Hoofdcategorieën
Home » Overige » schrijfwedstrijden » Mam!
schrijfwedstrijden
Mam!
‘Mam!’ Met tranen in haar ogen draaide ze zich om. ‘Wat?’ Ik keek haar aan, niet wetend wat ik zou moeten zeggen. ‘Dat dacht ik al.’ Weer draaide ze zich om. Opeens schoten de juiste woorden in mijn mond. ‘Ik kan dit niet zonder jou!’ Ik zag haar verstijven in de deurpost, niet wetend wat ze moest met mijn plotselinge openheid. Ik probeerde de tranen in mijn ooghoeken niet te laten stromen. Na nog een keer flink knipperen stopten de ergste tranen. Ze leek niet overtuigd te zijn van mij en liep verder. Ik leunde zwaar op de trapleuning omdat ik anders om zou vallen. Na nog enkele passen hield ik het niet meer. Ik liet de leuning los en viel op de grond. Stil bleef ik liggen, wachtend op het donker. Maar dat kwam niet, Ik krulde me op tot een bolletje en liet de tranen stromen. Achter mij sloeg een deur dicht en ik huilde nog harder. Na een paar minuten waren mijn tranen op. Ik probeerde op te staan maar viel halverwege weer op de grond. Er trok een pijn door de arm die mijn val had gebroken. Met mijn andere hand greep ik de trapleuning waar ik naast lag en trok me met mijn laatste kracht omhoog. Ik strompelde de trap op waar ik wonder boven wonder niet vanaf ben gevallen. Net toen ik dacht dat mijn kracht toch echt op was viel ik neer op mijn bed. Ik merkte hoe doodsmoe ik was maar ik weigerde om te gaan slapen. Ik kan niet slapen als zij buiten rond loopt. Mijn brein lichtte opeens een soort van op en ik schoot overeind. Al mijn kracht die ik net nog kwijt was vloeide weer door mijn lichaam. ´Ik ga haar zoeken.’ Mompelde ik in mezelf. Ik wilde naar de deur rennen maar hoorde een deur. Dit is niet de voordeur. Deze deur leidt naar de woonkamer. Zoveel kracht en energie er net door mijn lichaam vloeide zoveel angst gaat er nu doorheen. Hij komt hierheen! Ik sprong achteruit, ik keek om me heen. Kon ik iets voor de deur plaatsen? Mijn bureaustoel! Ik rende erheen en trok hem zo snel ik kon richting de deur. Shit! Hij is net te kort. Er klonken voetstappen op de trap. Harde voetstappen. Ik raakte verschrikkelijk in paniek en begon zwaar te ademen. Met een klap was mijn deur open. Het kwade gezicht dat boven een groot, en vooral sterk, lichaam uitstak viel me meteen op. De ader die zijn plaats had op het voorhoofd was helemaal opgezwollen. Ik liep achteruit, bang voor wat er komen zou. ‘Jij hebt haar weggejaagd!’ De ader begon nu te kloppen. ‘Ik ga haar zoeken!’ Ik wachtte bang zijn reactie af. ‘Dat is je geraden.’ De ader kalmeerde niet maar hij hield zijn handen thuis. Hij liep achteruit terwijl hij sprak: ‘Als je haar niet mee neemt hoef jij hier ook niet meer te komen.’ Met die woorden sloeg hij de deur dicht. Ik liet me weer op mijn bed zakken. Niet meer terug komen? Dat heeft hij nog nooit gezegd, hij slaat wel vaak maar me buiten zetten? Nee, dat is nog nooit voorgekomen. Het kan me ook niet schelen! Vastbesloten liep ik naar de voordeur en sloeg deze open. De gure wind sloeg langs mijn wangen, het maakte niets uit. Ik liep naar buiten, het viel me op dat de auto weg was. Die heeft mijn moeder zeker! Nee, nu word het nog lastiger om haar te vinden! Ik liep naar het park waar de meeste mensen heen gaan die zich slecht voelen Of zoals mijn moeder: van huis weg zijn gevlucht. Na twintig minuten gelopen te hebben, en helemaal tot op het bot verkleumd te zijn, kwam ik bij het park aan. Ik liep alle bankjes voorbij in de hoop dat op een van die bankjes het figuur van mijn moeder te zien was. Al na zeven bankjes had ik beet. Ineen gekropen van de kou in een veel te dunne jas zag mijn moeder te snikken. Ik aarzelde, wat zou ik moeten zeggen? Mijn ogen schoten weer vol maar ik knipperde mijn tranen weg. Je hebt er niks aan als je hier maar blijft staan Roos! Zei ik tegen mezelf. Ik ging voor mijn moeder staan en begon voorzichtig. ‘Mam?´ Ze draaide haar hoofd naar mij en ik zag bloed langs haar wang stromen. ‘Mam!’ zei ik nog eens. ´Wat is er gebeurd?!’ Ze keek me aan met grote, koude ogen. In plaats van antwoord te geven op mijn vraag vraagt ze: ‘Waarom niet?’ Ik keek naar de neuzen van mijn schoenen en antwoordde zacht: Ik ben bang, bang dat jij er niet bent om hem te stoppen. Hij had me dood geslagen als jij er niet was. Ik keek omhoog een zag de tranen in haar ogen staan. ‘Waarom schold je me dan uit?´ ‘Ik weet het niet! Hij sloeg waarschijnlijk mijn kracht om normaal te denken eruit.’ Ik probeerde te glimlachen maar dat lukte niet dus keek ik maar weer weg. Mijn moeder stak haar armen uit. ‘Kom hier schat!’ Ik dacht niet meer na en liet me in haar armen vallen, om daarna haar knuffel te beantwoorden. Het maakt niet uit of alles nog goed komt. Nu is het goed, het kan het niet slechter!
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.