Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Harry Potter » Crucial Moments » Fred Wemel

Crucial Moments

28 dec 2013 - 20:11

2820

3

413



Fred Wemel

Dit is het verhaal van Fred Wemel, de avond waarop de Slag om Zweinstein plaatsvond .

Het is midden in de nacht wanneer ik wakker schiet. Mijn haren, mijn gezicht en borst zijn nat van het angstzweet. Ik heb weer bar gedroomd besef ik onmiddellijk: de laatste maanden kan er geen week voorbij gaan zonder dat ik ’s nachts wakker schiet na een droom vol gegil en lichtflitsen met aan het einde een gigantische explosie.
Ik ga rechtop zitten en kijk om me heen. Ik ben wakker geworden op de plaats waar ik ben ingedommeld: in de Tovertweelings Topfopshop die ik samen met mijn broer George heb opgericht. Gelukkig, ik ben niet ontvoerd door een nest bloeddorstige Dooddoeners die de grap omtrent onze Eetbare Duistere Tekens niet konden pruimen. Op de matras naast me ligt mijn tweelingsbroer George – of Eénoor zoals ik hem tegenwoordig placht te noemen – vredig te slapen. Zonder hem te storen sta ik op en controleer ik voor de zekerheid of de Wegisweg geen Doodoenersweg is geworden. Ik en George slapen tegenwoordig boven onze winkel, tussen onze spullen uiteraard. Onze fopshop loopt nog altijd als een trein en een gigantische voorraad aan fopartikelen is absoluut nodig willen we niet in één-twee-drie uitverkocht zijn. Ik strompel voorbij een grote doos hangoren en bots bijna tegen een volumineuze stapel van onze allernieuwste promotie: Boerende Bubbelgum en Knallende Kauwgum. Pas wanneer ik het volledige gebouw heb doorzocht ben ik het zeker: mijn droom was daadwerkelijk een droom en geen voorbode van naderend onheil.
Wanneer ik me weer naast Mijn-Broer-Met-Het-Ene-Oor vlei merk ik plots een gouden gloed op onder een stapel Spijbelsmuldozen. Als door een wesp gestoken spring ik overeind en duw ik de vele dozen opzij op zoek naar de oorzaak. Al vlug vind ik twee gouden galjoenen die warm aanvoelen en een doffe gloed afgeven. Wanneer ik de galjoenen aanraak verschijnen volgende woorden in grote kattenkrabbels op de rand.
“Harry Potter is in Zweinstein, kom vlug! In de gelagkamer van de Zweinskop is er een geheime gang naar onze schuilplaats!”
Ik weet wat me te doen sta: ik wek mijn lieftallige tweelingbroer en duw de gloeiende galjoen onder zijn neus. We trekken zo snel als mogelijk onze kleren aan, nemen vlug enkele lieftallige spulletjes mee uit onze Topfopshop en hollen de straat op. Eenmaal op de koude straatstenen kunnen we verdwijnselen. Nog geen seconde later verschijnselen we in de gelagkamer van de Zweinskop. De waard van de kroeg, Desiderius is in alle staten.
‘In hemelsnaam nog aan toe!’ foetert hij vanonder zijn warrige, grijze baard. ‘Wat denken jullie wel dat dit is? Een duiventil?’
‘Rustig aan Desiderius,’ zegt een bekende stem ‘Wanneer we klaar zijn met Jeweetwel komen we nog effen eentje bij je drinken.’ De woorden zijn afkomstig van Loe Jordaan onze beste vriend en vertrouweling. Vanonder zijn dreadlocks kijkt hij ons grijnzend aan. ‘Daan en die malle Loena zijn al vertrokken naar het kasteel, maar ik wou per se blijven om jullie te verwelkomen.’ zegt hij en hij wijst naar een geheime gang die verscholen zit achter het levensgroot portret van een jong meisje. ‘Mooie gang heb je me daar,’ mompelde George waarderend ‘Volgens mij kennen wij ze zelfs niet. Waar komt deze uit?’
‘De Kamer van de Hoge Nood.’ Gromt Desiderius met tegenzin.
Zijn woorden zijn nog niet koud of er klinkt een BENG en het volgende moment staat onze jongere zus Ginny in de gelagkamer. Haar ogen glinsteren vrolijk als ze ons ziet. ‘Hoi iedereen,’ zegt ze ontspannen alsof we op weg zijn naar een feestje en niet naar een gevecht. ‘Mam en paps komen ook, evenals Bill en Fleur. Het kan nog eventjes duren want Fleur moet eerst ‘aar ‘aren nog ‘oed steken.’
Nog voor Desiderius zijn verontwaardiging kan laten blijken weerklinkt er weer een dreun en verschijnt Cho Chang de voormalige zoeker van Ravenklauw. Ze krabbelt overeind en lost een stroom van vragen op ons ‘Is het waar? Is Harry in het kasteel? Wordt er nu al gevochten?’
‘Geen idee,’ antwoordt George ‘Maar als je meegaat door deze geheime gang dan zullen we het direct weten.’ We nemen afscheidt van de slechtgeluimde Desiderius die enkele verwensingen bromt vanonder zijn baard en klauteren in de geheime gang. Ik ga als eerste en bemerk dat het eerste gedeelte bestaat uit een smalle trap die stijl naar beneden gaat. Wanneer ik de trap afga valt me op dat deze gang erg verschilt van alle andere geheime gangen die naar Zweinstein leiden. Deze geheime gang is schoon en de wanden worden verlicht door sierlijke koperen lantaarns. Beneden aan de trap is de gang net groot genoeg om rechtop te kunnen lopen. De wanden zijn zeer smal en onze voetstappen echoën tegen de gepolijste wanden van de tunnel. We stappen flink door en na tien minuten gaat de tunnel weer omhoog. Even later zien we een opening opdoemen: het einde van de tunnel. Eenmaal bij de uitgang worden we verwelkomt door diverse leerlingen van Zweinstein. Ze zien er allemaal opgewonden uit en vertegenwoordigen alle jaren en afdelingen van Zweinstein: uitgezonderd het Zielige Zwadderich uiteraard. In het midden van de ruimte zien we Harry Potter staan. We hebben Harry al maanden niet gezien en het verbaast me niet dat hij er nog bleker en magerder uitziet dan anders, maar we zijn blij dat we hem zien.
‘Desiderius begint een beetje chagrijnig te worden,’ hoor ik mezelf zeggen ‘Hij wil slapen, maar er marcheren constant mensen door de kroeg.’ Mijn gevoel voor humor wordt onthaalt met waarderend gelach en George stapt op Harry af om hem een broederlijke klap op de schouder te verkopen. ‘Wat is het plan?’ vraagt hij tevens aan Harry.
‘Plan?’ zegt Harry duidelijk verbluft door al het volk dat plotseling komt opdagen om zich aan hem te vergapen ‘Er is geen plan.’
‘Dus we zien wel als het zover is? Zo mag ik het horen!’ glimlach ik hem bemoedigend toe. Ik knik joviaal naar mijn jongere broer Ron en Hermelien die ook van de partij zijn en al even verward kijken als Harry. Om de druk wat van hun schouders te halen beginnen ik, George en Loe Jordaan een rumoerig onderonsje zodat de aandacht tijdelijk van Harry wordt weggetrokken.
‘Ja we zijn heel blij dat we Harry nog eens zien,’ Begin ik ‘Toch hadden we stiekem meer van hem verwacht: in het laatste nieuws dat tot onze – al dan niet gehavende oren – is gekomen, werd beweerd dat Harry Goudgrijp had bestolen en was ontsnapt op de rug van een draak. Harry ziet er op het eerste zicht niet uit alsof hij diverse koboldenaanvallen heeft overleefd en er valt zelfs niet één schroeiplekje op zijn wezen te bespeuren.’
‘Maar anderzijds zijn we blij hem weer te zien en opgelucht dat hij nog leeft.’ Vervolgt George en de menigte begint te lachen. ‘Hoe is het trouwens nog met onze geliefde Severus Sneep? Heeft hij nog last gehad van bijtende shampooflesjes uit de Tovertweelings Topfopshop? En met Vilder? We stuurden hem deze kerst nog een van onze dozen met Beziekende Bonbons, maar hebber er sindsdien niets meer van gehoord.’
Ons plan slaagt: we zien hoe Harry, Hermelien en Ron de koppen bijeen steken en enkele minuten later op de proppen komen met de reden waardoor ze Zweinstein vereren met een bezoekje. Hun verhaal is warrig en het komt erop neer dat ze iets zoeken in opdracht van Perkamentus. Iets dat zou kunnen helpen om Jeweetwel voorgoed te vernietigen. Ofschoon enkele leerlingen Harry nogal bedenkelijk aankijken, heb ik het grootste vertrouwen in Harry: hij heeft al vaker getoond dat hij het hoofd koel kan houden in benarde situaties en als hij informatie heeft gekregen van Perkamentus dan kan het niet slecht zijn. Uiteindelijk komt Loena over de brug met mogelijks cruciale informatie en even later begeleidt ze Harry naar de toren van Ravenklauw. Een halfuur - en vermoedelijk enkele inzinkingen van Desiderius - later is de Kamer van Hoge Nood tjokvol mensen: ma en pa zijn gearriveerd evenals onze ouder broer Bill en zijn lieftallige echtgenote Fleur wiens haar er zoals altijd formidable uitziet. De rest van het onderonsje bestaat uit leden van de orde en teamgenoten van het oude Zwerkbalteam. Wanneer Harry terug in de Kamer komt is zijn verwarring duidelijk nog groter, maar hij lijkt ook ongeruster. In de korte mededeling die volgt krijgen we te horen dat onze ergste vrees waarheid wordt: Jeweetwel weet dat hij hier is en is onderweg. Iedereen houdt zijn adem in: het wordt vechten op leven en dood.
Enkele uren later sta ik in een gang samen met mijn broer Percy waarmee ik me op wonderbaarlijke wijze heb verbroederd. We zijn stil en van op het schoolterrein weerklinkt gegil en gekrijs gevolgd door enkele oogverblindende lichtflitsen en knallen die heel het kasteel doen daveren op zijn grondvesten: het strijd tegen Jeweetwel is eindelijk begonnen. Ik en Percy staan bij een portret van dansende biggetjes die en geheime gang herbergt die uitkomt vlakbij de kasten van kruidkunde. Het is een kwestie van tijd eer de eerste dooddoeners van deze gang gebruik zullen maken om het kasteel binnen te dringen. Percy heeft de ingang van deze tunnel enkele malen magisch verzegelt en ik heb er voor de lol nog een weerbarstige boeman aan toegevoegd. Na een tiental minuten waarbij het geschreeuw en het aantal explosies op het schoolterrein onheilspellend toeneemt, weerklinkt er ook gestommel achter het doek. Even later verscheurt een zilverkleurige vloek het doek. Twee dooddoeners en een kobold rollen Zweinstein binnen. De ene dooddoener springt overeind en gilt angstig: ‘Crucio… crucio…’
De boeman die de vorm heeft aangenomen van een bloeddorstige kobold is echter bestand tegen de vervloekingen en krast wraakzuchtig terwijl hij met een bebloed mes boven zijn hoofd zwaait.
‘Avada Kedavra.’ Gromt de tweede dooddoener die met zijn stok zwaait. Een groene lichtflits verscheurt het duister en de boeman transformeert in een gillende feeks.
‘PARALITIS.’ Krijsen ik en Percy in koor en we schakelen de twee dooddoeners tegelijkertijd uit. De gillende feeks keert haar lelijke gezicht naar ons toe, kijkt Percy aan en verandert vervolgens in: onze moeder die duidelijk buiten zinnen is. Alsof dat nog niet genoeg is gaat de imitatie van onze moeder ook nog tekeer zoals onze moeder:
‘Wangedrocht!’ krijst Molly Wemel tegen Percy ‘Je bent een schande voor de familie! Een schande! Ik wil je nooit of te nooit meer zien!’ Ze zwaait wilt met haar handtas boven haar hoofd en het speeksel vliegt uit haar mond terwijl ze verder buldert. ‘Ondankbare vlegel! Vuile verrader!’
‘Meen je dat nou?’ grijns ik tegen Percy, die bleek is geworden, maar al bij al de humor er nog van inziet. Op dat ogenblik verschijnen er nog twee dooddoeners uit de geheime gang en het volgende moment kijken ze verbijsterd naar het gedaante van de kleine, mollige heks die uitzinnig staat de schelden.
BENG
De boeman verandert weer van gedaante en is nu een imitatie van een bulderende draak die heel de ruimte vult. Helaas betekent dit dat de dooddoeners weten waarmee ze het aan de stok hebben en in één zwaai van een toverstok verandert de draak in een piepkleine hagedis.
‘Paralitis.’ Brullen ik en Percy opnieuw. Eén dooddoener wordt geraakt, maar de andere pareert de lamstraal en spreekt zo vlug als kijken een vervloeking uit. Ik en Percy duiken weg en de vloek verbrijzelt de muur achter ons. Ik hoor Percy de vloek van de totale verstijving gebruiken, maar een doffe dreun laat weten dat deze doel gemist heeft. In tussentijd zijn er nog eens twee dooddoeners verschenen plus een bloeddorstige weerwolf: Fenrir Vaalhaar. De dooddoeners vuren de ene vloek na de andere af en ik en Percy zijn gedwongen om ons te verschuilen achter een schildspreuk. Het volgende moment valt een van de dooddoeners voorover: hij kronkelt wat en het volgende ogenblik zien we hoe zijn gezicht snel begint op te zwellen… De spreuk is afkomstig van Kasper Krauwel die aan de andere kant van de gang verschenen is. Hij heeft zijn toverstok nog in de hand en lijkt verbijsterd om zijn eigen lef.
‘AAAAARG’ Fenrir Vaalhaar stormt op de jongen af die niet anders weet dan angstig te gillen.
‘Levicorpus’ roep ik in de hoop Kasper te redden. Alsof hij vastzit aan een vislijntje stijgt de weerwolf op en blijft hij vlak onder het plafond zweven. ‘Haal me neer.’ Grauwt hij terwijl hij met zijn klauwen in het rond zwaait. ‘Haal me neer!’
Een van de dooddoeners probeert me te vervloeken, maar een vloek van Percy treft hem in de buik. Net als zijn voorhanger valt hij voorover, en vervolgens begint hij op een snel tempo slakken te braken. De laatst overgebleven dooddoener verweert zich als een duivel in een wijwatervat en strooit in het wilde weg met bezweringen, aan zijn voeten beginnen de twee bewusteloze dooddoeners zich weer te verroeren.
‘MAAK DAT JE WEGKOMT!’ krijst Percy tegen Krauwel toen de vloek des doods hem op een haartje na miste ‘JE MAG HIER NIET WEZEN! RED JEZELF!’ Kasper laat het zich geen twee keer zeggen en sprint de gang uit. Ik en Percy doen wat we kunnen om de laatste dooddoener uit te schakelen, maar hij is gewoon te sterk: hij pareert al onze spreuken met een achteloos gebaar en zijn vervloekingen verbrijzelen op een snel tempo muren en vloerstenen…. Plotseling komen de twee eerste dooddoeners weer overeind, de tweede neuzelt enkele woorden en het volgende moment staat de hele gang in lichterlaaie. We duiken weg en zetten het op het lopen. We rennen de gang uit, gaan zo snel mogelijk de trap op en vlak voor we helemaal boven zijn horen we het geluid van nagels op stenen. Fenrir Vaalhaar zit ons op de hielen! Percy lost een lamstraal, maar die mist doel.
‘Confundo!’
Fenrir houdt halt en rent vervolgens de andere richting uit. Mijn waanzichtspreuk heeft gewerkt! Ikzelf neem vlug een doosje Instant Duistergruis en strooi de inhoud ervan uit op de trap. De hele ruimte vult zich in een dikke, zwarte mist. Dat zal onze achtervolgen wel een tijdje zoet houden. Aan de geluiden rondom ons horen we echter dat wij niet de enigen zijn die Voldemorts handlangers hebben laten binnenkomen. Overal in het kasteel weerklinkt nu geschreeuw en het geluid van glas dat verbrijzelt wordt. Uit de andere gang lopen enkele Huffelpufs op ons af: velen van hen zitten onder de schrammen. ‘Ze zijn binnen geraakt op de vierde verdieping!’ roepen ze ons toe ‘Ze hebben bezemstelen!’ Via een geheime gang komen we uit op de zevende verdieping vlakbij de kamer van de Hoge Nood. De Huffelpufs rennen verder om elders versterking te bieden: ik en Percy blijven om de kamer van de Hoge Nood te beschermen indien nodig.
Niet veel later vliegen de dooddoeners ons weer rond de oren tot groot ongenoegen van de portretten die vlakbij hangen en maken dat ze wegkomen. Ik en Percy noemen echter niet voor niets Wemel en we vechten als leeuwen. Ik neem de tactiek over van de dooddoeners en begin lukraak vervloekingen in het rond te strooien waardoor de gang in geen tijd in puin wordt herschapen. Stee brokken en glasscherven vliegen her en der: ze hinderen mij en Percy, maar onze tegenstanders evenzeer. Al bij al moet ik zeggen dat mijn broer Percy als gewezen hoofdmonitor verassend veel vervloekingen kent: één van de heksen die voor ons staat krijgt een gezicht vol pulserende, gele tentakels wanneer zijn vloek haar gelaat raakt, bij een andere tovenaar die ik herken als Arduin komt er fluitende stoom uit de oren nadat Percy met hem klaar is. Mijn toverstokhand zit onder de schrammen als plotseling Harry, Hermelien en Ron weer opduiken, ze zitten onder het roet en zijn buiten adem, maar allen kijken ze voldaan. Ik en mijn broer hebben echter geen tijd voor een gezellig onderonsje: we hebben nog drie snoodaards te gaan. Plotseling glijdt de kap van een van hen af en zien we het gezicht van Dikkers: de minister van toverkunst en de baas van Percy. Percy lijkt zich echter niet te storen aan diens aanwezigheid.
‘Hallo minister!’ roept hij vrolijk boven het rumoer uit ‘Heb ik al gezegd dat ik mijn ontslag neem?’ Alsof hij plotseling gezegend is met gevoel voor humor behekst hij de minister zodat die er plots gaat uitzien als een groteske, gele kogelvis.
‘Dat was een grap!’ roep ik voor ik er zelf erg in heb. ‘Dat was echt een grap Perce… Volgens mij heb ik je geen grap meer horen maken sinds…’
Maar nog voor ik kan uitvissen wannéér Percy eerder gevoel voor humor getoond heeft ontploft de volledige gang. Er volgt een gigantische lichtflits en een schokgolf die ons allen wegvaagt. Terwijl ik door de lucht zeil denk ik niet meer na over Percy’s eerdere gevoel voor humor maar aan de grappen die ik en George hebben uitgehaald, de vele familiemomenten in ons veel te kleine Nest, de donkere haren van Angelique Jansen tijdens het kerstbal, de Tovertweeling Fopshop… Als laatste bedenk ik me dat het waas om me heen: het gegil en de lichtflitsen verdacht veel lijken op de droom die me al een tijdje achtervolgt. Daarna denk ik niets meer.


Reacties:


Rebella
Rebella zei op 1 jan 2014 - 15:10:
O.
I'm speechless.
meer kan ik niet zeggen.


narcissa
narcissa zei op 29 dec 2013 - 16:06:
Arme Fred!!!.
ik moest echt lachen bij die eetbare duistere tekens.
en dat met Fred en Percy is echt leuk geschreven.
Go boemanMolly!!!
Rust zacht Fred
weer mooi gedaan en nu die van mijn naamgenote lezen.


Rukia
Rukia zei op 29 dec 2013 - 15:23:
Fred...Arme Fred
waarom
Percy zijn boeman is Molly??????