Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Third World War » Three
Third World War
Three
De oorlog heeft iedereen verpest. Er was een tijd dat ik nog misselijk werd van warm bloed aan mijn vingers. Er was een tijd dat meisjes hun eigen broer niet door de kop moesten schieten omdat het niet anders kon. Er was een tijd… En nu is er een andere.
De oorlog heeft alles verpest.
Bella kan niet getroost worden, al was het haar eigen keuze. Ze zit in de hoek van de kamer en probeert haar geluiden in te slikken, maar haar huilen dondert me nog steeds in de oren. Bodine en ik hebben onze handen in onze sjalen gewikkeld en zijn nu aan het snuffelen door keukenkastjes en op de bovenverdieping. De houten latten kraken onder onze voeten maar elke minihartaanval is het waard wanneer we onze tassen volproppen met dingen om ons wapenarsenaal en koelkast mee aan te vullen.
Elke keer we door de woonkamer heen moeten, zorg ik ervoor dat ik de lijken niet over het hoofd zie. Mijn tanden dringen zich net iets dieper in de binnenkant van mijn wang. Onthoud hun gezichten, zeg ik mezelf. Schuldgevoel overstelpt me ’s nachts altijd omdat ik dit doe, het waren slechte mensen maar het waren nog steeds mensen; broers, nonkels, vaders—misschien zelfs geliefdes. Maar het zou erger zijn als ik dat niet deed, als ik alles zou buitensluiten buiten dat stemmetje diep vanbinnen dat zegt dat moorden oké is (en soms nog best wel leuk).
Ik weiger om zo’n monster te zijn.
“Hé, kijk.” Bodine heeft de televisie verschoven en een verborgen luik tevoorschijn heeft gehaald. “Wil je kijken?”
Mijn ogen glimmen zonder twijfel met ondeugendheid.
In het begin van de oorlog voelde alles een beetje als oorlogje spelen. We deden dit zo vaak toen iedereen massaal begon te verhuizen naar veiligere onderkomens—in huizen binnenbreken, op zoek naar geheime opbergplekken en schatten in kelders en zolder. We hingen de spion of de soldaat uit, deden alsof we een criminele bende waren. Alles had een laagje van nep, van een schijnvertoning.
En toen was het dat plots allemaal niet meer, werd plots alles zo beangstigend echt, en drukte het gewicht van stelen en binnenbreken en geweld zo hard op mijn schouders dat ik bijna voorgoed door mijn knieën ging. Ik vertrouw mijn meisjes en ik vertrouw mezelf, soms, en ik weet dat we geen slechte mensen zijn.
Maar we doen wel slechte mensen-dingen.
“Dat je dat nog moet vragen,” antwoord ik met het geoefende rollen van mijn ogen.
Heel even nog kijk ik om naar Bella, maar zij zit ergens anders nu. Ze kan waarschijnlijk wel wat alleen-tijd gebruiken. Het verdriet dat over haar wangen rolt, beklemt mijn borst maar er is op dit moment, op deze plaats niets dat ik kan doen om haar te helpen.
Met een zucht draai ik me om, naar ogen die begrijpend kijken, en haal dan een zaklamp boven waarmee ik lichtbundels in het donker werp. “Let’s go.”
Ik houd de zaklamp in de opening van het luik maar het is Bo die zich als eerste naar beneden waagt, bengelend aan haar vingers en dan—plof. Ze komt zacht neer.
“Er ligt tapijt. Ik denk dat er toch een god is.”
Met de zaklamp tussen mijn tanden volg ik haar het onbekende in.
Er was niet bijster veel te zien, daar in die verborgen kelder, maar het was het wel waard om mijn hart nog eens radslagen te voelen doen voor iets positief. Voor de adrenaline van iets ontdekken, niet de adrenaline die mijn lichaam gijzelneemt wanneer iemand of iets op het spel staat.
Al onze sporen zijn uitgewist en we zijn onderweg naar huis. Bella heeft zich zo goed als ze kon weer bij elkaar gekregen, al is het maar om de tocht naar huis tenminste niet al te veel last te zijn, en ik probeer haar te laten merken dat ze voor ons geen masker op hoeft te zetten.
Dat zal ze toch doen. Dat doen we allemaal.
Om de paar minuten moeten we stoppen en schuilen. Ik druk mezelf in hoekjes van smerige straatjes en kniel op ijskoude stenen zodat de patrouilles ons niet in de gaten krijgen. De metalige smaak van bloed heeft zich in mijn mond gespreid van de enkele keer dat ik mijn hand tegen mijn lippen drukte om mijn geklappertand te dempen.
Ik laat mezelf toe te glimlachen wanneer we weer op de stoep staan. Die smelt weg als sneeuw voor de zon (binnenkort, hopelijk) want Suki huilt.
Suki huilt nooit.
Ik baan me een weg naar binnen en laat sporen van grijze smurrie achter. De kamer waar Michael ligt, voelt nog kouder dan buiten. Het verband om hem heen is doordrenkt van bloed maar heeft een groenige kleur, en mijn ogen zoeken paniekerig naar Emma.
Die zit in de hoek en schudt haar hoofd.
“Er zat een onbekend vergif op het mes waarmee ze hem gestoken hebben. Ik kan niets doen.”
Heel even prijs ik mezelf gelukkig dat ze mij nauwelijks hebben geraakt met dat mes en dan slaat alles om naar pijn. Mijn hart breekt in kleine stukjes.
Kayley is aan de slag geweest met een paar van de conservenblikken die we hebben meegenomen en nu zit iedereen om de tafel boven een stomend bord. Ik wou dat ik er niet zo van genoot, dat ik mijn bord zou kunnen wegschuiven en me overgeven aan het overweldigende zwarte gat dat ergens tussen mijn longen zit. Maar we zijn allemaal ondervoed en we genieten er allemaal van.
We rouwen wel om Michael met volle magen.
Naast me bladert Nadezhda door een stapel papieren. Het pakketje dat ons zoveel gekost heeft, is nog altijd even belangrijk.
Wanneer mensen gevangen genomen worden, om welke reden dan ook, worden ze een tijdje vastgehouden ter plekke voor ze overgeplaatst worden. Dan sturen ze heel de papierhandel op voorhand al naar het hoofdgebouw.
Eén van ons zit vast. Daniëlle.
Ze zit nu al bijna een maand in de cel. De gevangenissen worden te streng bewaakt om er door te kunnen dringen, maar het transport heeft zwakke punten. We kunnen haar onderscheppen.
Als we weten wanneer en naar waar ze overgeplaatst wordt…
“Ze zit ertussen,” fluistert Nadezhda, nauwelijks hoorbaar, maar dan maakt de euforie haar stem luider. “Ze zit ertussen!”
Er wordt geknuffeld om de tafel, vooral Tessa en Bodine houden elkaar lang vast, enkele minuten zelfs om te verbergen dat hun schouders schokken; ik sluit mijn ogen.
Het is warm om me heen, het huis ruikt naar waterige koffie en rijst met maïs en wortelen, voor het eerst klinken de stemmen hoopvol.
Maar ik voel me zo moe. Wanneer houdt het eindelijk op?
Reacties:
Heb jij Sucker Punch gezien? Wantwant. Dit is een beetje hetzelfde gevoel, maar beter. Like, the lovechild of Sucker Punch and Children Of Men.
En.
Dit.
En toen was het dat plots allemaal niet meer, werd plots alles zo beangstigend echt, en drukte het gewicht van stelen en binnenbreken en geweld zo hard op mijn schouders dat ik bijna voorgoed door mijn knieën ging. Ik vertrouw mijn meisjes en ik vertrouw mezelf, soms, en ik weet dat we geen slechte mensen zijn.
Maar we doen wel slechte mensen-dingen.
Mag ik jou opvouwen en in mijn zak stoppen en bewaren voor de inspiratieloze maanden? Cuz. WANTS.
<3
Ik sluit me aan bij de andere twee: erg sterk!
Even tussendoor: de naam Michael komt me helemaal niet bekend voor. Is dat een FF'er van voor mijn tijd of een OC of nog iemand anders?
Kay. Kay, Kay, Kay. Je begin is echt heel sterk.
En. En. Fuck, wat zijn wij cool. Wil je nu heel snel verder schrijven? Want dit verhaal is fijn en fijn is goed en en en en. Alsjeblieft? <3
Dit citeerde Captain ook al, maar KayKayKay - dit is briljant.
& bij die laatste zin moest ik serieus huilen. Nu ben ik dan ook een emotioneel wrak atm, maar honestly.