Hoofdcategorieën
Home » Overige » Wedstrijden » Lek
Wedstrijden
Lek
Het meisje schommelt in de achtertuin. Ze gaat steeds hoger en hoger. Het geeft de man die er naar kijkt een glimlach om zijn lippen. Een paar minuten blijft hij zo staan, laat hij zichzelf in de waan. Alles is normaal. Ze is eindelijk gelukkig. Er is niets gebeurd.
Totdat het meisje zich omdraait en de man ziet. Ze glimlacht dezelfde lach als hij en springt van de schommel. Even blijft ze staan om de pijn in haar voeten naar de achtergrond te drukken - dat was iets te hoog om vanaf te springen - maar dan rent ze naar de man toe en omhelst ze hem. “Papa! Ben je al lang terug?”
“Nee, nog maar net. Ik wou je niet storen.”
Het meisje grinnikt en loopt met de man mee naar binnen. “Je stoort mij toch niet!”
Als ze aan de keukentafel zitten, kijken ze elkaar aan. Het meisje twijfelt even, maar uiteindelijk opent ze haar mond. “Ik weet dat ik er nog niet teveel van mag weten... maar op die dag waarop je mij vond, waarom liepen die mensen toen weg? Je zei toch dat het jouw vrienden waren?”
De man staart even voor zich uit. Hij zucht. “Dat klopt. Het is een lang verhaal... Weet je zeker dat je het wilt horen? Het is geen leuk verhaal.”
Het meisje knikt.
“Vooruit dan. Het moet er toch eens van komen.”
Een vrouw loopt heen en weer. De man gaat voor haar staan. “Wat is er nou! Ga je ons nog vertellen waar je je zorgen om maakt?”
“Buiten het feit dat we gezocht worden, bedoel je?” klinkt een mannelijke stem achter hem. Hij kijkt achter zich. Twee mannen en een vrouw zitten tegen de muur van de grot aan. De vrouw lijkt veel op de man naast haar. Ze houdt de hand vast van de andere man.
“Ja, buiten het feit dat we gezocht worden.” Zijn stem klinkt vermoeid. Vlug draait hij zich om en richt hij zich weer op de vrouw die eindelijk gestopt is met ijsberen.
“Er is een lek,” begint de vrouw. “Ze weten waar we zijn. Ze weten ons steeds weer te vinden, maar we laten geen sporen achter. Hebben jullie verteld dat we gingen vluchten, al is het maar een halve zin, een woord?” Ze kijkt de drie mensen bij de muur strak aan. Ze schudden hun hoofd.
“Een kans dat we werden afgeluisterd?”
“Vaily,” zegt de vrouw zachtjes. “We weten niet eens waar jij ons naartoe brengt. We hebben niets gezegd over vluchten of waar we naartoe konden gaan, zelfs niet tegen elkaar. We zijn steeds samen gebleven dus dat hadden we moeten weten.”
Vaily zucht. “Dat is de enige andere reden die ik kon bedenken. Het is nu dus zeker: we hebben een lek. Iemand is niet wie hij zegt dat hij is.”
De drie mensen kijken elkaar geschrokken aan. “Dat kan niet...” De man die nog niets gezegd heeft en de hand van de vrouw vasthoudt verbreekt de ijzige stilte. “Niemand van ons zou zoiets doen. Dat...”
Vaily loopt richting de uitgang. “Dat zou betekenen dat al onze moeite voor niets is geweest.” Ze kijkt de mensen één voor één aan en zucht. “Ik ga water halen. Ik moet nadenken.”
De vrouw omhelst de man die net gesproken had en begint te huilen. De andere man praat zachtjes tegen ze. De laatste man, de persoon die het dichtste bij Vaily had gestaan, loopt de grot uit. “Ik help wel.”
Vaily knikt. Vanuit de grot waren de bomen al te zien. Al snel lopen ze tussen die bomen, en niet veel later zijn ze bij een meer. Vaily vult een emmer met water. Als ze hem aangeeft, kijkt ze de man aan. Het is een intense blik. “Jij bent de lek! Het heeft geen zin om te ontkennen!”
“Vaily, ik...”
“Het is gewoon de enige optie die nog over is!”
“Je begrijpt het niet...”
“Nee, inderdaad! Ik begrijp het niet! Ik vertrouwde je! Al die tijd... Hoe kon je! Nee, dat is een retorische vraag, geef maar geen antwoord! Ik wist wel dat je wat te verbergen had, maar ik dacht dat die gesloten houding door een trauma kwam, niet door schuldgevoel! Ik had medelijden met je!”
“Vaily...”
“Wát!” Ze slaat haar armen over elkaar en kijkt naar de man. Hij lijkt verdrietiger dan ooit. “Ze hebben jouw zus ontvoerd? Jouw nichtje? Dat maakt het nog niet minder erg.”
“Mijn dochter.”
“Wat?”
“Ze hebben mijn dochter.”
Haar houding verandert. “Dochter? Je bent nog zo jong...”
“Ik weet het. Het was niet dat ik nou graag een kind wou, maar ze is er nou eenmaal! Ik kan haar toch niet dood laten gaan! Maar het is niet wat je denkt. Ik probeerde ze weg te houden. Ik wist ze steeds af te houden. Denk je nou echt dat jullie er nog zouden zijn als ik jullie dood zou willen hebben!”
“O, nu moet ik je dankbaar zijn! Dankzij jou hebben ze ons gevonden! Steeds weer!”
De man opent zijn mond, maar net op dat moment komen de drie mensen die nog in de grot zaten naar ze toe gerend. “Ren! Ze hebben ons weer gevonden!”
Achter hen wordt een groep van gemaskerde wezens zichtbaar. De meesten hebben een zwart gewaad en schieten gekleurde stralen uit een stok. Het wordt afgeketst door een onzichtbaar veld dat om het groepje lijkt te zitten. De man en vrouw trekken hun stokken. Op dat moment klinkt er een hoge stem: “Papa!”
Enkele meters van hen af staat een gemaskerde man met een meisje. “Zo, zo, dus je keert je tegen ons? Wat verrassend! Ik zal die stok maar op hen richten in plaats van op ons, als je je dochter niet wilt zien sterven!”
De man blijft even staan terwijl Vaily een straal op de gemaskerde mensen afvuurt. De andere drie zijn inmiddels bij hen aangekomen. Ze staren de man aan, totdat Vaily zich omdraait. “We moeten verder! Vergeet hem!”
Ze begint te rennen, gevolgd door de andere drie mensen. Als ze ver genoeg is, schiet ze de gemaskerde man in zijn rug. Hij valt op de grond en moet het meisje loslaten. Op dat moment vuurt haar vader stralen af op de rest van de gemaskerde mensen, die steeds dichterbij komen. Het meisje rent op haar vader af.
“Nee! Ga met hen mee!” De woorden hebben geen zin. Het meisje blijft op de man afrennen en omhelst hem. Eén hand legt hij op haar rug, terwijl hij met zijn andere hand stralen af blijft vuren. Voorzichtig duwt hij haar van zich af. Hij draait zich even om naar zijn vrienden, die op afstand staan te wachten. “Ga met ze mee!”
Het meisje schudt haar hoofd. “Nee! Ik wil bij jou blijven!” Ze omhelst hem opnieuw en de man zucht. Vaily draait zich om, gevolgd door de man en vrouw die op elkaar lijken. De laatste man kijkt hem nog even aan, maar wordt dan meegetrokken door de vrouw. De laatste keer dat hij ze zal zien.
Vlug draait hij zich weer naar de gemaskerde wezens en duwt hij het meisje achter zich. Hij schiet nog een paar stralen op ze en rent dan weg, het meisje achter zich aan trekkend.
Op dat moment hoort hij nieuwe mensen. Het geluid van geschreeuw klinkt door het bos. Hij kijkt nog één keer om en ziet hoe de Dooddoeners en Schouwers tegen elkaar vechten. Dan kijkt hij weer voor zich en begint hij te rennen.
Wauw!!!! Mooooi