Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Harry Potter » Crucial Moments » Narcissa Malfidus

Crucial Moments

29 dec 2013 - 14:07

2413

3

392



Narcissa Malfidus

Dit is het verhaal van Narcissa Malfidus tijdens de Slag om Zweinstein waarbij haar zoon Draco vermoedelijk is omgekomen. De Heer van het Duister heeft de strijd voor een uur gestaakt en in dat uur dient Harry Potter zich over te geven om een tweede gevecht te verhinderen.

Het is dag op dag vijfentwintig jaar geleden dat ik en Lucius in het huwelijksbootje zijn gestapt. Het was toen een wondermooie dag en onze huwelijksfoto draag ik altijd bij me in een magisch amulet, vlakbij mijn hart. Op de foto staan ik en Lucius, beiden in het wit gekleed te glunderen met om ons heen onze dichtste bloedverwanten. Aan de rechterkant van de foto staat mijn oudere zuster Beatrix gekleed in een bloedrode jurk, haar donkere haren golvend over haar schouders . Op de foto is ze bloedmooi en kijkt ze uitdagend naar de camera met aan haar ene hand haar opvallende, gouden trouwring in de vorm van een slang. Ik herinner me nog dat ze de dag zelf lyrisch was over het feit dat haar jongere zusje ging trouwen met een bloed zuivere telg uit een gegoede toverfamilie, net zoals zijzelf enkele maanden eerder had gedaan. Achter mij en Lucius zie je onze pompeus kijkende ouders die duidelijk dezelfde mening toegedaan zijn. Aan de linkerkant van de foto staan twee timide figuren die ik herken als mijn neef Regulus Zwarts en mijn jongere zus Andromeda. Regulus Zwarts was toen nog een trouwe dienaar van de Heer van het Duister, net zoals mijn oudere zuster Beatrix, mijn schoonbroer, Lucius en alle andere heksen en tovenaars die ik kende, maar later zou hij verraad plegen en spoorloos verdwijnen. Op de foto draagt mijn jongere zus een lichtblauwe, golvende jurk en kijkt ze schuchter in de lens. Arme Andromeda, drie weken na mijn huwelijk verloofde ze zich met een smerige modderbloedje, en smeerde ze hem. De walging en verachting in de familie kon niet groter zijn.

Met tranen in de ogen kijk ik naar mijn trouwfoto die vervat zit in mijn amulet. De verkleinde figuurtjes zwaaien er voor eeuwig en zullen mij altijd doen herinneren aan een van de mooiste momenten in mijn leven.
Maar exact vijfentwintig jaar later er is geen reden tot feesten, echt niet. De Heer van het Duister die gebrand is op het gevangene nemen en doden van zijn grootste vijand Harry Potter heeft ons gezin tot uitschot verklaart. Nadat Lucius en later ook Draco er niet in slaagden de eisen van hun meester te vervullen, zijn we al ons aanzien verloren. Ons aanzien, ons vermogen, onze macht… alles heeft Hij ons afgenomen, het enige wat ons rest is ons zuivere bloed en Zijn beschimpende opmerkingen. Ik sluit mijn ogen en kijk om me heen: alle mensen die toen aanwezig waren op onze bruiloft, had ik aanzien als vrienden en bondgenoten, maar ik had me vergist: ze waren allemaal hielenlikkers van de Heer van het Duister. We krijgen van niemand nog respect, zelfs niet van de families Korzel of Kwast, die ons altijd op een voetstuk plaatste.

Tot gisterenavond had ik knarsetandend gehoopt dat ik en Lucius erin zouden slagen om Harry Potter in het nauw te drijven en uit te leveren aan onze meester, want dan zou alles weer zoals vanouds zijn. Maar Harry Potter was ons al meerdere malen door de vingers geglipt, wat onze positie binnen de dooddoenergemeenschap niet bepaald bevorderde. Vanavond was echter het bericht gekomen dat Potter was opgedoken binnen de muren van Zweinstein waar hij de Kraggers en Severus Sneep had weten te verjagen door het lerarenkorps tegen hen op te zetten. Dit nieuws had Hij-Die-Niet-Genoemd-Mag-Worden euforisch gemaakt door het vooruitzicht dat hij binnenkort komaf zou maken met zijn grootste vijand, maar ook razend omdat Potter blijkbaar belangrijke voorwerpen van hem had ontfutselt. We – en daarmee bedoel ik mezelf en alle andere dooddoeners – hadden onwilkeurig gebeefd toen onze Meester de situatie uit de doeken had gedaan. Hij wou en zou Potter deze avond nog doden en daarmee zouden wij hem een handje helpen. Zijn pogingen om te onderhandelen met de aanwezige leraren van Zweinstein: “Potter in ruil voor beloning” hadden niets uitgehaald, maar dat ergerde Hem niet, blijkbaar vond Hij het aangenaam om zijn kracht te kunnen demonstreren. In de uren die volgden was Zweinstein onder vuur genomen op alle mogelijke manieren: reuzen, dementors en een vijftigtal dooddoeners. Het leger drong het kasteel binnen en vochten er met iedereen die weerstand bood. Het gevecht was enorm hevig geweest: de leraren hadden de dooddoeners opgewacht samen met de leden van de Orde van de Feniks, de Strijders van Perkamentus en alle zevendejaars die bereidt waren om te vechten. In de strijd die volgde waren velen gesneuveld en was het kasteel half gesloopt. Na enkele uren had de Heer van het Duister de strijd gestaakt: Potter was niet gesneuveld of gegijzeld, ook al had menige dooddoener hem gezien. Hij-Die-Niet-Genoemd-Mag-Worden had Potter voor een ultimatum gesteld: zich binnen het uur vrijwillig overgeven of de strijd laten verder gaan en toezien hoe Zijn leger Zweinstein van de kaart veegt.
Het uur is nog altijd niet om en alle dooddoeners hebben zich rond hun meester geschaard in iets wat lijkt op een enorm spinnennest, te midden van Het Verboden Bos. De meeste dooddoeners die gewond zijn geraakt in de strijd zijn alweer aan de betere hand en kijken net als hun meester reikhalzend uit naar het ogenblik dat Potter zich komt overgeven. Ik beef onophoudelijk en tranen branden achter mijn oogleden. Maar het is niet het lot van Potter of Zweinstein dat me angst inboezemt, het is het lot van mijn enige zoon Draco… Voor zover we weten heeft Zweinstein al zijn leerlingen geëvacueerd in het nabijgelegen dorpje Zweinsveld, maar Draco was niet bij hen… Een andere optie is dat hij heeft meegevochten in het kasteel, maar aan wiens zijde? Niemand van ons weet waar hij is en niemand heeft hem zien strijden aan het front. De twijfels over Draco’s lot maken me wild van frustratie en alles verterend verdriet. Draco is mijn enige zoon, mijn bloed en ik hou meer van hem dan van wat dan ook. Hij symboliseert het geluk tussen mij en Lucius en moet later de familienaam verder zetten. Nog nooit ben ik zo bang geweest om Draco te verliezen. Ik huiver en kan niet voorkomen dat één enkele traan over mijn wangen rolt. Tijdens de Slag om Zweinstein heeft de Heer van het Duister het mij en mijn man verboden om Draco te gaan zoeken op het schoolterrein. De Heer is er blijkbaar van overtuigd dat Draco verraad heeft gepleegd en liet fijntjes weten dat in dat geval onze zoon ten dode is opgeschreven. De overige dooddoeners fluisteren ook dat hij misschien verraad heeft gepleegd zoals Andromeda en Regulus zoveel jaren geleden. Of dat hij gevlucht is. De familie Zwarts bevat nou eenmaal veel bloedverraders en door mijn toedoen stroomt het Zwarstenbloed door zijn aderen… Dat hij mogelijks de strijd ontlopen is en gevlucht is voor eigen leven, vind ik minder erg dan de gedachte dat hij dood is. Ik weet dat ik mijn gedachten zondig zijn voor een bloedzuiver heks en dat ik ze niet mag voelen, maar ik kan mijn moedergevoelens niet negeren: Draco is en blijf mijn zoon. Hoe langer, des te meer begin ik me af te vragen hoe mijn moeder erin slaagde om Andromeda uit haar leven en haar gedachten te bannen nadat ze met een dreuzeltelg was getrouwd.

Ik kijk naar mijn oudere zus Beatrix, ze is ouder geworden, maar daardoor nog niet minder fanatiek: ze aanbidt de Heer van het Duister en zou de grond waarover Hij gaat schoonlikken mocht Hij erom vragen. Ik kijk naar haar ingevallen gezicht en merk op dat vijftien jaar Azkaban haar niet alleen beroofd heeft van haar schoonheid, maar ook van haar gezond verstand. Haar ogen staan wazig en dromerig, zoals altijd als ze naar haar Meester kijkt. Geen haar op haar hoofd die zich zorgen maakt om haar enige neef, terwijl ze haar heer kan dienen! Stiekem walg ik van haar en hoe langer ik nadenk over haar gedrag hoe moeilijker ik het krijg om mijn gekokhals te onderdrukken. Beatrix zou Draco nog liever gedood zien in de strijd, dan moeten leven met de gedachte dat hij een bloedverrader was.
De minuten tikken voorbij en de dooddoeners beginnen onrustig te worden: het uur is bijna om en Potter is nog altijd niet komen opdagen. Mij kan het niets meer schelen of Potter zich overgeeft of niet, ik wil mijn zoon terug. Ik hou de hand van Lucius stiekem vast onder de plooien van onze mantels en besef dat ik de dooddoeners alleen nog maar kan verachten. Verachten omdat ze zo laf en volgzaam zijn, verachten omdat ze alleen maar uit zijn op eigengewin en niet om de zuiverheid van het bloed, verachting omdat velen van hen niet eens zo zuiver van bloed zijn als zijzelf beweren…
Het uur is om en de twee laatste dooddoeners voegen zich bij ons: Jeegers en Dolochov. Beiden maken een nerveuze indruk, ze hebben slecht nieuws te melden en de Heer van het Duister houdt nou eenmaal niet van slechts nieuws.
‘Hij is nergens te bekennen, Heer’ melden ze.
De Heer van het Duister zit voorovergebogen te midden van zijn volgelingen, met Zijn toverstok vastgeklemd in Zijn onnatuurlijk bleke handen .
‘Heer,’ Beatrix probeert Hem aan te raken en mijn maag keert om bij het horen van haar vlijende, zalvende stemgeluid.
‘Ik dacht dat hij zou komen,’ sprak Hij-Die-Niet-Genoemd-Mag-Worden tegen niemand in het bijzonder ‘Ik verwachtte dat…’
Een beangstigende stilte volgt, iedereen houdt nu zijn of haar adem in, biddend dat Jeweetwel niet in zijn woede zal ontsteken. Zijn gevreesde razernij blijft echter uit.
‘Blijkbaar… heb ik me vergist.’ Murmelde Hij en de verbijstering (of was het verslagenheid?) viel af te lezen van zijn lelijke gezicht.
‘Neen,’
Mijn hart maakt een sprongetje en Lucius laat verrast mijn hand los. Dooddoeners keren zich verschrikt om en aan de rand van het spinnennest staat niemand minder dan Harry Potter – alleen en geheel ongewapend. Harry is lang en mager met een gelaat dat volstaat van de schrammen en plekken die hij heeft opgelopen tijdens de strijd van de afgelopen uren. Zijn warrige, zwarte lokken verbergen nog net het bliksemvormige litteken dat hij heeft opgelopen tijdens zijn eerste confrontatie met de Heer van het Duister, de confrontatie die hij overleefde en die hem legendarische beroemdheid verschafte. Een steek van pijn gaat door mijn hart wanneer ik me bedenk dat hij even bleek is als Draco, en ook nog eens dezelfde leeftijd heeft.
Uit mijn ooghoeken zie ik Jeweetwels ontzet kijken naar de jongen die hij zoveel jaren terug wees heeft gemaakt. Ik zie hoe mijn zuster hijgend overeind springt, één en al vreugde om hetgeen komen gaat. De gevangen halfreus brult tegen Harry dat hij zichzelf moet redden, maar wordt vlug de mond gesnoerd door Bijlhout. De overige dooddoeners beginnen langzaam te grijnzen, sommigen durven het aan te lachen. Dan volgt Jeweetwel hun voorbeeld: zijn liploze mond krult zich om tot een monsterlijke glimlach.
‘Harry Potter,’ mompelt hij traag en bijna spottend. ‘De jongen die bleef leven.’ Langzaam heft Jeweetwel zijn toverstok, met zijn hoofd een beetje schuin nemen zijn bloedrode ogen de jongen op. Mijn maag trekt zich weer samen en ik betrap mezelf op het feit dat ik medelijden heb met de bleke jongen die moederloos en omringd door vijanden tegenover hem staat…
‘Avada Kedavra!’
De woorden des doods worden door de lucht gekrijst en een felle, groene lichtflits schiet uit de staf van de Heer van het Duister, maar dan gebeurt er iets vreemds… Iets dat niemand verwachtte, zelfs de Heer van het Duister niet. Een gigantische knal weerklinkt gevolgd door zilverwit licht en een gegil dat in ieders oren weergalmt. Zowel Harry als Jeweetwel worden van hun sokken geblazen en komen enkele meters verder terecht en blijven roerloos liggen. De commotie is compleet: Beatrix krijst als een krankzinnige, Fenrir Vaalhaar huilt als een wolf die levend gevild wordt en de overige dooddoeners roepen door elkaar.
Iedereen stuift af op het lichaam van Hij-Die-Niet-Genoemd-Mag-Worden om te kijken of hij nog leeft. Beatrix duwt meerdere mensen opzij om als eerste bij hem te zijn en werpt zich snikkend op zijn borst.
‘Wat is er gebeurt?’ vraag ik aan Lucius, maar die schudt zijn hoofd en kijkt verward naar het lichaam van Jeweetwel dat volledig aan het oog wordt onttrokken door de meute volgelingen die zich er rond schaart.
‘Geen idee, Cissy,’ stamelt hij ‘Geen idee.’
De minuten gaan voorbij en Beatrix brult als een gewonde leeuwin om haar meester. De overige dooddoeners lopen handwringend op en neer en suggereren spreuken die hun meester weer bij zijn positieven kunnen brengen. Dan na enkele minuten vertelt een triomfantelijke kreet van Beatrix dat Jeweetwel een teken van leven geeft. De zee van volgelingen gaat uiteen en ik zie hoe Hij langzaam overeind probeert te krabbelen gehinderd door een veel te behulpzame Beatrix die hem aankijkt alsof hij een vlees geworden god is.
‘Zo is het genoeg,’ weerklinkt de stem van Jeweetwel en alle dooddoeners stuiven uiteen, met uitzondering van Beatrix die geknield bij hem blijft zitten.
‘Heer laat mij,’ lisspelt ze vol overgave, maar Jeweetwel slaat haar hand weg. Mijn weerzin voor mijn eigen zus moet overduidelijk geweest zijn, want Jeweetwel kijkt me in de ogen en snauwt me toe: ‘Jij daar! Ga kijken! Zeg me of hij echt dood is.’ Hij zet zijn woorden kracht bij door een striemspreuk op me te lossen. De spreuk raakt mijn onderarm en ik kan een pijnkreet niet onderdrukken. Nijdig bijt ik op mijn onderlip en werp hem een blik vol haat en afkeer toe, maar ik doe wat me wordt opgedragen en stap op het lichaam af. Bladeren knerpen onder mijn schoenen en ik ben me ervan bewust dat iedereen naar mij kijkt. Ik kniel bij het lichaam neer en steek mijn hand onderzoekend onder zijn gewaad tot bij zijn borst. Even voel ik niets en voel ik een vlaag van oprecht verdriet voor een jongen die zoveel geleden heeft en vandaag meer moed heeft getoond om zijn vrienden te beschermen dan ik en Lucius om onze zoon te redden. Maar dan voel ik plots een hartslag. Ik hou mijn adem in, denkende dat ik al even labiel wordt als Beatrix. Ik beeld me echter niets in er: is een trage, maar regelmatige hartslag en wanneer ik zijn bleke, maar knappe gezicht bestudeer bemerk ik dat zijn oogleden zachtjes trillen. En dan overvalt de waarheid me, dat de jongen die de Vloek des Doods al eerder heeft overleefd, deze nogmaals heeft overleeft! En terwijl ik daar geknield zit bij de jongen die mijn zoon had kunnen zijn neem ik mijn besluit... dat de jongen die bleef leven, kost wat kost moet blijven leven…


Reacties:


Rebella
Rebella zei op 1 jan 2014 - 16:14:
Wow.
Dit is een van de momenten waarop ik gewild had het boek nog nooit gelezen te hebben en nogmaals te kunnen lachen, huilen om de pijn, om de vreugde.
Nu, wil ik dat omdat je het zo goed hebt weten te overbrengen.
En zo sterk!
Maar zoals Narcissa terecht opmerkte, is de naam niet Beatrix maar Bellatrix.
Echt waanzinnig!
xx
p.s. Snel verder met een melding?


Rukia
Rukia zei op 1 jan 2014 - 14:29:
dat ik hier niet eerder op geantwoord had, dit is gewoon zo mooi
je kunt het gewoon zo goed beschrijven
snel verder


narcissa
narcissa zei op 29 dec 2013 - 16:17:
Super mooi.
vond het altijd het mooiste stukje van het boek. Narcissa die Harry's leven red. super gedaan.
ik ben alleen wel een foutje opgemerkt. haar zus het geen Beatrix maar Bellartix.
haha, maar super gaaf. helemaal Narcissa.
I love it