Hoofdcategorieën
Home » The Hobbit » Dúriel, dochter van Mirkwood » VI. Jacht op schaduwen
Dúriel, dochter van Mirkwood
VI. Jacht op schaduwen
Dúriel was zich er vaag van bewust dat ze ergens werd neergelegd. Het duurde even voor ze weer wat zag en in staat was om helder na te denken.
Iemand zat bij haar been. Voor ze doorhad wat er aan de hand was, stond hij op en liep weg. En toen herkende ze hem pas. Ze kon niet geloven dat hij haar gered had. En ze wilde het niet geloven. Want in haar gedachten was degene die haar gered had iemand die dat uit sympathie of loyaliteit deed, niet omdat het zijn plicht was.
Toen Jighulir verdwenen was, probeerde ze om zich heen te kijken zonder haar knie te bewegen. Ze was op het pad. Verderop liep hier en daar wel iemand, maar de meesten waren blijkbaar nog niet terug.
Niet ver van haar hoofd vandaan lag een groot pak, ingewikkeld in lappen. Iemands bagage. Ze strekte haar arm uit en trok het naar zich toe. Voorzichtig ging ze zitten, en schoof het achter haar rug. Nu ze zat leek het alsof ze iets meer grip had op de situatie. En ze zou zich minder vernederd voelen als Jighulir terugkwam. Als hij tenminste van plan was om terug te komen. Misschien vond hij dat hij zijn taak nu wel had volbracht.
‘’Dúriel, wat is er gebeurd?’’ De groep van Thrindilas kwam terug. Irindel ging naast haar zitten. ‘’Ben je gewond?’’
‘’Nee, ik had er gewoon genoeg van en ben even gaan zitten.’’
‘’Helemaal niet,’’ zei Irindel nogal beschuldigend. ‘’Midden op het pad zeker.’’
‘’Waarom vroeg je het dan.’’
‘’Wat is er gebeurd?’’ Zijn ogen gleden over haar heen, alsof hij een ernstige wond zocht.
‘’Maak eens plaats.’’ Irindel schoot overeind toen hij merkte dat Thrindilas achter hem stond.
Hij boog. ‘’Natuurlijk, mijnheer.’’ Dúriel keek hem kwaad na. Alsof het zijn schuld was dat ze nu met Thrindilas opgescheept zat.
Thrindilas bekeek haar, met een glimlach op zijn lippen. ‘’Je bent ook net zo lomp als je vader, hè.’’
Dúriels handel balden zich tot vuisten.
‘’Je hebt meer van hem dan je denkt.’’
‘’Alsof jij dat weet,’’ barstte ze uit.
‘’Ik weet meer dan jij.’’ Hij glimlachte. ‘’Maar natuurlijk wordt er aan de familie van de koning meer verteld dan aan zo’n bastaard als jij.’’
Dúriel probeerde zich een paar seconden te verbijten. ‘’Doe niet alsof je mijn vader gekend hebt,’’ siste ze toen.
‘’Niet persoonlijk, gelukkig.’’ Hij bracht zijn gezicht naar haar oor en fluisterde. ‘’Maar ik ken zijn reputatie.’’
Ze beet op haar tong om niets te zeggen.
‘’Ik weet heel goed wie hij was. Wat voor iemand,’’ murmelde hij in haar oor.
‘’Thrindilas.’’ Jighulir kwam terug, en gromde Thrindilas’ naam bij wijze van groet, vermoedde Dúriel.
‘’Jighulir,’’ antwoordde hij, ‘’wat is hier gebeurd?’’
‘’Niets wat van belang is.’’ Hij ging aan de andere kant van Dúriel zitten.
Dúriel voelde een steen liggen bij haar rechterhand. Maar ze kon niet bedenken naar wie van de twee ze hem het liefste zou gooien.
Jighulir legde een paar grote bladeren en een stuk stof naast hem op de grond, en keek naar Thrindilas. ‘’Je kunt tegen Andir zeggen dat we vannacht hier kunnen blijven.’’
Thrindilas ging hoofdschuddend kaarsrecht zitten. ‘’Geen sprake van. Het is nog niet donker, ik wil verder zolang het licht is.’’
‘’We hebben besproken – ‘’
‘’Dat kan me niet schelen. Ik wil verder. En ik ben de kleinzoon van de koning.’’
‘’Dat weet ik,’’reageerde Jighulir verveeld.
‘’Er wordt dus ook naar mij geluisterd.’’ Hij stond op en keek neer op Jighulir.
‘’Ook goed. Kan je dan tegen Andir zeggen wat ik net zei? Bespreek het maar met hem als het je niet bevalt.’’
Thrindilas schudde geërgerd zijn hoofd. Zuchtend liep hij weg.
Dúriel grijnsde naar zijn rug.
‘’Vind je het interessant?’’ snauwde Jighulir. Hij legde de bladen op het gat in haar broek bij de knie.
‘’Wat is dat?’’ vroeg ze walgend.
‘’Tegen de zwelling. Je loopt morgen gewoon weer mee.’’ Hij wikkelde de stof strak eromheen en stond toen op. ‘’Ik zou je gedeisd houden bij Heer Thrindilas,’’ zei hij, voor hij wegliep.
De elfen sloegen hun kamp op het pad op, en niemand lette echt op Dúriel. Ze sleepte zich naar de rand van het pad, en viel in slaap.
Midden in de nacht schrok ze wakker van een steek in haar knie. Ze ging overeind zitten en voelde aan de stof waarmee het verbonden was. Maar ze durfde het er niet af te halen. Haar rechterknie was veel dikker dan de andere. En ze vroeg zich af hoe ze morgen ooit de groep bij moest houden.
Verbaasd liet ze zich weer op de grond zakken. En toen ze wakker werd, was het ochtend. Om haar heen maakten de leden van haar groep zich al klaar voor vertrek. Ze ging zitten en probeerde aan de zon te zien hoe laat het was. Maar die ging verscholen achter de bomen.
‘’Probeer eens te lopen.’’ Ze viel bijna om van schrik, toen ze plotseling een stem naast zich hoorde. Ze herkende hem zonder om te kijken. Voorzichtig kwam ze overeind. Haar knie was aanzienlijk minder dik dan vannacht.
Ze zette een stap. Heel haar rechterbeen voelde stijf en pijnlijk, maar ze kon gewoon lopen.
Toen Jighulir dat zag, stond hij op en liep weg. Ze keek hem met opeengeklemde kaken na, en vroeg zich af of hij het misschien grappig vond om op vervelende momenten vlak naast haar op te duiken. Maar toen bedacht ze zich dat er waarschijnlijk niets bestond wat Jighulir grappig vond.
‘’We gaan vandaag op orkjacht.’’ Irindel kwam naast haar lopen toen ze vertrokken. ‘’Blijkbaar zijn er sporen die we kunnen volgen richting Meerstad. Sendar zei dat er meer orkachtigen in de bossen gezien waren.’’
‘’Ik dacht dat we de sporen vanaf die boot volgden,’’ antwoordde Dúriel.
‘’Eh…’’ Irindel fronste. ‘’Dat deden we eerst ook.’’
‘’Ik begrijp niets meer van wat we nu eigenlijk doen.’’ Ze keek langs de groep heen naar voren. ‘’Maar het zal wel goed zijn.’’
‘’Sendar zei ook – ‘’
Ze rolde met haar ogen. ‘’Sendar zegt wel meer. Als we moeten luisteren naar wat hij denkt te weten, zijn we de rest van ons leven bezig.’’ Ze liet zich per ongeluk aan de kant duwen door iemand achter haar, en verdween in de groep.
Dit keer probeerde ze onopvallend naar voren te dringen. Maar dat viel niet mee. Haar been zat haar in de weg. Ze stond niet stevig genoeg om elfen aan de kant te duwen als ze erlangs wilde. En plotseling voelde ze zich nog veel kleiner dan normaal. Nietszeggend als een kind dat de taal van de volwassenen nog niet kan volgen.
Reacties:
Dit is echt prachtig.
ik mag Thrindilas echt niet, maar goed. Dit was weer een heel erg goed hoofdstuk en ben erg nieuwsgierig naar haar vader.
vooral die laatste zin: was echt prachtig.
super!!!
Wow...mooi hoofdstuk!
Ik vraag me alleen af waarover ze verbaasd is voordat ze weer in slaap valt?
Ik kan me behoorlijk inleven in Duriëls leefomstandigheden...
Ben heel benieuwd hoe dit verder gaat!
Knap!
Ik ben heel nieuwsgierig naar haar vader^^
Echt super mooi geschreven as always!!!
snel verder (:
X
Wat sneu! Het maakt me wel erg benieuwd naar wie en wat haar vader was, maar het is zo sneu dat ze er zo veel last van heeft. Gelukkig viel de wond in haar knie wel mee, dat is dan weer iets. :3
Het lijkt me heel lastig om.je zo buitengesloten wn klein te voelen als je met z'n allen op pad bent.
Mooi beschreven though.
Spannend verhaal! Hopelijk komen we er vlug achter wie haar vader is ^^