Hoofdcategorieën
Home » Overige » Spelling en grammatica » Directe rede
Spelling en grammatica
Directe rede
In vrijwel elk verhaal komt de directe rede wel voor. Dit gebeurt echter helaas niet altijd foutloos. Ook in veel gepubliceerde boeken worden nog fouten gemaakt, wat het een verwarrend geheel maakt.
1) * “Hij zei dat hij er rond twee uur zou zijn,” Antwoordde Remy.
1) * “Hij zei dat hij er rond twee uur zou zijn.” antwoordde Remy.
In de bovenstaande zinnen staan twee fouten die vaak gemaakt worden. Als de directe rede niet het einde van de zin is, moet hij niet afgesloten worden met een punt (een vraagteken of uitroepteken kan wel) en moet het stukje dat volgt (antwoordde Remy, in dit geval) niet met een hoofdletter begonnen worden. Wat dus juist is:
1) “Hij zei dat hij er rond twee uur zou zijn,” antwoordde Remy.
Wat belangrijk is bij de directe rede is het realiseren dat de directe rede niet per se een op zichzelf staande zin is, maar het kan ook onderdeel van een zin zijn.
2) “Ik wil dat je blijft.”
Dit is prima. Aangezien er niets volgt, is de zin afgelopen en kan er binnen die aanhalingstekens een punt geplaatst worden. Dit is echter niet altijd het geval, zoals in het vorige voorbeeld. Als er na de directe rede de zin nog verder gaat, is het laatste leesteken voor het sluitende aanhalingsteken niet een punt. Stel het tweede voorbeeld zou omgebouwd worden naar een zin die niet alleen uit directe rede bestaat, dan zal de punt vervangen worden door een komma.
2) “Ik wil dat je blijft,” smeekte ze me.
Als de directe rede eindigt op een uitroepteken of vraagteken is er dus geen probleem en kan deze blijven staan.
3) “Ga je me missen?”
3) “Ga je me missen?” vroeg ze huilend.
4) “Ik haat je!”
4) “Ik haat je!” schreeuwde hij.
Handig!