Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Schrijfwedstrijden » -2-Dodelijk

Schrijfwedstrijden

2 aug 2014 - 22:00

1142

5

464



-2-Dodelijk

Opdracht: Een verhaal schrijven gebaseerd door de verhaallijn van een videoclip.

Mijn huid grauw en koud, mijn ogen doods en leeg. Starend, zonder iets te zien. Niet werkende longen, verstijfde spieren en ledematen. Nooit had ik verwacht dat het zo met me zou aflopen. Ik had überhaupt nooit nagedacht over het feit dat ik dood kon gaan. Absurd, toch? Iedereen denk wel eens na over de dood. Maar ik niet, ik was maar vijfentwintig, zo jong als een blaadje, groen als mos. Ik kón nog niet doodgaan. En toch, toch is het gebeurt.

Langzaam ontwaak ik. Vogels fluiten en eenden kwaken. Mensen praten en de zon bekijkt dit alles vanuit de hemel. Veilig daarboven, brandend om ons allen te verwarmen. Nou, met mij is dat niet gelukt hoor. Rillend trek ik het deken (het enige wat ik nog heb) om me heen. Twijfelend kijk ik om me heen. Ik heb geen idee wat ik nu moet doen. Tranen dreigen zich te tonen en ik bijt op mijn lip. Dan sta ik op en zucht diep. Langzaam begin ik te lopen en de wind krijgt zijn grip op mijn benen, gekleed in mijn enige panty. Een panty met gaten, maar ik heb tenminste iets. Met de capuchon van mijn trui veilig over mijn bruine haar getrokken loop ik de stad binnen. Mensen besteden geen aandacht aan me, een dakloze, en lopen snel verder. De een aan de telefoon, de ander aan de koffie. Ik besluit om naar de dakloze opvang te gaan, misschien kan ik iets doen. Als ik maar geld verdien.

Ze hebben iets, ik kan met een blad gaan leuren. Het geld mag ik houden. Het is niet veel, maar alles is beter dan niks, want niks betekent een avond op de straat en iets betekent een nacht in een motel. Hopelijk. Dankbaar knik ik naar de man en pak de stapel blaadjes, dan loop ik de koude straat weer op. De mensen zijn nog steeds druk en lopen heen weer, kris kras door elkaar. Ik besluit om naar de winkelstraat te gaan, daar lopen genoeg mensen. Ik had gelijk, zodra ik daar aankom valt de enorme mensenmassa me meteen op. Snel kies ik een goed plaatsje op en zet een glimlach op mijn gezicht. Een glimlach die met elke beleefde nee (of gewone negering) ietsjes minder wordt. Tijd verstrijkt en ik ga zitten, de deken om me heen vouwend. De kou dringt alsnog tot me door en bijt zich vast in mijn botten. Langzaam sluit ik mijn ogen en drijf weg.

Als ik weer wakker wordt is het al donker en ik schrik op. De mensenmassa is vermindert, maar er zijn nog steeds genoeg mensen om misschien een blaadje te verkopen. Hoopvol zet ik weer een glimlach op mijn gezicht. Al snel heb ik geluk, een jongen stopt en hoopvol spreek ik de woorden; ‘Wilt u een blaadje kopen?’ De jongen kijkt me bezorgd aan en knikt. ‘Wat is er gebeurd? Waarom zit je hier?’ Ik zucht diep en neem zijn geld aan, dan overhandig ik hem het blad. Hij komt naast me zitten en kijkt me met zijn grote blauwe ogen aan. ‘Nou?’ Triest glimlach ik. ‘Het is een lang verhaal, maar om het kort te maken. Mijn ouders hebben me eruit geschopt.’ Hij zucht en gaat door zijn rode haar. ‘Dat spijt me voor je.’ Ik knik en hij schrikt op. ‘Shit, ik ben te laat voor repetities. Ik moet gaan. Geef de hoop niet op!’ Langzaam lost hij op in de massa en voordat ik ook maar een reactie kan geven is hij verdwenen. ‘Ik geef niet op,’ fluister ik zachtjes, ‘nooit.’ Dan sta ik op en breng de blaadjes weer terug naar de opvang. De vijf euro die de jongen me heeft gegeven bewaar ik goed in de zak van mijn korte broekje. Ik glimlach bij de gedachte aan hem en loop de straat weer op. Langzaam draai ik een rondje en mijn oog valt op de klok. ’12 uur,’ fluister ik, ‘misschien dat ik…zou ik?’ De gedachte die me op dat moment aanvalt is niet goed en gaat totaal tegen mijn principes in, maar de meiden op straat zeggen dat het geld oplevert. Veel geld. Ik besluit om het toch te doen en ga opzoek naar een openbaar toilet.

Als ik er een gevonden heb bind ik mijn bruine haar bij elkaar in een paardenstaart en verwijder de uitgelopen mascara onder mijn ogen. Zachtjes zucht ik en loop de straat weer op en ga op weg naar het metrostation. Daarachter is een parkeerplaats en daar ga ik heen. De deken die ik nog steeds meesleep dump ik ergens in een steegje, net zoals mijn trui. Ik zal de warmte missen, maar met het geld dat ik hopelijk ga verdienen kan ik de nachten in een motel wel betalen. De parkeerplaats is uitgestorven zodra ik daar ben, maar ik geef de hoop niet op. Nog een beetje angstig ga ik in de berm staan en wacht totdat de eerste lichten tevoorschijn komen. Langzaam steek ik mijn duim op en de auto stopt. Zo sexy mogelijk loop ik naar de auto toe, onderweg laat ik de jas van mijn schouders vallen. Het raampje draait naar beneden en ik kijk naar binnen. ‘Kan ik je misschien gezelschap houden vannacht?’ Mijn stem klinkt niet als de mijne, maar de man merkt niks van mijn onzekerheid en grijnst. ‘Graag.’ Ik slik en stap in, dan rijdt hij weg. Gelukkig is de auto warm, de kilte uit mijn botten verdrijvend. ‘Hoeveel?’ vraagt de man. Ondertussen parkeert hij bij een hotel. ‘100,’ mompel ik hard genoeg om door hem te worden gehoord. Hij knikt en neemt me mee het hotel in.

Met trillende vingers open ik de deur van mijn motelkamer. Ik voel me vies, maar ook tevreden. Ik heb geld verdient, genoeg om een motelkamer te huren en drugs te kopen. Drugs is iets wat ik nog niet zo vaak heb gedaan, in ieder geval nog nooit in mijn eentje. Maar het is wat ik nu nodig heb. Ik gooi mijn jas op het kleine bed en zak neer op de grond. Het plastic van het zakje kraakt in mijn handen, terwijl ik de pillen in mijn hand schud. Ik weet niet hoeveel ik er kan nemen, vier tegelijk kan toch wel? Ik besluit van wel en stop ze in mijn mond, dan slik ik ze door…


Daar lig ik dan. Mijn huid grauw en koud, mijn ogen doods en leeg. Starend, zonder iets te zien. Niet werkende longen, verstijfde spieren en ledematen. Nooit had ik verwacht dat het zo met me zou aflopen. Ik had überhaupt nooit nagedacht over het feit dat ik dood kon gaan. Absurd, toch? Iedereen denk wel eens na over de dood. Maar ik niet, ik was maar vijfentwintig, zo jong als een blaadje, groen als mos. Ik kón nog niet doodgaan. En toch, toch is het gebeurt.



Reacties:


Chayenne
Chayenne zei op 11 jan 2014 - 15:08:
Woowww. Vet mooi! Ik moet eerlijk zeggen dat ik nooit had geweten dat ze dood ging. 0.0 hoe erg is dat?
Hmm ik heb concurentie


narcissa
narcissa zei op 10 jan 2014 - 10:14:
Woh,
Mooi!
Meer kan ik zeggen.
Want deze is prachtig


Malikaa
Malikaa zei op 10 jan 2014 - 7:40:
Wauwwww
Echt heel mooi geschreven ^-^
Xxx


Krewella
Krewella zei op 9 jan 2014 - 23:10:
Mooi geschreven, maar ik krijg een klein beetje het idee dat je ook de tekst hebt gebruikt.
Maar verder - nice one!


RivLovee
RivLovee zei op 9 jan 2014 - 20:22:
O. MIJN. WAUWIEEE<33 Echt zo f*cking goed!!!!