Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Harry Potter » Crucial Moments » Desiderius Perkamentus

Crucial Moments

5 feb 2014 - 22:06

5568

6

316



Desiderius Perkamentus

Het is een van de laatste dagen van de schoolvakantie en de aanhoudende warmte heeft alles stoffig en vergeeld gemaakt. Het anders zo groene gazon van onze voortuin lijkt op stro en zelfs moeders lievelingsbloemen lijden onder de warmte ook al krijgen ze dagelijks water. De geiten liggen uitgeteld in hun kleine wei en de kippen krassen zacht vanonder de struiken.
Ik, Desenderius Perkamentus een jonge kerel van zestienjaar loop rond het huis en repareer het waar nodig. Ofschoon ik een hamer, een zaag, een tang en enkele spijkers op zak heb, aarzel ik niet om mijn toverstok te gebruiken waar nodig. We leven in een half-magische gemeenschap en het Ministerie kan onmogelijk achterhalen of ik als minderjarige tovenaar magie gebruik of niet. Bovendien moet mijn oudere broer én gezinshoofd van dienst me maar beter in het oog houden, bedenk ik me nijdig terwijl ik enkel barsten in het kelderraam met magie uitwis. Nog drie ellendige dagen en ik moet terug naar Zweinstein. Die wetenschap vervult me met weerzin: ik haat school, ik haat regels, ik hou niet van toveren op commando en ik walg ervan om mijn thuissituatie achter te laten om een heel jaar onnozele goocheltrucjes te leren. Ik loop over het tuinpad en verstevig het waar nodig. Daarna ga ik onze kleine, groezelige keuken in om een groot glas pompoensap te drinken. Onze keuken is klein en doorgaans brandschoon of tenminste dat was het toen onze moeder nog leefde. Sinds haar dood is mijn oudere broer Albus het gezinshoofd en hij heeft wel beters te doen dan de keuken ordentelijk te houden. Neen, meneer zit liever met zijn neus in muffe boeken of op conferenties waar hij kan praten met andere geleerden. In tussentijd stapelt er zich vuile vaat op tot het plafond.

De rest van onze keuken is volgestouwd met meubelen en bokalen. Bij de haard staat een eikenhouten keukentafel die voor het ogenblik nog vaatvrij is, naast de haard staat een antieke porseleinenkast, de wanden van de keukenmuren zijn bedekt met staanplanken met daarop bokalen met magische kruiden. Ik schenk mezelf een glas pompoensap uit en kijk nijdig naar de brieven die op tafel liggen. Ze zijn vandaag gearriveerd en zijn stuk voor stuk geadresseerd aan Albus. Ik haal mijn neus op, ik ben allergisch aan alles dat met mijn oudere broer te maken heeft. Maar als er iets is wat ik het meest haat aan mijn broer dan is dat…

Ik hoor stemmen op het tuinpad en even later komt Albus gekleed in een turkooisblauw gewaad binnen op de voet gevolgd door hetgeen ik het meest veracht aan mijn broer: Gillert Grindewald. Gillert Grindewald is lange, slanke tovenaar van Albus leeftijd met een bleek, maar uitzonderlijk knap gelaat met bijpassende blonde haren die glanzen in het zonlicht en grijze ogen die alles arrogant en minachtend opnemen. Vandaag gaat hij gekleed in een comfortabel, luchtig gewaad dat past bij deze tijd van het jaar. Ik vang flarden van hun intensieve gesprek op.
‘Er is geen uitsluitsel mogelijk dat de Potters en de Mergels er iets mee te maken hebben.’
‘Maar toch zullen we de Zegevlier er nooit vinden, want die werd kort na zijn ontstaan ontvreemd.’
‘Met een beetje geluk vinden we de twee overige instrumenten wél nog bij deze oeroude families. Ik heb opzoekingzwerk gedaan en heb een lijstje van mogelijke tovenaarsgezinnen die de voorwerpen nog hebben.’
‘De overige dingen zijn niet belangrijk, Albus. Het enige dat telt is de Zegevlier, maar aangezien Engeland de laatste eeuwen weinig noemenswaardige toverkunst heeft gekend, vermoed ik dat we in het buitenland moeten zoeken.’
Ze zetten zich aan de tafel – de enigste plaats waar geen vuile vaat staat en drinken elk een glas pompoensap.
‘Ik heb wat rondgesnuisterd in tantes boekenkast en enkele opmerkelijke verhalen genoteerd die mogelijks verband houden met hetgeen we zoeken. De eerste twee gevallen die ik van dichtbij wil onderzoeken bevinden zich in Frankrijk, maar ik heb ook personen gevonden die in Noorwegen, Albanië en zelfs in Griekenland wonen.’
Albus kijkt Gillert ietwat triest aan, het is duidelijk dat hij liever in het land zou blijven, maar hij zegt niets. Hij zegt nooit iets tegen Gillert, dat Gillert niet wil horen.
‘Wanneer dacht je te vertrekken?’
‘Zo snel mogelijk,’ zei Gillert ‘Ik heb tante lang genoeg een rad voor de ogen gedraaid en heb nu alle informatie over buitenlandse toverfamilies die ik moet hebben. Dankzij haar adressenboekje heb ik nu meer buitenlands connecties dan ooit te voren.’ Er volgt een spottende lach die me doet kokhalzen.
Gillert giet de laatste pompoensap naar binnen. ‘Tegen drie september wil ik hier vertrokken zijn, ik heb een connectie in Marseille waar we een poosje kunnen verblijven, haar grootvader was stokmaker dus mogelijk vinden we daar nog wat extra informatie. Daarna zou ik verder willen gaan naar Albanië, want dat lijkt me de ultieme plaats om aan Zwarte Magie te doen en daar heb je een goede stok voor nodig nietwaar? Daarna kunnen we nog voor het winter wordt naar Scandinavië , daar zitten ook goede stokmakers en zitten ook enkele getalenteerde heksenmeesters. Zal dat voor jou lukken?’
‘Tuurlijk zal dat lukken.’ Zei Albus ademloos tegen Gillert.
Ik zucht en draai met mijn ogen: soms heb ik de indruk dat Albus en Gillert meer dan gewoon vrienden zijn… Zeker op de avonden dat ze zich opsluiten op Albus kamer.
‘Wat is dat nou met jou, rotjoch?’ snauwt Gillert die mijn gezichtsuitdrukking gezien heeft ‘Moet jij niet verder het huis repareren?’
Ik slik een verwensing in en besluit om het gedrocht te negeren. Maar Gillert is vastbesloten om een reactie uit me los te krijgen. Hij springt overeind en grijpt me vast bij mijn versteld hemd en duwt het punt van zijn toverstok tegen mijn keel.
‘Jij hebt je niet te moeien met ons huishouden,’ zeg ik glashard terwijl ik me inhouw om hem geen pak rammel op zijn verwaande gezicht te verkopen. ‘En de naam is Desiderius.’
Gillert kijkt me smalend aan, in zijn kille grijze ogen lees ik niets anders spot en iets dat ik ben gaan linken aan sadisme.
Op de achtergrond zie ik dat Albus wegkijkt van Gillert en mij. Albus is net zo lang en slank als Gillert, alleen zijn, zijn gelaatstrekken minder mooi: hij heeft warrig kastanjebruin haar en een nogal grote, maar rechte neus. Zijn blauwe twinkelende ogen zijn identiek aan die van mij en vader. Ik duw Gillert agressief van me af op het ogenblik dat er een veertienjarig meisje de keuken binnenkomt.
Mijn jongere zus Arriana heeft een smal gezichtje met lange blonde haren en typische Perkamentusogen. Ze is gekleed in een blauwe jurk met zonnebloemen en kijkt schuchter om zich heen. Haar ogen glijden over het vale bloemetjespapier dat aan de muren hangt, over de porseleinenkast (die de afgelopen zeven jaar al elf keer aan deugen is gevallen en vervolgens weer aaneengeflanst is) en de berg vaatwerk op het aanrecht dat smeekt om gewassen te worden. Wanneer ze mij en Gillart ziet worstelen deinst ze angstig achteruit. Haar ogen zijn opengesperd terwijl ze hevig begint te rillen.
‘Het is oké, Arriana,’ zeg ik vlug en ik kijk haar strak aan ‘Het is oké, Gillert en ik meenden het niet… Nietwaar Gillert? Alles is oké, toch?’
Arriana's uitdrukking blijft echter angstig en ze kijkt onrustig naar Gillert die arrogant snuift terwijl hij haar opneemt met zijn lijzige ogen.
‘Het is oké, Arriana,’ herhaal ik geduldig en ik articuleer zorgvuldig. Ik steek mijn hand uit en knijp voorzichtig in haar schouder. ‘Alles oké, niets aan de hand.’ Arriana kijkt me nog een paar tellen nerveus aan en pas daarna wordt ze langzaam maar zeker weer rustig. Aan tafel slaakt Albus een onhoorbare zucht, zowel hij als ik weten waaraan we ontsnapt zijn: het heeft niet veel gescheeld of Arriana had weer een aanval gekregen. Ik draai me om en begin aan de vaat, ik laat kokend water uit mijn toverstok stromen in de hoop zo het ergste vuil los te weken. Arriana schuifelt handenwringend terug naar de woonkamer en ik knijp mijn ogen dicht om de inwendige pijn die me al jaren teistert te verbijten. De pijn om wat er van mijn jongere zusje is geworden en wat het heeft gedaan met ons gezin overweldigt me.

Arriana was niet altijd zo zwakzinnig zoals ze nu was, vroeger was ze een normale baby zoals iedere andere baby, met het enige verschil dat er tovenaarsbloed door haar aderen stroomde. Maar wat wil je ? Het merendeel van onze familie bestaat uit heksen en tovenaars, enkel de familie aan mijn moederskant bevat grote getallen dreuzels. Om die reden hebben mijn ouders besloten om in een niet-magische gemeenschap te gaan wonen, zodat wij – hun kinderen – zouden leren omgaan met tovenaars én dreuzels. De gevolgen van hun positieve visie waren echter desastreus. Op haar zesde werd Arriana aangevallen en zwaar mishandelt door enkele dreuzeljongens nadat ze haar magie ongecontroleerd had gebruikt in hun bijzijn. Die aanval had groteske gevolgen voor haar geestelijke welzijn: ze is als de dood voor geweld, weigert nog om haar magie te gebruiken en wanneer ze die toch per toeval gebruikt wordt ze staande pede hysterisch met een ongecontroleerde, magische aanval als gevolg. Tijdens zo’n aanval gilt Arriana permanent en gebeuren er verschillende magische handelingen gaande van potten die breken, behangpapier dat spontaan opkrult, gordijnen die in vlammen opgaan tot vuurwerk dat afgaat over het hele huis. Wie had kunnen denken dat een geest zo zwaar kon beschadigd geraken als die van Arriana? Mijn vader was kapot van verdriet door Arriana's toestand en besloot om dat dreuzeltuig een lesje te leren. Helaas arresteerde het Ministerie van Toverkunst hem direct daarna en stuurden ze hem lila recta naar Azkaban, waar onze arme vader stierf van emotionele uitputting. Onze moeder echter, hield het hoofd koel en besloot om zich over Arriana te ontfermen – de enige andere plaats waar Arriana terecht kon was het St. Hosto, iets wat we kost wat kost wouden vermijden, aangezien we Arriana een normale opvoeding wouden verschaffen. Om lastige vragen en bemoeizucht te vermijden verhuisden we naar een plaats waar niemand ons kende of van onze voorgeschiedenis afwist. Ik en Albus liepen school en deden alsof ons zusje fysiek te zwak was om onder de mensen te komen, in tussentijd zorgde mijn moeder non-stop voor Arriana. Onze arme moeder probeerde echt alles om Arriana een rustige kindertijd te verschaffen, maar niets hielp… Keer op keer werd Arriana horendol wanneer ze haar magie per ongeluk gebruikte en ’s nachts werd ze gillend wakker – achtervolgt door demonen uit het verleden. Iedere poging om onze zus te leren omgaan met haar toverkracht en deze minimaal te beheersen liep op een sisser af. Hoewel de magische uitspattingen afnamen van enkele malen per week tot slechts één of twee keer per week, namen ze toe in omvang, waardoor onze moeder soms meerdere dagen nodig had om de schade ervan op te ruimen. Naarmate onze moeder ouder werd, werd ze zowel magisch als fysiek zwakker en zwakker, wat vermoedelijk te wijten was aan het feit dat ze dag in dag uit voor haar getraumatiseerde dochter moest zorgen. En dan op een goede dag wanneer ik en Albus nog op school zaten gebeurde het: Arriana veroorzaakte een explosie die zo intens was dat de helft van het huis instortte en dat onze moeder erbij om het leven kwam. Daar stonden ik en Albus dan: amper meerderjarig, net wees geworden en een zus die nog labieler was dan ooit tevoren. Aangezien Albus net was afgestudeerd kreeg hij het hoederecht over ons gezin en in de plaats van verdere studies of verre reizen aan te vatten moest Albus noodgedwongen thuis bij het haardvuur blijven en waken over Arriana’s gezondheid. Een grote tegenslag dus voor mijn grote broer die de toverwereld wil veroveren. Stiekem had ik gehoopt dat ik hem deze zomervakantie kon overtuigen om mij van Zweinstein te halen en mij voor Arriana te laten zorgen: school is niets voor mij en Arriana reageert beter op mijn sussende woorden dan de zijne… Evenveel als ik Albus veracht, hou ik van mijn jongere zusje. Ik heb altijd van haar gehouden vanaf het moment dat ze geboren was. Arriana en ik: we hebben een band die verder gaat dan broer en zus, ik ben haar beste vriend, haar vertrouweling… Ik kan haar aanvallen sneller opmerken dan de rest van ons gezin en ik kan haar altijd aan het lachten brengen als ik wil, reken daarbij dat ons huis er sinds het begin van de zomervakantie weer toonbaar uitziet en je snapt vast wel dat ik een beter gezinshoofd zal zijn dan Albus.
Gillert kijkt me nog altijd aan vanuit zijn ooghoeken terwijl hij en Albus verder gaan met plannen smeden.
‘Wanneer we in Albanië zijn, nemen we best een gepaste vermomming aan,’ hoor ik Gillert zeggen. ‘Een goede portie wisseldrank lijkt me voldoende. Voorts wil ik ook dat we enkele opvouwbare bezemstelen meenemen, in de buurten van Kammfels reist men vooral per bezemsteel. We zouden teveel aandacht trekken mochten we constant Verdwijnselen en Verschijnselen of reizen per viavia.’
‘Ik denk wel dat ik op de Wegisweg drie paar bezemstellen kan bemachtigen.’ Piept Albus en ik laat geschokt een bord vallen.
‘Zou je niet beter opletten in plaats van ons af te luisteren?’ Gromt Gillert terwijl hij met een zwiep van zijn staf de scherven terug laat versmelten tot één bord. Maar ik hoor hem niet. Met grote ogen staar ik mijn oudere broer aan. ‘Dat meen je niet.’ Zeg ik tegen hem. ‘Dat kun je niet maken.’
Albus kijkt me – zoals altijd als ik hem ergens op terecht wil wijzen –niet aan en doet alsof mijn woorden lucht zijn.
‘Albus,’ Zeg ik met op elkaar geklemde kaken ‘Drie bezemstelen… Drie… Wil je nou zeggen dat je Arriana gaat meenemen?’
Albus buigt zijn hoofd. ‘Er is geen andere oplossing mogelijk.’
Ik mum van tijd schiet uit mijn vel: wat verbeeld mijn broer zich wel? Is hij nou helemaal op zijn hoofd gevallen? Hoe moet dat met Ariana? Denkt hij soms dat ze een rondje op een bezemsteel überhaupt overleefd?
‘Er is geen andere mogelijk,’ murmelt Albus terwijl hij nog steeds van me wegkijkt. In plaats daarvan tuurt hij door het raam. ‘Je zou best nog eens kijken of je niets kunt doen aan onze kabouterplaag. Die tuinkabouters ruïneren ons gazon.’
Met een kreet wil ik me op Albus werpen. Heeft hij dan niets opgestoken van mijn relaas? Heeft hij enig idee wat de gevolgen zijn voor Ariana als hij haar meezeult op wereldreis?
Ik wil Albus van zijn stoel sleuren en hem vastgrijpen aan het voorpand van zijn gewaad, maar nog voor ik m’n broer ook maar met één vinger heb aangeraakt, grijpt Gillert in. Met een vlug zwiepje van zijn toverstok komen mijn benen van de grond en zweef ik in het midden van de keuken.
‘Zet me neer!’
Ik maai met m’n lange armen en benen in een poging om terug op de grond te komen, maar niets helpt: Gillert heeft me volledig in z’n macht.
‘Zet me neer!’ grauw ik agressief tegen mijn belager ‘Jullie kunnen niet op reis gaan! Niet ten koste van mijn zus!’
Het anders zo vrolijke gelaat van Gillert is echter verandert in een wezenloos masker en zijn blauwe ogen kijken me kil en onverschillig aan.
‘Heb je enig idee wat je allemaal aan het neuzelen bent?’ vraagt hij op zo’n ijzige toon dat ik mijn verzet ogenblikkelijk staak. ‘Heb je enig idee wat voor groots plan jij wilt dwarsbomen? Vast niet want daar ben je te dom en te onvermogend voor.’
Verbijsterd staar ik hem aan: iedere lijn van Gillerts bloedmooie gelaat straalt een mengeling van haat en maniakaal verlangen om te overheersen uit.
‘Snap je dan niet dat je zusje is wie ze is door dreuzels?’ sist hij vol walging ‘Snap je dan niet dat de niet-magische bevolking de reden is dat wij, tovenaars, ons al eeuwenlang moeten verbergen? Snap je dan niet dat hetgeen van je zusje is geworden perfect vermeden was als dreuzels ons vreesden?’
Met grote ogen staar ik hem aan en Gillert Grindewald gaat door met een stem die kracht en autoriteit uitstraalt. ‘Je vader zou niet als een grote crimineel gestorven zijn in Azkaban, maar als een held gelauwerd worden omdat hij zich gewroken had op het schorem dat zijn dochter had verminkt! Je moeder had je zusje nooit hoeven te verbergen en Albus zou zijn talent niet moeten verspelen door voor een seniel geworden familielid te moeten zorgen.’
‘Nou eigenlijk zou ik niet zeggen dat Ariane seniel is, eerder hoog sensitief,’ mompelt Albus voorzichtig, maar Gillert hoorde hem niet.
‘Ik en Albus proberen het tij te keren,’ hijgt Gillert en zijn ogen gloeien koortsachtig ‘We hebben plannen gesmeed om de wereld te overheersen en eenmaal we dat doen is het tijdperk van de dreuzels voorgoed verleden tijd! Je zou blij moeten zijn dat, we ons met dergelijke zaken bezighouden! Je zou dankbaar moeten zijn dat we streven naar hogere samenlevingsvormen en trots zijn op het magische bloed dat door je aderen stroomt.’
‘Dankbaar voor wat? Dat jullie Arriana hiervoor gaan opofferen?’ wierp ik hem in zijn gezicht ‘Jullie gaan de tovenaarswereld bevrijden van de ketenen van de dreuzels, maar jullie zijn zelf geen haar beter… Poeh, puik plan!’
Het volgende ogenblik gebeurt er van alles: een lichtflits, iemand die naar adem snakt en een alles verslindende, withete pijn doorheen mijn lijf. Enkele seconden later lig ik versuft op de grond en torent Gillert kwaadaardig boven me uit.
‘Ondankbare vlegel! Stuk onbenul!’ sneert hij emotieloos ‘Denk je dat één zielig heksje er toe doet? Denk je dat die debiele zus van je meer waard is dan het doel dat ik en Albus dienen? Het doel heiligt de middelen, onnozelaar!’
Zo snel als kijken trek ik mijn toverstok en probeer een spreuk te lossen op Grindewald, maar ik ben geen kei in non-verbale spreuken en er schieten slechts enkele vonken uit de top van mijn staf. De klootzak leest echter mijn gedachten en ontvlamt in een nog grotere woede.
‘Mij vervloeken?’ fluistert hij ‘Je zou beter naar school gaan en eindelijk eens non-verbale spreuken leren gebruiken in plaats om te sakkeren over dat mormel van een zus!’
Hij heft zijn stok en het volgende ogenblik krijs ik het uit van een pijn die ik nog nooit eerder heb gevoeld. Het is alsof mijn hele wezen in brand staat, alsof ik levend gevild wordt en er duizenden hete naalden door mijn vel geboord worden.
‘STOP!’
De pijn stopt gelukkig even snel als die gekomen is. Angstig lig ik op de koude grond en zie hoe Albus met getrokken toverstaf op Grindewald afstapt.
‘Doe dat nooit meer,’ zegt hij resoluut tegen Grindewald terwijl hij diens blik mijdt ‘Die vloek is illegaal in het Verenigd Koninkrijk.’
Grindewald snuift minachtend en kijkt het meisje dat wit weggetrokken in de deuropening staat boosaardig aan.
‘Verschoon je zus,’ grimast hij sarcastisch tegen mij ‘Volgens mij heeft ze in haar broek gepist door de sensatie van de cruciatusvloek.’
In een vlaag van razernij spring ik overeind en de spreuk die volgt blaast Gillert Grindewald van z’n sokken. Met een gigantische dreun komt Gillert op het aanrecht terecht waardoor er een regen van vuile vaat op hem neerdaalt, de scherven vliegen in het rond en Arriana begint te gillen.
‘JIJ!’
Met een woest gebaar richt Grindewald zijn toverstok op me, maar ik ben klaar om de confrontatie aan te gaan. Grindewald buldert een cruciatusvloek en ik brul de eerste de beste vervloeking die in me opkomt.
‘STOP,’ roept mijn broer Albus wanhopig boven het hysterische gekrijs van Arriana uit. ‘STOP!’
Mijn vloek verbrijzelt een van de keukenkastjes en de splinters vliegen alle kanten op, Gillerts spreuk doet de muur achter me barsten en een hele rij glazen bokalen vallen op de grond. Het volgende ogenblik begint de keuken te daveren door een naderende magische uitspatting van mijn zusje.

‘Avada Kedavra,’ snauwt Gillert die me recht in de ogen kijkt en een grote, groene lichtflits volgt. Ik herhaal zijn woorden en ook Albus brult een bezwering in een poging om het tij te keren. Twee felgroene vervloekingen en een zilverwitte bezwering raken elkaar, exploderen en schieten vervolgens elk een willekeurige richting uit. Met een dreun alsof er een kanon afgaat vliegt de porseleinkast die achter me staat de lucht in, de tweede spreuk beschadigt het plafond en laat een regen aan stof en brokstukken neerdalen, de derde en laatste lichtflits vliegt tegen het weerloze, gillende meisje dat me met uitgestoken handen te hulp wil snellen…

Exact een week later staan ik en Albus aan weerszijde van het tuinpad. We dragen beiden een sober zwart gewaad met bijpassende dassen en hoeden. Het is de dag van Arrianes begrafenis en een hele stoet van heksen en tovenaars verschijnselen in onze straat. De heren dragen net als ons een zwart gewaad, de vrouwen gaan gehuld in zwarte jurken met bijpassende sluiers en hoedjes die op vogelnestjes lijken. Ze schudden ons één voor één de hand en prevelen hun medeleven, vervolgens lopen ze over het knerpende tuinpad naar de vlug opgezette tent waar het afscheid zal plaatsvinden. Albus neus is gebroken en op een dreuzelachtige manier behandelt. Vele mensen vragen zich af hoe het komt dat Albus dergelijke verwondingen heeft opgelopen – aangezien ook zijn ogen gezwollen zijn en zijn wang geschaafd – en nog meer mensen vragen zich af waardoor hij de schade niet zelf genezen heeft. Ikzelf en Albus zijn de enigen die het antwoord weten, maar we houden onze lippen stijf op mekaar. Mathilda Belladonna de oudtante van Gillert Grindewald komt voorbij geschuifeld. Nerveus en schichtig mompelt ze haar medeleven en loopt vervolgens naar de tent. Ik en Albus kijken haar na: Gillert Grindewald is direct op de vlucht geslagen na Ariana’s dood en Belladonna heeft dat tegenover het Ministerie bevestigd … Ze heeft er ook voor gezorgd dat deze zaak niet in de Ochtendprofeet kwam en daarvoor ben ik haar ondanks alles stiekem dankbaar voor.

De dienst zelf gaat als een waas aan me voorbij: een stokoude tovenaar die Ariana zelfs niet gekend heeft leidt de dienst en neuzelt over leven dat veel te vroeg heen gegaan is, enkele verre familieleden mompelen enkele woorden van spijt en halen enkele wazige herinneringen boven aan Ariana die stuk voor stuk gemanipuleerd zijn door m’n moeder. Ikzelf weiger botweg om te spreken, maar wanneer Albus het woord neemt en een nogal onhandig betoog opdreunt word ik boos en besluit ik om alsnog het woord te nemen. Later die dag wordt Ariana begraven op het kerkhof van Goderics Eind. Ik en Albus staan elk aan een kant en zien hoe de kleine, witte kist afdaalt naar de bodem van de put. Vervolgens heffen we beiden onze stok en laten de aarde naast het graf oprijzen en de witte kist bedekken. Met een tweede zwaai van zijn toverstok laat Albus een marmeren grafsteen verschijnen. Met enkele korte zwiepjes van zijn staf verschijnt Arrianes naam in het gesteente. We staan een tijdje zwijgend bij het graf. Ik weet dat Albus mijn gedachten probeert te lezen, maar ik trek een ijzersterke barricade op terwijl ik mijn pijn probeer te verbijten… Flarden uit het verleden overvallen me…

De spreuk raakt Ariana in de maagstreek. Ze hapt naar adem en haar ogen puilen uit terwijl ze in de lucht wordt geslingerd… Ik gil haar naam en snel haar tegemoet, maar ik weet dat het te laat is… Arriane is al dood wanneer haar lichaam terug op de grond ploft. Ik krijs het uit terwijl ik haar vastgrijp bij haar schouders en haar dooreen schudt. Het heeft geen zin, Arrianes hoofd beweegt slap heen en weer, haar blauwe ogen staren in het niets… Ik neem mijn toverstaf en laat een reanimerende spreuk los op haar borstkas en dat drie keer… maar er gebeurt niets. Met tranen in de ogen kijk ik naar Albus en Gillert die nog maar juist overeind krabbelen.
“Doe iets,” fluister ik hees “Doe iets…”
Albus schuifelt op ons af en buigt zich voorover, zijn lange vingers raken Arriane in de hals. Hij neemt zijn staf en prevelt ook enkele woorden en ik hoor Gillert minachtend snuiven.
“Het is voorbij,” zegt hij vol verachting en hij kijkt ons met de grootste minachting aan. “Het is finito met haar. Ze is dood.” Met iets dat op leedvermaak leek klopte hij het stof van zijn gewaad.
“Misschien maar goed ook, ooit had ze zichzelf een keertje moeten kelen… Laat ons blij wezen dat het voorbij is…”
Ik hoor hem echter niet, ik staar angstig naar het gezicht van mijn broer. Nog nooit heb ik zo hard in zijn magische vermogens geloofd. Albus murmelt nog enkele bezweringen, maar er gebeurt niets… Na enkele minuten schudt hij spijtig het hoofd.
“Niets helpt… Ik kan niets meer doen…” mompelt hij en zijn stem trilt. “Z-ze is-s-s heengegaan.”
Ik weiger het te geloven en beveel Albus dat hij alle spreuken opnieuw moet proberen. Ariana kan en magniet dood zijn… Albus buigt treurig zijn hoofd en Gillert lacht schril “Tegen de vloek des doods is niets te doen, jongens! Ze is zo dood als een pier.”
Mijn handen strijken de blonde haren uit Arrianes roerloze gezicht… Met tranen in de ogen kijk ik naar mijn oudere broer, met een gezicht dat doordrongen is van intens verdriet en terneergeslagenheid neemt die zijn toverstok weer beet en even heb ik het glorieuze gevoel dat hij opnieuw Arriane gaat reanimeren. Niets is echter minder waar: hij wijst met zijn staf enkel naar het gebarsten raam en het volgende ogenblik schiet er een zilverkleurige vogel uit. De feniks klikte met zijn zilveren snavel en gleed met sierlijk klappende vleugels de keuken uit, in tussentijd neuzelde Gillert verder.
“Nu staat niets ons nog in de weg om ons avontuur te ondernemen Albus. Het zal alles een stuk vergemakkelijken. Hoor je me, Albus? Albus?…”
“We gaan niet,” gromt Albus en ik schrik van zijn stem. Zijn stem is niet monter of vrolijk zoals altijd, maar uiterst bruut en krachtig.
“Wat?”
“Ik heb net een patronus verzonden naar het Ministerie van Toverkunst… Het is een kwestie van minuten eer ze verschijnselen en jouw arresteren voor de moord op mijn zus.”
Gillert kijkt Albus enkele tellen verbijsterd aan, maar vervolgens trok hij wit weg. “Dit meen je niet! Albus je bent… we zijn…”
“Ongeacht het feit wat we waren, we zijn het niet meer,” zegt Albus glashard en hij kijkt voor het eerst Gillert recht aan in de ogen. “Jij zei dat de zegevlier het hoogste goed was, wel nu, voor mij was en is familie dat.”
Gillerts ogen puilen bijna uit zijn kassen van ongeloof.
“Als je wilt vluchten dan is de keus aan jou,” ging Albus verder “Maar dan hoop ik dat je ooit zult beseffen wat je vandaag hebt aangericht.”
Gillert Grindewald bleef enkele tellen verbluft staan in onze geruïneerde keuken, maar toen nam hij zijn besluit. Hij keerde zich om en in een geruis van zijn mantel verdween hij met de woorden. “Je mag dan wel over talent beschikken Albus over macht en overheersing weet je niets, NIETS. Het is niet aan de zwakkeren om de wereld te overheersen, maar aan de sterkste met de wil om te heersen… En het doel heiligt de middelen of was je dat soms vergeten?’
Met een kreet spring ik overeind, Albus roept me iets toe, maar ik negeer hem. Zo hard als ik kan ren ik het stoffige tuinpad op, Gillert achterna. Gillert is echter al aan het eind van het tuinpad en kan ieder ogenblik verdwijnselen.
‘MOORDENAAR,’ schreeuw ik en ik zwaai met mijn toverstok ‘Kom op en vecht als je durft.’
Gillert lacht echter maniakaal en zijn wezen heeft weer dat krankzinnige.
‘Onnozelaar,’ lacht hij lijzig en het volgende ogenblik onderwerpt hij me weer aan de cruciatusvloek. Ik gil het uit van de pijn, maar mijn woede en verdriet zorgen er echter voor dat ik de folterende pijn van me af kan zetten en een striemvloek kan lossen op Gillert. Gillerts gezicht betrekt even wanneer hij geraakt wordt aan zijn schouder.
‘Is dat alles dat je kunt geven?’
‘Moordenaar!’ herhaal ik en ik hap naar adem ‘Smeerlap!’
‘Het doel heiligt de middelen,’ werpt Gillert me toe ‘Dreuzels dienen niet om ons te onderdrukken. Ze verdienen het om ons te dienen want ze zijn minder dan ons. Ooit zul je inzien dat ik gelijk heb en dat je zusje slechts een offer was om dat doel te bereiken.’
Ik wil hem vervloeken maar nog voor de lichtflits bij hem is verdwijnselt hij met een knal. Ik bulder het uit van frustratie. Vervolgens been ik nijdig terug naar de keuken waar ik word geconfronteerd met een gigantische ravage en het lichaam van mijn dode zusje. Albus zit verslagen naast haar.
“We moeten iets verzinnen,” zegt hij enkel zonder me aan te kijken “Om dit te verklaren,” en hij gebaarde naar de puinhoop.
“Simpel,” zei ik ijskoud “We zeggen zoals het gegaan is… dat Gillert een sadist is.”
Albus kijkt beschaamd van me weg. “Laten we het erop houden dat dit… een pijnlijk ongeluk is…” mompelt hij voorzichtig. “We kunnen er onmogelijk bijzeggen dat Ariana haar krachten niet bijster meester was.”
Woede ontvlamt in me en in enkele seconden sta ik witheet van razernij.
“WAT GA JE DAN ZEGGEN? DAT DIT ALLES TOEVALLIG GEBEURT IS OF DAT ARIANA IS GESTORVEN DOOR EEN FOUT VAN ZICHZELF?”
Albus opent zijn mond om iets te zeggen maar ik ben hem voor. “JIJ HEBT DIE SMEERLAP HIER BINNGEHAALD! JE WIST BEST WAT VOOR KWIBUS HIJ WAS! HIJ BEDREEF ZWARTE MAGIE, VERACHTTE DREUZELS EN BESCHIMPTE MIJ EN ARIANA CONSTANT!”
“Desiderius… ik,”
“ARIANA HAD ENKEL ONS! ZE WAS ZORGBEHOEVEND! IK HAD PERFECT VOOR HAAR KUNNEN ZORGEN WANNEER JIJ MET DIE DEBIEL WOU RONDTREKKEN, MAAR NEEN: ZE MOEST PER SE ME OP WERELDREIS!”
Mijn broer stamelt iets, maar zijn woorden kunnen geen soelaas bieden. Ik wil Albus zijn relaas niet horen… Ik wil niet weten wat hij gaat verzinnen: ik wil hem alleen zoveel mogelijk pijn bezorgen. Met een kreet van een gewond dier werp ik mezelf op mijn broer die ik zo veracht en ik sla hem met mijn vuisten waar ik kan. Ik sla op zijn schouders, beuk op zijn borst en plant mijn vuisten in zijn gezicht. Ik voel zijn neus breken en hoor hem naar adem snakken. Zijn gezicht is besmeurd met bloed, maar ik ken geen genade… ik blijf op hem razen en val hem aan zoals een ordinaire dreuzel zou doen. Pas na enkele minuten wanneer het trauma team van het ministerie arriveert hou ik op omdat ze me verlammen met een lamstraal.


Sindsdien zijn er zeven dagen gepasseerd, zeven dagen waarbij ik als een schim van mezelf ronddwaalde door Goderics Eind. Mijn broer daarentegen had zich thuis opgesloten en had alles geregeld: hij had verklaringen afgelegd tegenover het Ministerie van Toverkunst, Ariana’s begrafenis tot in de puntjes geregeld, onze keuken volledig gerepareerd en al onze verre familieleden, weinige vrienden en verwaarloosde kennissen een uil gestuurd. Alles heeft hij gedaan, alles, behalve geweend om Ariana. Iedere avond had hij somber aan de keukentafel gezeten en in het smeulende haardvuur gestaard. Zwijgend, in zichzelf gekeerd en mij soms verontschuldigend aangekeken vanuit zijn ooghoeken. Soms had ik de indruk dat hij zich schaamde om wie hij was en wat er was gebeurt, maar dat kon me weinig schelen: hij was het die Gillert in huis had genomen en de andere kant had uitgekeken wanneer bleek dat Gillert totaal niet spoorde.
Door een waas van tranen zie ik hoe Albus met zijn staf zwaait en vervolgens een grote krans witte bloemen tevoorschijn tovert. Hij overhandigd de krans aan mij en ik leg ze keurig op Ariana’s graf. Zwijgend staren we een poosje naar het graf dat het lichaam van ons zusje herbergt.
“Vergeef me alsjeblieft,” snikt Albus plotseling en ik kijk hem verschrikt aan. Mijn broers ogen staan vol tranen, voor het eerst sinds die bewuste dag weent hij echt en kijkt hij gekwelder dan ooit het geval was. “Vergeef me alsjeblief,” herhaalt hij en de tranen glijden over zijn wangen. “Vergeef me m’n naïviteit en dwaas vertrouwen in de theorieën van Gillert! Het is allemaal mijn fout: ik ging met hem om, ik heb hem binnengebracht in ons huis, ik heb zijn praatjes geslikt voor zoete koek en ik heb me volledig laten meeslepen door zijn zinloos verlangen naar macht! Ik heb hem nooit mogen vertrouwen, laat staan dat ik hem boven jullie heb mogen verheven.”
Zijn knieën knikken en het volgende moment zakt hij neer op de grond. Hij heeft oprecht spijt besef ik onmiddellijk, maar ik kan hem niet vergeven… net zomin als ik mezelf kan vergeven. Ik heb tegen beter weten in gereageerd op Gillerts aanval door hem te vervloeken en zo het gevecht ontketend… Ik heb net als Gillert de vloek des doods uitgesproken en die in de strijd geworpen… en Ariana is gestorven door één van onze spreuken. Eén van onze spreuken of een mengeling ervan is mijn arme zusje fataal geworden. Ik slik de brok in mijn keel weg en bedenk me dat al mijn moeders moeite om Ariana te beschermen tegen de buitenwereld en zichzelf verloren moeite was… Na moeders dood heeft Ariana amper nog één jaar geleefd en ze is gestorven door de stommiteiten van haar beide broers… Die wetenschap vervult me met zoveel schaamte en wanhoop dat ik het, het liefst van al wil ik het uitbrullen van pure frustratie.
In plaats daarvan kijk ik Albus recht in de ogen die zo goed lijken op de mijne en zeg zonder veel omhaal volgende woorden die ik letter voor letter meen.
“Al werd je de beste tovenaar aller tijden, Ariana’s dood kan én zal ik je nooit vergeven!”


Reacties:

1 2

Rukia
Rukia zei op 13 feb 2014 - 12:27:
ok, ben echt spraakeloos
dit is zo prachtig
arme arianna