Hoofdcategorieën
Home » De Hongerspelen » Finnick » 3.
Finnick
3.
Citroenbomen bloeien het hele jaar door. Elk seizoen dragen ze nieuwe vruchten, en tijdens de zomermaanden dragen ze bloesems en vruchten tegelijk. De combinatie van de twee geuren, de frisse fruitgeur en de overweldigend zoete bloesems, zo kondigt de drie meter hoge boom naast ons huis de zomer aan. En wanneer ik met mijn ochtendvangst van drie makrelen onder de overhangende takken door naar de keukendeur loop, zou ik het liefst van al vergeten dat ik zo meteen naar school moet en de rest van de dag doorbrengen in het topje van de kruin.
Ik pluk een rijpe vrucht en snijd ze in schijfjes om in mijn wasemmer te doen. Dan kan ik tijdens de les aan mijn vingers snuffelen en hoef ik de geur niet helemaal te missen. De belofte van een prachtige, bloedhete julidag hangt zwaar in de lucht en treitert al mijn zintuigen. Even ben ik jaloers op Stella, die nog niet naar school moet. Mam vertrekt zo naar haar shift in de inblikfabriek en onderweg dropt ze Stella op het strandje bij de kleine baai, waar ze met de rest van de jonge buurtkinderen krabben gaat vangen en waar altijd een paar garnaalvissers en nettenwevers een oogje in het zeil houden tot de oudere kinderen uit zijn van school. Ik wou dat ik ook een hele dag in het water mocht plenzen, zonder me zorgen te moeten maken of ik wel genoeg gevangen heb, en met overal waakzame ogen en handen die me in veiligheid houden.
Ik trek net mijn hemd over mijn hoofd wanneer ik rennende voetstappen hoor. Iemand komt aanspurten over het pad en neemt zijn bocht zo kort dat hij uitglijdt over de kiezels en tegen de citroenboom knalt.
‘Lomp!’ roep ik al voor Alden om de hoek verschijnt.
‘Vrij van school!’ schreeuwt hij terug, zwaaiend met een net en een speer.
‘Wie, wij?’
‘Santi is ziek en er is geen vervangende leerkracht! Ik kruiste Maya op weg naar school, de halve klas is op weg naar het rif. Schiet op, Odair, of we missen alle lol!’ Ik trek meteen mijn schoolkleren weer uit en spring in mijn korte broek en graai mijn drietand en werpnet bij elkaar.
‘Mam, we hebben geen school vandaag!’ roep ik met mijn hand nog op de deurklink. ‘Alden en ik gaan naar het rif, wij nemen Stella wel mee. Kom, Stel!’
‘Yay!’ Stella struikelt haast over haar eigen voeten wanneer ze haar emmer en schepnetje gaat halen.
‘Je laat haar niet voorbij de wand zwemmen, hoor je me?’
‘Nee, mam. Tot vanavond!’
Er zijn niet genoeg woorden om alle kleuren van een koraalrif te beschrijven. Tussen het vissen door moet ik steeds weer even de tijd nemen om gewoon op mijn buik door het water te drijven met mijn ogen open. Ik krijg er nooit genoeg van, en soms vergeet ik bijna dat ik ook nog moet ademen.
Het warme, ondiepe water van het rifdak krioelt van het leven. Kleine visjes, inktvissen, schelpen, niks kan zich verschuilen voor de wel twintig paar geoefende handen bewapend met speren, netten, messen en drietanden. Aan de rifwand, waar de bodem zich zonder waarschuwing honderden meter loodrecht naar beneden stort, hangen Porter en Huck te watertrappelen met een langlijn van twintig meter tussen hen in. De vele haakjes aan de lijn zijn versierd met krabbenvlees.
Op het strand en in de branding heerst een chaos van uitgelaten gillende kleuters, dol van pret omdat ze een hele dag met de “grote” kinderen mee mogen. Om de zoveel tijd zoek ik tussen de kopjes naar Stella’s koperen krullenbos en elke keer voel ik een vage steek onder mijn maag als ik haar niet meteen zie. Met mijn hand scherm ik mijn ogen af voor de zon en speur langs de kustlijn. Daar is ze, ze staat tot aan haar knieën in het water en zit iets achterna met haar schepnetje.
En moet je dat nu zien. Ik grinnik bij mezelf. Alden zit op een rots met Maya, zo te zien diep in gesprek. Ze zit tussen zijn knieën met haar rug tegen zijn borst, en hij schermt haar met zijn lichaam af voor de ogen van iedereen op het strand. Hij wil haar voor zich alleen, zoveel is duidelijk, en Maya laat het zich allemaal maar welgevallen. Als die slome otter haar nu gewoon een keer zou zoenen...
‘Finnick!’ De stem van Huck heeft een klank die me laat weten dat het ernst is. Al mijn spieren verstrakken en mijn rechterarm gaat in reflex omhoog om mijn drietand in positie te brengen. Hij wijst naar een punt achter me en als ik over mijn schouder kijk, zie ik de gevreesde driehoekige vin.
‘Zandhaai!’ De kreet echoot over het hele rif. Iemand jaagt de kleine kinderen het water uit en alle spelletjes zijn meteen vergeten.
Zandhaaien jagen ’s nachts en zoeken overdag een donker, beschut plekje om te schuilen. Ze zijn van nature niet agressief, maar als ze gestoord worden hebben ze een bek vol rafelige tanden om hun ongenoegen mee te uiten. Dit exemplaar lag waarschijnlijk ergens in de buurt te dutten en is aangetrokken door ons gespetter en de geur van aas en bloed in het water.
Ik laat me kalm onder water zakken en bestudeer het dier. Anderhalve meter. Een wijfje. Huck en Porter hebben bliksemsnel hun lijn ingehaald en hun messen getrokken, en achter me hoor ik Alden van zijn rots glijden en naar me toe zwemmen. Het is verre van onze eerste confrontatie met een haai, en het zal ook niet onze laatste zijn. Nu ja, als alles goed gaat tenminste.
De haai zwemt langzaam dichterbij, in een trage slalom, alsof ze ons niet eens opmerkt. Beetje bij beetje verkleint ze de afstand tussen ons, en zwemt daarbij de halvemaanvormige inham van het rif in. Zandhaaien gaan niet recht op hun prooi af, ze zwemmen langszij en nemen dan een plots een hap. Ze naderen soms tot vlakbij de kust om te jagen en kunnen bijna onbeweeglijk in het water blijven hangen, wachtend op hun kans.
Deze haai ziet blijkbaar haar beste kans in Porter. Ze schiet op hem af en hapt naar zijn benen, maar hij had het verwacht en haalt uit met zijn mes voor haar tanden hem vinden. De ondiepe steekwond in haar flank drijft haar van hem weg, verder in het ondiepe water, en recht op mij en Alden af. Razend van de pijn is ze nu op ramkoers en klaar om ergens haar tanden in te begraven, al was het maar uit wraak. Ik tel in gedachten de seconden tot ze binnen bereik is en klem mijn handen stevig om de steel van mijn drietand.
Alden en ik steken gelijktijdig toe. Zijn speer en mijn drietand begraven zich tot aan de schacht in het vlees van de haai. Het water om ons heen kleurt rood en haar heftige doodsstrijd rukt de wapens bijna uit onze handen. Wanneer ze eindelijk stil wordt na een laatste siddering, drijft er roze schuim op de golven. Alden kijkt me aan, zijn pupillen zijn zwarte knikkers van de adrenaline en het opgespatte bloed druipt in straaltjes over zijn gezicht. Ik weet dat ik er even gestoord moet uitzien en veeg in reflex met mijn hand over mijn gezicht. Op het strand begint het gejoel en applaus, maar het klinkt allemaal ontzettend ver weg. We kunnen niks zeggen, enkel breed grijnzen naar elkaar.
In een lange optocht dragen we de dode haai terug naar het dorp. Er zijn vier jongens en een stevig net voor nodig om het dier op te tillen en we moeten onderweg verschillende keren stoppen. Alden en ik dragen de voorkant, Porter en Huck de achterkant.
‘Kijk ons nou. Gewoon even een haai vangen.’ Alden heeft nog steeds een grijns op zijn gezicht. Hij voelt waarschijnlijk nog steeds de zoen van Maya op zijn wang. Bij mij tintelt alles ook nog na van de rush. Ik voel me anders, groter, en ik heb de energie om een berg ondersteboven te keren.
‘Volgende week is de Boete,’ flap ik eruit.
‘Ik weet het,’ zegt Alden. ‘Ga jij je opgeven als vrijwilliger?’ District 4 heeft de naam een beroepsdistrict te zijn omdat we elk jaar veel vrijwilligers hebben voor de Hongerspelen. Onze tributen hebben vaak een voorsprong op sommige andere districten omdat wij van jongs af aan getraind worden in de beroepen van onze industrie, en daar leren we veel technieken die van pas kunnen komen in een Arena. Bovendien zijn we ook net iets minder ondervoed dankzij het vissen voor eigen rekening.
De inwoners van 4 kwamen snel tot een logische conclusie. Zolang er Hongerspelen worden georganiseerd, moeten we elk jaar twee kinderen naar het Capitool sturen, en minstens één komt niet levend terug. Liever dan de zwakke, hulpeloze lammetjes naar de slachtbank te sturen, geven er elk jaar tientallen jongens en meisjes zich op als vrijwilligers. Nobel, ja. Maar eeuwige roem en glorie is ook mooi meegenomen.
‘Ik denk het wel,’ zeg ik. ‘Jij?’
‘Ik ook.’ Alden schudt met het net. ‘Zeg nu zelf. Wie een haai kan vangen, is klaar voor de Arena.’
Reacties:
Dit is echt geweldig. Ben benieuwd wat je met de boete gaat doen. ^^
Xo
Mooi hoofdstuk! En we zijn helemaal in de mood voor de spelen. Net als emma ben ik ook benieuwd naar de boete. Maar je verzint vast wel iets leuks (:
xx
Eigenlijk moet ik studeren, maar even reageren moet vast wel kunnen.
Ook al wist ik dat District 4 als Beroepsdistrict gezien wordt, had ik (vreemd genoeg) nog niet bedacht dat Finnick zich als vrijwilliger opgegeven zou hebben. Omdat hij zo jong was, waarschijnlijk. Maakt me benieuwd of we nu in de arena zo'n omslag in karakter krijgen dat hij spijt heeft dat hij zich opgegeven heeft, of dat dat uitblijft aangezien hij wint (voor deze gedachtegang ga ik er even vanuit dat je je aan de verhaallijn van Collins houdt) en pas na de Spelen een hekel krijgt aan het Capitool.
Ook benieuwd hoe je de Boete aan gaat pakken, want ik weet niet hoe het werkt als meerdere kinderen zich aanbieden. Misschien alle namen van de vrijwilligers in een bol doen en daar dan iemand uit trekken? (en dat niemand zich dan meer mag aanbieden)
Ik hoop dat je snel weer verder gaat, want er is heel veel dat ik wil weten. Hoe reageren zijn ouders, zijn zusje? Wie gaat er met hem mee, Maya misschien? Ik ben ook benieuwd hoe je Mags neer gaat zetten, als je haar gaat gebruiken.
You just make me soooooooooo curious. _o_
Wat ik zo leuk vind aan het verhaal (buiten álles) is dat het zo warm voelt. En het mag dan bijna vriezen buiten, ik voel me echt alsof ik met Finnick mee op het strand loop. Dus dat heb je goed gedaan! :3
Ik vind jouw beschrijvingen trouwens ook echt zo mooi. Het valt op dat je je schoolt in de termen van het vissen en de onderwaterwereld, maar het voelt niet geforceerd, het vloeit juist enorm en daardoor zit ik er elke keer terug heel goed in.
En nog even een stukje quoten.
Om de zoveel tijd zoek ik tussen de kopjes naar Stella’s koperen krullenbos en elke keer voel ik een vage steek onder mijn maag als ik haar niet meteen zie. Met mijn hand scherm ik mijn ogen af voor de zon en speur langs de kustlijn. Daar is ze, ze staat tot aan haar knieën in het water en zit iets achterna met haar schepnetje.
Dat was niet alleen heel erg lief, maar het is voor mij ook zo bekend. Als je jezelf kan vinden in een verhaal dan vind je het nog net iets leuker.
Naja, dat heb ik toch.
Wat eigenlijk zoveel wilt zeggen als: ik ben helemaal verkocht.
Nouww, eigenlijk is niemand klaar voor de arena Maawr, hij mag het proberen van mij c:
En verder zooooo goed gescheven, echt waar die is fucking verslavend ;o <3