Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » The Musketeers » De musketiers » Athos

De musketiers

27 feb 2014 - 18:36

1099

0

371



Athos

Het was zo druk in de herberg dat niemand echt acht op elkaar sloeg. Tegen de tijd dat Athos zijn zoveelste beker met drank tegen zijn lippen zette, kon hij zich al niet meer herinneren wat er in het eerste had gezeten. In zijn achterhoofd zweefde een reden voor dit alles die hij zich niet meer kon herinneren. Het deed hem pijn, iets, maar hij wist niet wat.
Zijn gedachten liepen niet meer in lijnen, maar in kronkels toen Aramis plotseling voor hem stond.
‘’Athos,’’ hij ging zitten, zodat hij op ooghoogte was, ‘’heb je nog iets uitgevonden over Richelieu?’’
D’Artagnan verscheen naast hem en tilde een lege fles van de tafel op. ‘’Als dat zo is heeft het nu geen zin meer om het te vragen. Die is al ver weg.’’
Athos had zin om te lachen, en tegelijkertijd had hij zin om D’Artagnan te slaan. Hij deed geen van beide, maar pakte zijn beker en goot de inhoud achterover. Zijn hand trilde en hij wist dat hij niet lang meer nodig had om zich onbewust te worden van alles wat er gebeurde.
Aramis pakte een andere fles van tafel en liep ermee weg.
Beledigd wilde Athos hem terugroepen, maar toen zag hij dat hij richting de waard liep. Misschien ging hij hem alleen maar vullen. Nee. Hij gromde hardop. Dat klopte niet.
D’Artagnan ging aan de andere kant van de tafel zitten en keek rond. Hij leek meer dan een paar meter van hem vandaan. Alsof hij zich in een andere wereld bevond.
‘’Athos.’’ Hij hoorde zijn naam en besefte dat D’Artagnan ineens niet meer tegenover hem zat. Hij stond links van hem.
‘’Athos!’’ Toen D’Artagnans stem dringender klonk besefte hij dat hij misschien maar moest reageren.
‘’Wat?’’
D’Artagnan trok de beker uit zijn hand en zette een stap buiten zijn bereik.
‘’Wat is dit? Hij was het niet gewend om gestoord te worden als hij dronk. Hij stond op en moest op de tafel leunen om niet om te vallen. Maar de tafel was verder weg dan hij dacht. Hij greep in de lucht en verloor zijn evenwicht.
Het volgende moment lag hij op de grond tegen één van de tafelpoten aan. Porthos zat naast hem. Die was ook ineens uit het niets opgedoken…
‘’Zo is het wel genoeg.’’ Porthos schoof een fles die naast hem op de grond lag weg. ‘’Laten we gaan.’’ Hij pakte zijn schouders vast en trok hem overeind. Maar Athos rukte zich los. Hij struikelde en viel op de tafel. Hij negeerde Porthos, terwijl hij zich overeind werkte en een halfvolle fles van de tafel pakte. Steunend op alles wat hij binnen zijn bereik voelde, hobbelde hij weg.
Hij zag nog maar de helft van wat zich in de herberg afspeelde. Eigenlijk merkte hij alleen wat er vlak bij hem gebeurde. Een brede man liep tegen hem op, waarbij de fles bijna uit zijn handen viel.
‘’Kijk uit waar je loopt!’’ De man gaf hem een duw.
Athos goot zoveel mogelijk van de inhoud van de fles naar binnen, voor hij zijn pistool trok. Hij was niet geladen, dus sloeg hij ermee zo hard hij kon. Tegen het hoofd van zijn belager.
Snel werd hij van achteren vastgepakt. Zijn pistool werd uit zijn hand getrokken, terwijl iemand hem meesleepte.
‘’Porthos?’’
Het was een heel andere stem die antwoordde. ‘’Eruit!’’ Maar voor tot hem doordrong wat er gebeurde, werd het zwart voor zijn ogen.

Hij opende zijn ogen en spoog het water uit dat in zijn gezicht werd gegooid. Maar er was niemand te zien. Het water bleef geleidelijk aan tegen zijn gezicht slaan, en hij besefte dat het regende. De stenen waar hij op lag waren koud en hard. Moeizaam draaide hij zich om en zag de fles bij zijn hand liggen. Toen hij zich overeind wist te hijsen, keek hij naar de deur van de herberg. Hij zette de fles aan zijn lippen, terwijl de deur openvloog.
Porthos en D’Artagnan stonden bij hem.
‘’Kom overeind, we gaan naar huis.’’ Porthos trok hem omhoog. ‘’Werk eens mee.’’
Voor hij de laatste slok uit de fles kon nemen, werd die uit zijn handen getrokken. Hij probeerde hem terug te pakken, maar graaide in het niets en verloor zijn evenwicht. Voor hij zich kon herstellen, zat hij al op zijn knieën in het steegje. Hij kokhalsde, en zijn gezicht sloeg tegen de stenen.
Hij had geen idee hoe hij daar terecht kwam.
‘’… draag hem wel,’’ ving hij op, ‘’… niet normaal … dichtbij.’’
Iemand tilde hem over zijn schouder. Dat was niet de eerste keer. Maar normaal was hij in staat om te merken waar Porthos hem heen bracht. En nu…
Niets.
Zwart.
En als hij iets zag draaide het voor zijn ogen.

Toen hij wakker werd, lag hij op zijn zij op bed. Een zure smaak verspreidde zich door zijn mond. Hij draaide zich om en kreunde, terwijl hij zich probeerde te herinneren wat er gebeurd was. Maar de hele vorige dag was een gat in zijn geheugen geworden. Vreemd. Zoiets had hij normaal nooit.
Hij legde zijn arm voor zijn gezicht en dacht aan alle scheldwoorden die hij kende, toen iemand plotseling de deur van zijn kamer opendeed. Een fel licht scheen naar binnen dat pijn deed aan zijn hoofd.
Porthos knalde de deur veel te hard dicht, en ging op een stoel aan de andere kant van zijn kamer zitten. ‘’Hoe gaat het?’’
Hij gromde maar wat bij wijze van antwoord en sloot zijn ogen.
‘’Ik neem aan dat je deze wel terug wil.’’ Porthos legde zijn pistool op de tafel.
‘’Hoe kom je daaraan?’’ Hij werkte zich moeizaam overeind en legde zijn hoofd in zijn handen. Het werd weer even zwart voor zijn ogen.
‘’Ik zou blijven liggen als ik jou was.’’ Porthos pakte het pistool op en draaide het in zijn hand rond. ‘’Ik heb het teruggekregen van de waard.’’
‘’De waard?’’ Hij liet zich terugzakken op het matras. ‘’Wat deed die ermee?’’
‘’Goedemiddag!’’ De deur ging weer met zo’n knal open dat Athos het liefst zijn handen voor zijn oren had geslagen. Hij vroeg zich af waarom iedereen hem zo vroeg moest lastigvallen, uitgerekend vandaag.
‘’Treville verwacht ons over een uur.’’ Aramis liep opgewekt naar het raam toe.
Athos zuchtte. ‘’Treville kan de boom in. Hij zou ons pas vanavond verwachten.’’
‘’Om vijf uur. Over een uur dus.’’
Hij keek van Aramis naar Porthos. ‘’Menen jullie dit?’’
Porthos knikte. ‘’Ik dacht vannacht dat je helemaal niet meer bij zou komen.’’
‘’Ben je nog wat van Richelieu te weten gekomen?’’ vroeg Aramis.
Hij had geen idee wat hij over Richelieu moest weten. ‘’Nee,’’ mompelde hij. ‘’Wat zou ik moeten weten?’’
‘’We zien je zo buiten, dan.’’ Aramis opende de deur weer. En Athos kon nog net zijn handen voor zijn oren slaan, voor hij weer achter zijn twee vrienden dichtviel.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.