Hoofdcategorieën
Home » Percy Jackson » monster in the deep » Chapter 2: The son of Hades
monster in the deep
Chapter 2: The son of Hades
Sophia
Ik was op weg naar het Hades gebouw en besefte dat die niet heel moeilijk te vinden was aangezien het zwart was en erg groot. Het had fakkels tegen de muur aan staan die een sinister groen licht uitstraalden.
Zodra ik het gebouw binnenstapte realiseerde ik me één ding, mijn huisgenoot was een echte sloddervos. Dat kon ik hem niet kwalijk nemen want ik ben dat ook. De bedden waren niet opgemaakt, zijn troep lag overal en nergens en overal waar je keek lagen boeken.
Niet allen van buiten was het duidelijk dat dit het Hadesgebouw was, maar ook van binnen. De ramen zaten erg hoog en daardoor was het er erg donker, ook waren er zwarte gordijnen en de dekbedden waren zwart met witte skeletten.
Ik keek rond en kwam er achter dat Nico di Angelo blijkbaar erg van lezen houd want er was een gigantische boekenkast vol met boeken in het Oudgrieks. Ik zag Harry Potter en moest onwillekeurig lachen. De zoon van Hades hield van Harry Potter en Shakespeare.
Ik pakte één van de boeken en ging op een bed zitten.
Een paar minuten later ging de deur open en er stapte een jongen van mijn leeftijd naar binnen. Hij had zwart haar tot aan zijn kin, bruine ogen en hij was zó bleek dat je zou denken dat hij ziek was. Aan zijn zei hing een zwart zwaard dat er erg gevaarlijk uit zag en toen bedacht ik me dat hij het misschien niet zo fijn zou vinden dat er een wildvreemde in zijn gebouw zit, maar het was te laat, ik kon niet meer weg.
Hij hing zijn lange zwarte jas op en liep naar het bed naast mij. Ik hoopte dat hij me niet had gezien, maar het Athena deel in mij wist dat hij dat wel had gedaan.
Hij liep gewoon langs me en precies op het moment dat ik begon te denken dat hij me misschien toch niet had gezien draaide hij zich om en zette zijn zwaard aan mijn keel. Ik voelde dat dit niet een normaal zwaard was. Het was alsof al het leven uit me werd gezogen, Nico di Angelo keek me woest aan.
“Wie ben jij en wat doe jij hier!” Schreeuwde hij naar me. Het was moeilijk antwoorden met een zwaard op je keel dat al je leven uit je zuigt, maar ik probeerde het toch.
“Hallo huisgenoot.” Bracht ik met moeite uit. Hij liet zijn zwaard zakken en keek me argwanend aan. Waarschijnlijk zag ik er niet echt uit als iemand die in het Hadesgebouw thuishoorde.
“Ben jij mijn halfzus?” Vroeg hij langzaam.
“Soort van.” Antwoorde ik, terwijl ik naar adem hapte en mijn ziel langzaam weer terug kwam. Dat antwoord beviel hem blijkbaar niet want hij begon weer tegen me te schreeuwen.
“Hoe bedoel je, soort van! Ben je mijn halfzus of niet!”
“Ik ben de dochter van alle goden ook van jou vader.” Antwoorde ik snel.
Hij keek me met zo een stom hoofd aan dat zelfs de domste ezel op de planeet wist dat hij me niet geloofde en dus begon ik weer een demonstratie.
Toen ik een paar minuten later klaar was keek hij me met grote ogen aan. Ik wist wat hij wou vragen, ik wist wat ze allemaal wouden vragen. Hoe kan het? Hoe kan ik dochter zijn van alle goden? Maar ze vragen het nooit. Misschien zijn ze bang voor het antwoord of zijn ze gewoon te beleefd om het te vragen, maar ook Nico di Angelo vroeg het niet.
Hij was blijkbaar nog steeds boos en ook niet van plan zijn stommiteit toe te geven.
“En waarom zit je dan in mijn gebouw?” Vroeg hij
“Ik wou graag in een gebouw met zo weinig mogelijk kampers en mijn Ares kant heeft het niet zo op Percy Jackson dus ben ik in jouw gebouw terechtgekomen.”
Ik denk dat het een beetje verkeerd uit mijn mond kwam, want volgens mij dacht hij dat ik anders liever naar Percy was gegaan en dat maakte zijn humeur er niet beter op. Ik kon hem moeilijk ongelijk geven, want Percy had waarschijnlijk niet gelijk geprobeerd me te doden. Mijn Ares kant hem wel, maar hij mij niet.
De rest van de dag lieten we elkaar met rust. Tijdens het avond eten vertelde hij me de regels van het kamp, maar verder gedroeg hij zich afzijdig. Mijn beste deel van de maaltijd moest ik aan een god offeren had Nico mij verteld. Ik had geen idee aan welke god ik moest offeren, maar aangezien ik nu in het Hadesgebouw zat besloot ik mijn maaltijd aan Hades te geven en hem te vragen of hij me wou helpen het te kunnen gaan vinden met zijn zoon, want ik hoopte niet dat elke keer als we elkaar zouden zien we elkaar probeerden te vermoorden.
Nico was allang terug naar het Hadesgebouw gegaan en toen ik terug ging staarde iedereen me na. Ik denk dat ik daar maar aan moet gaan wennen, hoe naar het ook is, want zelfs hier ben ik anders.
Nico lag op bed een boek te lezen en hij negeerde me totaal. Hij moet gewoon nog aan me wennen, het is voor hem ook nieuw. Dat kon ik niemand wijsmaken. Hij vind me maar niks en dat wist ik wel. Morgen nam ik me voor aardiger te zijn, al had ik vandaag niet echt de kans gehad om aardig tegen hem te doen. Ik wenste Nico welterusten en hij mompelde wat terug.
Het vreemdste aan dit alles was dat ik Nico wel scheen te mogen, hij maakte me vrolijk. Wat ook al vreemd was aangezien hij eruit zag als een spook. De goden waren het met me eens en dát was gewoonweg bizar, want de goden waren het nooit ergens over eens. Al met al was ik best blij dat ik in het Hadesgebouw zat, zelfs na mijn bijna-doodervaring. Je moet alles positief bekijken en hé, ik ben net een dag op kamp-halfbloed en ik leef nog!
Sophia's ontmoeting met Nico liep niet zo soepel, maar ik hoop dat jullie het wel leuk om te lezen vonden! volgende keer is het Nico's point of view.
shadowlight
Oeh this nice!
Die laatste zin is geniaal!
En juist door dit soorrt ontmoetingen vindt ik het boeiend worden: want? het leven gaat niet over rozen aar over zelf gelegde plavuizen
Mooi chapter!