig, en veronderstelde dat er niets veranderd was. De muur was er nog steeds en er was geen gat en er waren geen ogen. Helemaal niets.
Teleurgesteld trok Harry zijn hand terug en hij dwong zijn voeten hem rond de ruïne te leiden. De begroeiing was belachelijk dichtbij gekomen in de maanden dat hij er niet geweest was. De planten schampten zijn handen, sommige boomtakken zelfs zijn gezicht en zijn spijkerbroek bleef regelmatig hangen in het dorre hout. Gelukkig waren er geen bladeren.
Het feit dat er zo veel planten waren om hem tegen te werken, deed de moed steeds verder in zijn schoenen zakken. Ze zouden hem hier niet doorheen laten ploeteren, toch? Ze zouden het risico toch zeker niet nemen dat hij het opgaf en dat zij voor niets een verrassing hadden uitgezet?
Na anderhalf rondje was Harry er vrij zeker van dat Louis en Zayn inderdaad niet verstopt zaten achter de struiken. Dat betekende dat er nog maar één mogelijkheid was: ze zaten binnen.
Of ze waren er niet, maar die optie weigerde hij onder ogen te zien.
Louis had hen altijd verboden naar binnen te gaan. Het was te gevaarlijk, zei hij. De kans dat het in zou storten was te groot.
Harry twijfelde, heel even. Toen besloot hij dat het weinig uitmaakte en zette hij zijn eerste pas over de drempel. Nou ja, dat was niet helemaal waar, maar het was de eerste keer zonder dat Zayn er was om hem te waarschuwen. Het was ook de eerste keer dat hij oprecht van plan was om verder te gaan dan die ene pas over de drempel.
In zijn hoofd hoorde hij Louis al vloeken en tieren als hij erachter kwam. Roekeloos, onverantwoordelijk, suïcidaal. En dergelijke.
Maar Louis was er niet en Louis zou er ook nooit achter komen. Dat realiseerde Harry zich op het moment dat hij over de drempel stapte. Louis was er niet. Zayn ook niet. Hij was alleen en hij ging niet naar binnen om zijn vrienden te vinden, maar om zichzelf te bewijzen dat hij niet meer aan hen vastzat. Louis’ woorden deden hem niets meer. Hij ging naar binnen, ook al had de jongen hem altijd verteld dat dat te gevaarlijk was. Nee, hij ging naar binnen omdat Louis het had gezegd.
Niet dat het uitmaakte.
Eenmaal binnen voelde Harry zich gevangen. Zijn ogen moesten wennen aan het duister en door de ramen, kieren en gaten kwam vanwege de dichte begroeiing en de bewolking vrij weinig licht naar binnen.
Eigenlijk wist hij niet wat hij met zichzelf aanmoest. Hij wist niet waar hij heen moest en hij wist niet wat voor beesten er rond zijn voeten kropen en hij hoorde geritsel en voetstappen en hij dacht dat het zijn verbeelding was maar dat was het niet.
‘Hallo,’ sprak een stem achter hem. Het klonk zachtjes, jong. Hoog, maar niet zoals Louis. Kinderlijk, maar toch al best wel wijs.
Geschrokken draaide Harry zich om en in de duisternis achter zich kon hij een kind onderscheiden. Hij zag haar lange, blonde haren, haar magere beentjes en haar kleine lichaampje, de winterjas die veel te groot was. ‘Hallo,’ stamelde hij. Daarna bleef het stil, ongeveer een minuut lang, toen vroeg het meisje: ‘Wat zoek je?’
‘Wat?’ vroeg Harry ontzet. Hij verwachtte half om half dat het kind op hem af zou komen rennen en haar tanden in hem zou zetten. Ze had iets bovennatuurlijks over zich heen, hoewel dat waarschijnlijk aan de belichting lag.
‘Je ziet eruit alsof je iets zoekt,’ legde ze uit.
‘Oh, ja, nee,’ stamelde Harry. ‘Nee, ik zoek niets.’
Het meisje knikte. ‘Ik heet Phoebe,’ zei ze, terwijl ze haar hand naar hem uitstak. Harry aarzelde even, vertrouwde haar nog steeds niet helemaal. Toen besloot hij dat ze een kind was en waarschijnlijk geen kwaad in de zin had. ‘Ik ben Harry,’ zei hij dus, terwijl hij haar hand schudde. Ze was koud, maar dat was hij zelf waarschijnlijk ook. Het was hooguit enkele graden boven nul.
‘Hoe oud ben je?’ vroeg Phoebe, terwijl ze haar hand zachtjes terugtrok.
‘Zestien, sinds vandaag.’
‘Ben je jarig?’
‘Ja.’
‘Gefeliciteerd.’ Het meisje struikelde enigszins over de lettergrepen, maar Harry herkende het woord alsnog. ‘Dank je,’ zei hij dus.
‘Waar zijn je vrienden?’
‘Huh?’
‘Je verjaardag vier je toch met vrienden?’
‘Ja,’ beaamde Harry, weinig enthousiast.
‘Hé,’ begon het meisje toen, terwijl ze een sprongetje maakte en haar lippen tot een grijns trokken. ‘Ik wil je vriendin wel zijn. Zullen we samen spelen?’
Harry staarde haar aan, nog steeds een beetje overdonderd door haar plotselinge aanwezigheid. Hij snapte niet wat een kind van haar leeftijd op een plek als deze deed. Hij snapte niet dat haar ouders haar hadden laten gaan.
Misschien was ze wel weggelopen.
Harry realiseerde zich dat het hem eigenlijk vrij weinig uitmaakte. Het meisje had wel een punt, ergens. Nu hij eenmaal zeker wist dat Louis en Zayn er niet waren, had hij eigenlijk wel behoefte aan een beetje gezelschap. ‘Is goed,’ stemde hij dus in. ‘Wat wil je spelen?’

Super, super, super bedankt voor de lieve reacties op het vorige hoofdstuk! Ze zijn niet alleen heel lief, maar ook nog eens onderbouwd. I like that - dan weet ik wat jullie goed (en fout) vinden. I eh - yeah. Thanks! <3
Ik hoop dat de rest van het verhaal jullie niet teleurstelt.


Reacties:

1 2

1Dlovez
1Dlovez zei op 11 dec 2013 - 17:56:
*snik* WAAROM ZIJN ZE ER NIET. *huilt*