Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Schrijfwedstrijd » Gekidnapt

Schrijfwedstrijd

20 feb 2014 - 19:01

1757

0

261



Gekidnapt

Een druppel valt op mijn slaap. Mijn hoofd ligt op iets hards. Met mijn vingers beweeg ik langzaam over de ondergrond. Steen. Waar ben ik? Ik doe langzaam mijn ogen open.
‘Jason, ben je daar?’, fluister ik zachtjes. Er komt geen antwoord. Het duurt even voordat ik gewend ben aan het donker. Om meer te zien, kom ik langzaam overeind. De ruimte is klein. Het plafond zit net boven mijn hoofd, als ik zou staan. Aan de andere kant zie ik een kleine spleet licht. Ik ga ervan uit dat daar een deur zit. Ik zie een dienblad met een beker water. Snel drink ik het water op. Het smaakt een beetje raar, maar het kan ermee door. Er klinkt een dreun, gevolgd door voetstappen. Ik duw mijn rug tegen de muur aan. Ze zullen toch wel voorbij lopen, hoop ik paniekerig. Het licht vanonder de deur verdwijnt. Een sleutel wordt in het slot gestoken. Na de klik, zwaait de deur open. Hij komt met een klap tot stilstand tegen de muur. Ik zie alleen een silhouet. De man loopt naar binnen en houdt voor me stil.
‘Opstaan’, bromt zijn zware stem. Doodstil blijf ik zitten. Ik weet even niet hoe ik me moet bewegen. Als het hem niet snel genoeg gaat, trekken zijn armen me overeind. Lomp wordt ik op mijn voeten gezet.
‘Lopen.’ De stem klinkt bars. Ik wordt vooruit geduwd door de gang, naar een kleine metalen kamer. De lichten worden aangezet. Door het te felle licht knijp ik meteen mijn ogen dicht. De deur gaat weer open en er komt een andere man in pak binnen.
‘Dus je bent eindelijk wakker.’ Het is geen vraag, maar een constatering. ‘Zo te zien ben je goed uit de narcose gekomen.’ Gaat deze man nu aardig tegen me doen, terwijl hij me opgesloten heeft. Hij is op een stoel gaan zitten en kijkt me aan. Zijn ogen onderzoeken me. Het lijkt wel of hij recht door me heen kan kijken. Ik ga me er ongemakkelijk van voelen. Waarom staart hij alleen maar. Waarom zegt hij niets.
‘Ik wil haar.’ Mijn hart begint te bonzen. Hij wil mij, echoot het in mijn hoofd. Waarom? Waarvoor? Hij staat op en loopt naar buiten. Dezelfde man als net brengt me terug naar mijn kleine cel.
‘Rust goed, je zult je kracht morgen nodig hebben.’
‘Waarvoor?,’ mompel ik dan. Ik dacht bijna dat mijn stem het niet meer zou doen. Zo fragiel heb ik hem nog nooit gehoord. De man begint te lachen.
‘Voor je training morgen. We willen natuurlijk wel dat je het hier overleefd.’ Hij kijkt me eens goed aan. ‘Als je het al overleefd.’ Hij grinnikt nog na, terwijl hij de deur weer in het slot laat vallen. Wie is die we? Wat bedoelt hij met overleven? Welke training krijg ik morgen? Waar ben ik überhaupt? De vragen blijven door mijn hoofd heen malen. Uiteindelijk val ik in een onrustige slaap.

Ik ruik de zoete geur van de rozen die me omringen in het groene gras. Jason staat bij de bomen en kijkt naar me. Zijn ogen laten me niet los. Ik wenk naar hem dat hij moet komen. Hij is binnen een seconde bij me en buigt zich over me heen. Uit zijn zak haalt hij een doosje. Mijn ogen worden groot, als hij het opent. Een prachtige ring pronkt op het rode fluweel. Hij schuift hem met zorg om mijn vinger. De omgeving verandert. Ik sta voor een altaar. Jason staat naast me. Ja ik wil, is het enige wat ik hoor en zeg. Wanneer we de kerk uitlopen, zijn we getrouwd. We stappen een auto in met just married en rijden onze huwelijksreis tegemoet. Het groene gras komt weer tevoorschijn. Twee kinderen lopen om het picknickkleed heen. Het gevoel van genegenheid en perfectie overvalt me. Dit is de perfecte toekomst.
‘Kom Jason, we gaan naar huis.’
‘Nog niet, we zijn er pas net.’
‘Dan hadden we niet zo lang bij jou thuis moeten treuzelen.’ Onstabiel staat Jason op. Hij heeft al veel te veel gedronken. Voordat we bij de deur aangekomen zijn, valt hij al om.
‘Laat maar Jason, je kunt me zo niet naar huis brengen. Zo beland ik nog in de sloot.’
‘Ik kan je niet alleen laten gaan. Je ouders zullen me vermoorden.’
‘Ik heb minder kans op een ongeluk zonder je dan met je. Je bent te dronken om op je benen te staan. Ik bel je als ik thuis ben.’ Nog even stribbelt hij tegen daarna knikt hij een keer. Ik geef hem een kus, nadat ik mijn jas heb dichtgeknoopt. Op de fiets is het koud. De wind waait door mijn jas heen. Het lijkt net of de wind me weg wil jagen van thuis. Alsof hij me weg van hier wil hebben. In de verte klinkt een donderslag.
Plots komt er een fiets van rechts. Ik knijp als een gek in mijn remmen. Ik raak de fiets niet, maar voel dat iemand mijn arm grijpt. Nog voordat ik iets kan zien, wordt er iets tegen mijn gezicht gedrukt. Langzaam wordt alles zwart voor mijn ogen.

Bedekt van het zweet, wordt ik wakker. De deur wordt opengegooid en een man komt me halen.
‘Ben je klaar voor je toekomst.’ Een antwoord wordt niet afgewacht.

30 jaar later

‘Jillian? Jillian, ben jij dat?’ Ik draai me om. Er staat een man voor me. Ik schat hem een paar jaar ouder dan ik ben. Zijn ogen zijn amandelvormig. Zijn neus staat er perfect tussenin. Hij lacht en er verschijnen kuiltjes in zijn wangen. Dan valt mijn oog op het litteken bij zijn oor.
‘Jason?’
‘Jillian, je bent het echt.’ Hij slaat zijn armen om me heen voor een lange omhelzing.
‘Ik dacht dat je dood was. Ik kon het niet geloven. Ik durfde het niet te geloven. Ik voel me zo schuldig. Ik heb je ouders nooit meer aan durven te kijken.’ Ik maak me los uit zijn omhelzing en dat laat hem ook stoppen met praten. Zijn ogen kijken me waterig aan.
‘Laat me je op een kop koffie trakteren.’ Zijn stem klinkt hoopvol. Het lijkt me vrij onschuldig, dus ik knik, toch wel een beetje overdonderd.

Mijn kop staat onaangeroerd voor me. We kijken elkaar een beetje schuchter aan. Beiden niet goed wetend, waar te beginnen. Jason neemt een slok. Ik wil zijn voorbeeld wel volgen, maar ik kan het niet. Ik kan hem niet volgen, zoals het vertrouwd voor ons was. Althans zoals het vertrouwde van vroeger.
‘Mag ik vragen wat er gebeurd is?’ Zijn stem klinkt voorzichtig en aftastend. Ik besef dat ik er nog nooit met iemand over heb kunnen praten. Ik ben nu al sinds vijf jaar weer helemaal bij kennis en ben nog niet tot rust gekomen. Ik heb het idee dat ze nog iedere dag achter me aan zitten. Dat iedere dag mijn doodvonnis getekend kan worden. Ik ben bang dat zodra ik iets zeg, de wereld zal vergaan. Toch verlaten de eerste woorden mijn mond. Zodra ik eenmaal begin, kan ik niet meer stoppen. Het verhaal komt eruit als een waterval.
‘De dagen nadat ik gekidnapt ben, waren een hel. Ik had geen flauw idee wat er stond te gebeuren. ’s Ochtends haalden ze me uit mijn cel en ’s avonds dumpten ze me er weer in. De hele dag lieten ze me trainen. Nooit gaven ze een antwoord waarom. Na een tijdje lieten ze me niet alleen maar fysieke oefeningen doen, maar ook leerden ze me vechten en verschillende talen spreken. Deze trainingen gingen zo jaren door. Totdat ze vonden dat ik goed genoeg was. Van de ene op de andere dag werd ik met drie andere mensen in een ruimte gezet. Er was een bos nagemaakt, waarin ze allemaal vallen hadden gezet. Als je zo lang in de natuur opgesloten zit, leer je dat toch echt wel te waarderen. De natuur was onze enige overlevingsbron. Ze hebben ons daar een maand laten zitten. Toen ze ons daaruit haalden, feliciteerden ze ons. We hadden het overleefd. We waren klaar voor het echte werk. Ze stuurden ons naar een vreemd land met de waarschuwing dat ze alles in de gaten zouden houden. Zodra we probeerden te ontkomen, zouden ze ons vermoorden. In dat hotel kregen we een melding dat we iemand moesten vermoorden. We wisten niet wat we moesten doen. Onze twijfel sloeg toe. Het was zijn leven of dat van ons. We hebben het gewoon gedaan. Ik heb gewoon een man vermoord. En daarna nog vele anderen. De opdrachten stopten niet. Ze bleven maar komen. Dag na dag, week na week, maand na maand en jaar na jaar. Na jaren voor ze gewerkt te hebben, werden we teruggehaald. Ze vertelden ons dat ze klaar met ons waren. Ze hebben ons gedrogeerd een nieuwe identiteit gegeven en ons gedumpt. Het was zo raar om wakker te worden in een stad die ik niet kende als iemand die ik niet was en niet kon herinneren. Het is een paar jaar goed gegaan. Ik kon me niet herinneren en daarmee heb ik leren leven. Ik heb een baan gevonden in een bibliotheek.
Vijf jaar geleden begon ik nachtmerries te krijgen. Langzaam begon ik te beseffen dat de nachtmerries mijn verleden waren. Ik bleef maar dromen over dit dorp en ben hierheen gereisd. Ik wilde dit nog een keer met mijn eigen ogen zien. Eerst was ik bang voor wat ik hier aan zou treffen. Het is zo lang geleden. Ik ging ervan uit dat jullie allemaal al over me heen waren. Ik zou dood en begraven zijn voor jullie. Ik wilde de oude wonden niet openmaken. Toch wilde ik hier een keer terugkomen, voordat ik voorgoed verder kan gaan.’
‘Het spijt me zo Jillian. Als ik met je mee was gefietst, was dit allemaal niet gebeurd.’
‘Het heeft geen zin Jason. Ik heb je allang vergeven. Jij zou hetzelfde moeten doen. Je moet het jezelf vergeven en verder gaan met je leven. Het is nog niet te laat voor je. In het begin was de gedachte aan ons, datgene wat me erdoor haalde. Daarna heb ik ons opgegeven. De drang om te overleven, begon mijn leven te leiden. Jason, we hebben zulke prachtige herinneringen samen, maar die zullen altijd herinneringen blijven. Ik besef nu dat het stom van me was om hier terug te komen. Het was fijn om een keer te kunnen praten, maar ik had het niet moeten doen. Het is het beste als ik nu voorgoed verdwijn.’ Zonder Jason nog een keer aan te kijken, loop ik het café uit.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.