Hoofdcategorieën
Home » The Hobbit » Dúriel, dochter van Mirkwood » IV. Zwarte pijlen
Dúriel, dochter van Mirkwood
IV. Zwarte pijlen
Dúriel deed haar best om zo veel mogelijk bij Thrindilas uit de buurt te blijven, naarmate ze verder gingen. Ze zag dat hij zich zodra ze verder gingen, naar voren worstelde. Zelf hield ze juist haar pas in, zodat ze weer achteraan liep.
‘’Jullie zorgen zelf dat er eten komt,’’ zei Muindin tegen zijn groep, toen ze die avond stopten. Er groeit hier genoeg in de buurt. Teleurgesteld hing Dúriel haar boog pijlenkoker weer om, en liep een stukje langs de rand van het pad. Ongeveer twintig meter verderop in het bos stond een hert.
Het zou het beste zijn als ze tot vlakbij het dier kon sluipen. Maar de bladeren zouden onder haar voeten genoeg geluid maken om het dier te doen opschrikken. Ze sloop op haar tenen naar de eerste boom. Toen er een paar takjes onder haar voeten kraakten, stond ze stil. Tussen de bomen door, kon ze de voorkant van het dier zien.
Voorzichtig haalde ze een pijl uit haar koker, en legde hem tegen de pees. Ze schoof iets achter de boom vandaan en trok de nok naar haar gezicht. Ze kneep haar linkeroog dicht en richtte op de nek van het hert.
Voor ze de pees los kon laten, pakte iemand van achteren haar hand vast. Ze voelde de warmte van iemand die langs haar boog, om met zijn andere hand de pijl weg te halen.
‘’Dit is niet nodig. Er zijn genoeg eetbare planten in de buurt van het kamp.’’
Dúriel maakte een sprongetje van schrik en worstelde zich los uit Jighulirs greep. Een meter tegenover hem bleef ze staan. Ze keek hem strak aan.
‘’Terug naar het pad,’’ beval hij. ‘’Je weet heel goed dat je niet zomaar van de paden af mag als je de plaats niet kent.’’
Dúriel schoot langs hem heen terug naar het pad. Het leek wel alsof hij haar constant in de gaten hield.
Sendar kwam aangelopen vanaf de andere kant van het pad. Hij droeg de bladeren van een plant, nam Dúriel maar aan. Alleen zagen ze er niet al te eetbaar uit. De bladeren waren lang en groen, met donkerpaarse nerven en steel.
Ze ging naast hem lopen. ‘’Wat is dát?’’
‘’Irthilas.’’ Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘’Nooit van gehoord?’’
Ze keek naar de plant. ‘’Is het eetbaar?’’
‘’Natuurlijk is het eetbaar.’’ Hij schudde zijn hoofd. ‘’Wat wilde jij dan eten?’’
‘’Uh…’’ Dúriel zei maar niets over Jighulir en het hert. ‘’Ik heb nog niet gekeken wat hier groeit.’’
Sendar duwde wat van de planten in haar handen. ‘’Ik heb toch meer dan genoeg gevonden.’’
De volgende dag volgden ze het pad verder. Blijkbaar verkeerde Andir nog steeds in de veronderstelling dat ze op het goede spoor zaten.
‘’Denk je dat we nog iets gaan vinden?’’ Irindel liep plotseling weer naast haar.
‘’Misschien.’’ Dúriel vroeg zich af waarom hij ervan uitging dat zij alles wel wist.
‘’Volgens mij weten ze zelf niet eens goed waar we naar zoeken.’’ Hij bleef haar zo lang vragend aankijken tot ze bedacht dat ze maar eens moest antwoorden.
‘’Of ze willen het niet zeggen.’’
‘’Dat denk ik niet. Wij zouden mee kunnen zoeken.
Waarom vraag je het dan, dacht Dúriel. ‘’Misschien,’’ antwoordde ze.
Hoewel ze zelf niet het idee het dat ze het meest prettige gezelschap was, bleef Irindel naast haar lopen. Hij zei een tijd lang niets. Tot hij plotseling stopte en Dúriels schouder vastpakte.
‘’Kijk daar.’’ Hij wees naar de bossen een eind voor hen.
Dúriel zette een stap van hem vandaan en liep verder. ‘’Wat?’’ Ze tuurde het bos in, maar zag niets.
‘’Ik dacht dat ik iets zag bewegen.’’ Irindel schudde ongelovig zijn hoofd. ‘’Echt waar.’’
‘’Dat gebeurt wel eens vaker in een bos,’’ bromde Dúriel. ‘’Er leven hier namelijk dingen.’’
‘’Dat weet ik ook wel, maar – ‘’ Hij brak zijn zin af toen de groep plotseling stopte.
‘’Opsplitsen!’’ werd er vooraan geroepen. Muindin kwam naar hen toe en deelde met een paar gebaren zijn groep in tweeën op. Jighulir deed hetzelfde met zijn groep.
‘’Jullie,’’ Muindin gebaarde naar het deel waar Dúriel niet bij zat, ‘’met mij mee. De rest bij Heer Thrindilas.’’
Dúriel zag uit haar ooghoeken dat Thrindilas aan kwam lopen. Ze draaide zich om en liep naar de groep van Muindin.
‘’Hé, jij!’’ klonk een stem van links. Ze negeerde het. Nog een paar meter en ze zou in de groep van Muindin op kunnen gaan. ‘’Dúriel! Hierheen!’’
Met tegenzin bleef ze stil staan en keek in de richting van de stem. Jighulir wenkte haar.
‘’Jij komt bij mij,’’ zei hij toen ze naar hem toe liep.
‘’Maar ik hoor bij de bosgarde, dus – ‘’
‘’Anders ga je bij Heer Thrindilas.’’ Hij draaide zich om iets tegen Andir te schreeuwen. Andirs groep verdween links van het pad af.
‘’Volg mij,’’ commandeerde Jighulier. Ze verlieten het pad aan de andere kant. Het stuk van het bos waar ze in terecht kwamen, stond vol met lage bosjes en struiken. Die maakten het moeilijk om snel vooruit te komen, en bovendien onttrokken ze uitstekende boomwortels aan het zicht. Dúriel had moeite om op de been te blijven.
Toen ze het pad niet meer konden zien, stond Jighulir stil. ‘’Er zijn vreemde figuren gezien, niet ver van het pad. Orkachtigen. We vermoeden dat ze iets met de eigenaar van het schip te maken hebben. En anders hebben ze nog niets te zoeken in onze gebieden. We zullen ze verassen en vernietigen, welke kant ze nu ook opvluchten.’’ Hij draaide zich even om en keek een paar keer om zich heen. ‘’In de bomen,’’ luidde zijn commando.
Van Dúriel had hij alles mogen zeggen, behalve twee dingen. En één daarvan was ‘In de bomen’.
Schuin tegenover haar was een boom waar ze mogelijk in zou kunnen komen, zonder de soepele klim die de meeste van haar soortgenoten hadden. Ze haastte zich naar de onderste takken, en duwde een wachter weg die hetzelfde idee had. Ze zette één voet op een schuin stuk van de boomstam, en sprong omhoog. Als ze bovenin haar sprong haar arm uitstak, kon ze net een knoest grijpen om zich aan op te trekken. Het kostte haar drie pogingen om dit plan uit te voeren.
Toen kon ze zich optrekken tot haar voet steun vond op een zijtak. En zo klom ze langzaam naar boven. Op ongeveer vijf meter hoogte, vond ze een tak die dik genoeg was om op te zitten. In de bomen naast haar, zaten de andere elfen op ongeveer gelijke hoogte. Jighulir zat iets hoger, zodat ze hem allemaal konden zien.
Het duurde even voor er iets gebeurde. Toen klonken er duidelijk voetstappen onder hen. Dúriel hield zich met twee handen vast aan haar tak, terwijl ze iets opzij leunde om naar beneden te kijken.
De orks leken maar klein onder hen. Ze stampten door de bosjes en gromden zo nu en dan tegen elkaar. Bijna allemaal droegen ze een pijlenkoker met zwarte pijlen.
‘’Gereed!’’ Jighulirs stem klonk doordringend, maar zo zacht dat ze hem beneden niet hoorden. Hij trok zijn pees met een pijl naar achteren, en de rest volgde zijn voorbeeld. Dúriel probeerde de orks te tellen. Maar nu ze beide handen nodig had voor haar boog, durfde ze niet meer opzij te leunen.
‘’Wachten,’’ siste Jighulir
Een wachter in een ander boom maakte een gebaar met zijn hoofd naar Dúriel. Ze schoof wat naar voren op de tak om hem beter te kunnen zien.
‘’Richten!’’ waarschuwde Jighulir geïrriteerd. Dat was ongetwijfeld tegen haar bedoeld. Ze keek naar beneden. De orks stonden stil. Voorzichtig leunde ze iets voorbij de tak en richtte op een ork die onder haar stond.
‘’Los!’’ Op het moment dat Jighulir riep, keken de orks omhoog. Maar de elfenpijlen waren het laatste wat ze zagen.
Boven het geluid van de stervende orks uit, klonk iets anders. Veel harder. Dúriel leunde verder naar links om te zien wat er naderde.
‘’Pssst!’’ Ze schrok op van de wachter die net naar haar had gebaard.
Snel trok ze zich aan de tak op. Maar dit keer greep ze mis. Voor haar hand zich om de lucht sloot, voelde ze al hoe ze weggleed.
Reacties:
mooi geschreven!
en spannend ook, hoop dat Dúriels val niet al te schadelijk is, maar gelukkig kan ik verder lezen. dus dat ga ik zo snel mogelijk doen.
Prachtig geschreven ^^
Hopelijk schrijf je vlug verder, want het is super spannend!
‘’Er leven hier namelijk dingen.’’Hihihi _o_
Leuk geschreven hoor, en wat een cliffhanger! Ik ben benieuwd wat het geluid precies was en of het goed gaat komen met Dúriel en d'r val.
Ik vind het super leuk om een keer wat in dit fandom te lezen, ik ben echt weinig Hobbit fanficties tegengekomen die de moeite waard zijn. (:
OMG!
Snel verder...!
Dit is SPANNEND!
je schrijft echt zo goed!