Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » schrijfwedstrijden » En ze leefden niet lang, maar wel gelukkig

schrijfwedstrijden

15 maart 2015 - 16:41

1356

0

353



En ze leefden niet lang, maar wel gelukkig

sa over twee personen die eigenlijk geen contact mogen hebben maar dat toch doen + gevolgen daarvan.

Ik trok mijn schoenen uit en liet het gras mijn voeten kietelen. Het gaf een fijn gevoel, een keer écht allen. Niemand die me in de gaten houd, niemand die me probeert te “beschermen.” Kom op zeg, dat kan ik dus echt wel zelf. Ik moest ooit een keer weer terug naar het kasteel. Maar daar wilde ik nu nog niet aan denken. Ik keek om me heen en zag een aantal bomen op een rijtje staan. ‘Hè? Wat is dat?’ Riep ik verschrikt uit. Op de rechterboom stond iets gekrast. Het was een pijl, zag ik toen ik dichterbij kwam. De pijl wees naar een tak op de boom ernaast. Deze tak was voor mij op ooghoogte dus ik zag goed, de pijl die daar in gekrast was. Deze pijl wees omhoog. Ik keek even snel om me heen en ontdekte dat onder in deze boom wat lage takken hingen. Ik zette mijn voeten erop en greep met mijn handen deze tak vast een paar takken hoger zag ik waar de pijl naar toe wees. De pijl wees naar nog een pijl, ik lachte. Dit is best grappig. Al die pijlen. Vrolijk klom ik nog wat takken omhoog. Ik kwam aan bij een stuk waar de stam van de boom zich splitste. Ik ging er zitten en genoot van het uitzicht. In de verte zag ik het kasteel en ik zuchtte. Zou ik teruggaan? Ik vond het fijn hier! Ik nam een besluit, ik kan hier nog wel even blijven! Ik sloot mijn ogen en liet me tegen de stam achter me aanzakken. Genietend van de zon op mijn gezicht. Er werd zacht aan mijn schouder geschud. ‘Sylfie ik wil er nog niet uit,’ zei ik dromerig en ik draaide me om. Opeens voelde ik mijn bed niet meer. Met een klap kwam ik terecht op de grond, de tranen sprongen in mijn ogen. Ik knipperde ze weg, kijkend naar de omgeving herinnerde ik me het weer. Het bos, de pijlen. Ik keek naar de zon hij stond in het oosten. ‘Shit, hoe lang heb ik geslapen,’ mompelde ik in mezelf. ‘Dat is toch geen taal, voor koninklijke mond?’ Verschrikt keek ik omhoog, daar zat verscholen tussen wat bladeren een jongen hij zat op de plek waar ik zonet was uitgevallen. ‘W-wie ben jij?’ ‘Jonathan,’ glimlachte de jongen. Ik glimlachte terug. Als vader dit zou weten. Schoot er door mijn hoofd. ‘Ik ben Marthe,’ sprak ik. ‘Maar hoe lang heb ik eigenlijk geslapen?’ Vroeg ik er achteraan. ‘Weet ik niet, ik ken geen tijd zoals jij die kent. De zon is net opgekomen, dus lang genoeg.’ ‘Ik moet echt terug naar het kasteel! Het spijt me, bedankt dat je me hebt gewekt!’ En ik begon terug te lopen naar het kasteel. ‘Wacht! Zie ik je nog weer Marthe?’ Ik begon te rennen, vader was vast erg boos. ‘Weet ik niet!’ Riep ik over mijn schouder.



Ondertussen




‘Waar is ze!’ Bulderde een stem door de gangen van het kasteel heen. ‘Ik weet het niet uwe hoogheid! Ze lag niet in bed.’ ‘Ga haar dan zoeken!’ ‘Ja meneer.’ Ik boog mijn hoofd, ik had overal in het kasteel al gezocht. ‘Dan blijft er nog maar een ding over,’ mompelde ik. Met grote bezorgde passen liep ik naar de kasteeldeur. Die ging net open. ‘Marthe! Daar ben je!’ Riep ik uit. Het meisje keek me met grote ogen aan. ‘Je vader zoekt je.’ Ze knikte en wilde weglopen. ‘ho even!’ Bang draaide Marthe zich om. ‘ja?’ ‘Ik zou je eerst maar eens gaan omkleden. Je jurk is smerig.’ Marthe lachte, ‘bedankt Sylfie, je bent de beste!’ ‘Ja en ga nu maar gauw voor je vader je ziet.’



Jonathan




Ze is nog mooier dan er werd verteld. Maar wat doet ze in het bos? Ik zuchtte, ik zou haar niet mogen zien. We zijn zo verschillend! Ik ging op de plek zitten die alle pijlen aangaf. Als ik ooit alles zou vergeten dan zou dit plekje nog steeds van mij zijn! Ik snoof haar geur op. Ik kende de geur nog niet maar ik kon er wel aan wennen. Ik glimlachte, ze komt vast wel weer terug! Als ze het hier niet fijn vond, dan was ze ook nooit gekomen.



Het leven was saai als je moest wachten! Elke dag ging hij naar de boom toe, elke dag snoof hij haar geur op. Hopend ooit haar daar weer aan te treffen. Slapen of wakker, het maakte hem niet uit.



Marthe




Ik sloop naar de deur. Iedereen in het kasteel sliep nog, ik wilde weer naar Jonathan. Vader was boos en verbood me nog naar hem toe te gaan. Maar ik miste hem. Ik herinner me nog precies hoe hij er uit zag, hoe hij rook, hoe hij lachte. Daarom was het alsof ik hem al langer kende. Toen ik bij de boom aankwam waar ik hem al eerder had ontmoet hoorde ik iets vreemds. Ik bleef staan luisteren. Het was zijn stem.



Ooit kwam ze hier.

Ooit kwam ze hier.

Haar blonde lange haar.

Met haar zoete geur.



Ze was hier!

Bij mij!

Maar.

Ze ging weer weg.



Nooit zal ik haar meer zien.

Nooit zal ik haar weer zien.

Of misschien haar ruiken.

Ze zat in mijn boom.



Ze was hier!

Bij mij!

Maar.

Ik mis haar, nu!



Ik kwam achter de boom vandaan. Mijn handen raakten elkaar in een ritmisch ritme. Hij keek om, ‘Je bent er weer!’ Hij sprong uit de boom en gaf me een omhelzing. Ik wilde hem niet loslaten. Maar toen hij toch aanstalten maakte om achteruit te stappen, liet ik hem maar los. Hij glimlachte zoals alleen hij dat kon en pakte mijn hand. Hij trok er zachtjes aan en trok me mee naar de boom. De boom waar het allemaal begon. Samen zaten we op de splitsing van de stam. Tegenover elkaar, ‘Ik heb je gemist! Waar bleef je zolang?’ ‘Ik werd scherp in de gaten gehouden.’ Hij trok me op zijn schoot. ‘Hoelang blijf je?’ Hoe lang wil je dat ik blijf?’ ‘Voor altijd.’ Ik legde mijn hoofd op zijn schouder. ‘Kon het maar.’ Hij legde zijn kin op mijn hoofd en vroeg: ‘Hoezo?’ ‘Mijn vader zal me gaan zoeken, hij zal ons vinden en zal je vermoorden.’ ‘Maar als we vluchten? Met zijn tweeën?’ ‘Hij zal ons nog vinden.’ Een traan stroomde over mijn wang. ‘Niet huilen, ik ben bij je!’ De traan werd weggeveegd en Ik werd omgedraaid. Onze gezichten stonden nu recht tegenover elkaar. Nog een traan stroomde over mijn wang. ‘Ik wil niet nog eens van je gescheiden worden!’ Ik voelde warme lippen zich op de traan duwen. Ik sloot mijn ogen en genoot van zijn aanraking. Zijn lippen verschoven, nu was het niet meer mijn wang die genoot. Zijn lippen vonden de mijne en langzaam bewogen onze monden. Onze armen werden om elkaar om heen geslagen. Opeens hoorde ik een hard geluid. Verschrikt lieten we elkaar los. Beneden aan de boom stond mijn vader. ‘Je dacht toch niet dat je weer weg zou kunnen komen?’ Bang sloeg ik mijn armen om die van Jonathan heen. Hij pakte me stevig vast en sprak tegen mijn vader: ‘Laat haar met rust. Ze kan haar eigen keuzes maken.’ Dan kan wel zo zijn maar jij hoort niet bij haar! Jij bent een bosmens en ze mag niet in jou buurt komen!’ ‘Nou als je wil dat ik met je meekom moet je me maar halen!’ Riep ik ertussendoor. ‘Kom onmiddellijk hier Marthe!’ ‘Nee! Ik wil bij Jonathan zijn!’ ‘Als je nu niet naar me luistert steek ik de boom in brand!’ ‘Dat durf je niet!’ Hij pakte twee vuurstenen uit zijn jas. En een tak die uit de boom is gevallen. De tak stak hij aan en hield hem bij de boom. ‘Denk je dat?’ Ik sloeg mijn armen nog steviger om Jonathan heen. Hij pakte mij ook nog steviger vast en fluisterde zacht in mijn oor. ‘Het komt goed, we zullen samen blijven. Ik beloof het je. De tak bereikte een tak die nog aan de boom zat. Deze vatte vlam, ik slaakte een gil. Het duurde niet lang voor de takken in onze buurt vlam vatten. ‘Dus we sterven? Samen? In de boom waar het allemaal begon?’ ‘ja.’ Fluisterde Jonathan.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.