Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » De Hongerspelen » Finnick » 12.

Finnick

1 juni 2014 - 23:58

3930

12

745



12.

In mijn dromen zie ik mezelf sterven.
Ik zie mijn ouders breken voor het kleine scherm in ons huis. Ze schreeuwen, maar ik hoor enkel het volkslied van Panem. Ik word doorboord met een zwaard, opengereten door alligators, doorzeefd met pijlen. Ik crepeer aan een slangenbeet, sterf met schuim op mijn lippen en een akelige grijsgroene huid. Ik word gegrepen door de Beroeps die me langzaam aan stukken snijden.
Ik zie Stella, helemaal alleen op een strand dat ik niet ken. Een donkere schaduw rijst op uit de golven en sluipt naar haar toe zonder dat ze het ziet. Ik probeer haar naam te roepen, naar haar toe te rennen, maar ik ben dood. Mijn lijk wordt in een bootje gelegd en klaargemaakt voor mijn begrafenis. Dan verandert Stella in Loryn, en met de schaduw op haar hielen klimt ze mee in het bootje. Wanneer ze glimlacht, sijpelt er zwart slijm tussen haar lippen door.
‘Finnick.’
Ik schiet overeind met mijn mes in mijn handen en een schreeuw achterin mijn keel. Zweet parelt op mijn trillende huid en ik kan mijn bloed voelen suizen. In het halfduister van de rotsspleet staart Loryn me aan.
‘Je droomde. Het zag er niet fijn uit dus ik probeerde je wakker te maken. Ik zit al een minuut aan je te schudden.’
‘Nee… Het was, ik- bedankt,’ mompel ik en grijp in reflex naar het zeepaardje om mijn hals. Loryn reikt naar haar schelp.
‘Ik droom er ook over. Iedereen in de Arena, neem ik aan. Hoe het thuis zal zijn als ze ons zien sterven.’
‘Ik zat eerder te denken dat ik beter thuis was gebleven. Ze beloofden ons eer en glorie, maar we krijgen voorlopig voornamelijk bloed en modder. Zou ik een klacht kunnen indienen wegens misleidende reclame?’ Ik probeer luchtig te klinken, maar mijn stem breekt onder de naschok van mijn droom. Loryn staart me een paar tellen aan en begint dan te gieren van het lachen. Het werkt aanstekelijk en al snel liggen we allebei in een deuk. Misschien zijn we ons verstand aan het verliezen, bedenk ik wanneer ik de lachtranen van mijn wangen veeg. In dat geval verwelkom ik de waanzin met open armen. Alles om te vergeten dat de echte nachtmerrie pas begint wanneer ik mijn ogen open.

Loryn’s wond is verbeterd, wat wil zeggen dat ik er gisteren al het gif heb uitgehaald. Dat zou goed nieuws moeten zijn, maar er knaagt iets in mijn binnenste.
Ik leg een vers verband aan met de nieuwe parachute en geef haar vervolgens kamparrest terwijl ik ga jagen. Ze protesteert heftig maar uiteindelijk geeft ze toe dat ze nog niet voldoende genezen is om al door een smerig moeras te gaan hossen. Ze krijgt me wel zover dat ik haar naar beneden help en haar installeer in haar oude rotsspleet achter de planten. Volgens haar zwemmen er rivierkreeftjes in het water en ze wil een net weven om een geïmproviseerde kreeftenval te maken. Ik laat haar achter met de twee messen en vertrek met mijn speer, de waterfles en een homp brood.
Al lopend werk ik mijn ontbijt naar binnen en laat mijn gedachten de vrije loop. Twee broden uit District 4. Was het één brood voor elk van ons en vonden Mags en Edith het wel zo handig om ze samen in een enkele parachute te verzenden? Of was het een bewuste keuze? Mags had me bezworen dat ik moest wegblijven van de Beroeps, en ze had nooit gesproken over het vormen van een team met Loryn. Misschien geloofde ze niet dat het schriele meisje kans maakte om nog maar het bloedbad aan de Hoorn te overleven. Waren de twee broden een teken? “Blijf samen, dan maak je een betere kans.” Wie weet helpt dit ook wel met mijn imago, want de hartenbreker uithangen is niet zo makkelijk als je onder de modder zit en halfgek van angst moet vechten voor je leven.
Of het was een waarschuwing. De sponsors zien ons nu als een team, er is geen simpele uitweg meer. Als ik haar nu laat stikken, kan ik een volgende parachute wel op mijn buik schrijven.
Zou ik het kunnen? Ik weet dat ik haar nooit zou kunnen doden, maar zou ik haar kunnen achterlaten als mijn eigen leven er van afhangt? Ik weet het niet, en daarmee bezegel ik mijn lot. Ik vervloek mezelf in stilte, maar dat verandert niks aan de situatie.
‘Shit, Mags, het spijt me. Ik heb het verknald,’ mompel ik. Op dat moment schiet een babyalligator van amper dertig centimeter langs mijn voeten voorbij en zonder verpinken drijf ik mijn speer door de zachte schubben.

Er klinken geen kanonnen meer die dag, en ook de nacht brengt enkel de gebruikelijke nachtmerries. De miezerregen houdt aan en de vochtige lucht dringt ons kamp binnen en maakt alles week en klam.
De volgende ochtend maak ik voor Loryn een waterdicht verband door één van de handschoenen uit mijn rugzak te versnijden. Ze weigert nog een dag in haar eentje in het kamp te blijven en nu ze weer min of meer op de been is, kan ik haar moeilijk tegenhouden. Bovendien kan een beetje rugdekking wel van pas komen, zeker nadat er gisteren geen enkele dode viel. Wie weet welke gruwel toveren de Spelmakers vandaag uit hun hoge hoed om het vuur weer een beetje op te stoken.
Ik tel op mijn vingers. De Beroepstroep, dat zijn er vier. Loryn en ik, zes. Ash, zeven. Verder kom ik niet en Loryn vult aan. De jongen van 10 en de meisjes van 6, 8 en 9. Dat maakt elf in totaal.
‘We zijn over de helft,’ zegt Loryn droog en ik kan enkel knikken. In mijn droom vannacht scheurden de haaien mij aan stukken en ik voel ze nog steeds zwemmen in mijn achterhoofd.
Aan de rand van ons eilandje, voor we het water in waden, hoor ik Loryn een paar keer diep ademhalen. Hoe flink ze zich ook voordoet, ze is de slangen duidelijk nog niet vergeten.
‘Gaat het?’ vraag ik. Ze schiet me een dodelijke blik en stampt voor me uit het moeras in.

Uren gaan voorbij. We proberen in ondiep water te blijven maar dat wil niet zeggen dat we het droog houden. De regen blijft sloom neerdruppelen en vermengt zich met ons zweet.
In mijn rugzak klotst de halflege waterfles tegen twee dode slangen. Ze zijn allebei van Loryn, ze spietste de beesten aan haar messen voor ik mijn speer omhoog kon brengen. Aan haar gezicht te zien genoot ze van haar kleine wraak.
Ik houd onze positie in de gaten aan de hand van onze snelheid, richting en de stand van de zon. Ik wil ons niet te dicht naar de Hoorn leiden voor het geval de Beroeps daar nog steeds hun kamp hebben. Misschien zijn ze weggetrokken om op Ash te jagen, maar ik betwijfel het. Hoe dichter we de open plek naderen, hoe meer mijn lijf verstrakt. Ik gebaar naar rechts en maak een cirkeltje met mijn vinger, als teken voor Loryn dat het tijd is om terug te keren naar ons kamp.
We zijn nauwelijks buiten gehoorsafstand van de Hoorn wanneer het gegil begint.
De Beroeps, is het eerste wat door mijn hoofd schiet. Ze hebben iemand te pakken. Het gegil blijft aanhouden, wordt luider, en dan horen we gespetter. Wie de giller ook is, hij of zij is op de vlucht en komt door het struikgewas recht op ons af met de achtervolgers niet ver achterop.
Ik kan een vloek niet binnenhouden en speur in paniek de omgeving af naar een schuilplaats. Rennen is geen optie, we hebben niet genoeg dekking om snel weg te komen en geluid draagt tientallen meters ver over het water. Als ze ons niet zien, zouden ze ons zeker horen. Onze enige uitweg is omhoog, een boom in en bidden dat de takken ons camoufleren.
‘Loryn!’ sis ik. Ze staat aan de grond genageld, ogen wijd van angst. Ik grijp haar onder haar armen en sleur haar mee naar de dikste boom die ik zie. ‘Klimmen, nu! Of ik laat je achter!’ Dat lijkt haar wakker te schudden en ze schiet langs de stam omhoog. Ik geef haar een steuntje voor haar slechte voet en haast me achter haar aan.
We klimmen tot de zijtakken kreunen onder ons gewicht en maken ons zo klein mogelijk. Loryn perst zich tegen de stam aan alsof ze erin wil verdwijnen. Ik sla mijn armen om haar heen en begraaf mijn nagels in de ruwe bast van de boom, zet mijn voeten schrap tegen de takken. Tussen haar rug en mijn borst hameren onze harten tegen elkaar.
Zes meter onder ons is het gegil nu vlakbij. Water bruist, takken kraken, en een hysterische tribuut crasht door het kreupelhout. Het meisje van 8, bloedend uit wonden die ik zelfs vanop deze hoogte kan zien, schreeuwend om hulp. Het geluid verandert mijn bloed in ijs.
Ik maak de klik een seconde voor haar achtervolgers in beeld verschijnen. Er was maar één stem. De Beroeps zouden hun prooi opjagen met gejoel, maar we horen enkel de stem van het meisje. Figuren schieten tevoorschijn uit de bosjes, en het zijn de Beroeps niet. Het zijn alligators. Tien, twintig, en dan stop ik met tellen want ze hebben haar te pakken en ik kan niet kijken.
Gegrom. Gesis. Schuimend water.
Botten breken. Vlees scheurt.
Oh God. Haar schreeuw.
Ik wist niet dat mensen zo’n geluid konden maken.
Waarom open ik mijn ogen? Waarom kijk ik naar beneden, naar de krioelende horror van schubben en tanden en de bloederige homp die ooit een lichaam was in hun midden?
Mijn hart mijn hart mijn hart.
Loryn jammert zachtjes.
‘Sluit je ogen,’ fluister ik in haar oor.
‘Laat het stoppen, alsjeblieft, alsjeblieft, genoeg, laat ze ophouden...’ brabbelt ze.
‘Loryn, niet kijken.’ Ik waag het om de boom met één hand los te laten en draai haar hoofd de andere kant op. ‘Sluit je ogen en hou je handen over je oren. Ik zal je zeggen wanneer het veilig is.’ Ze gehoorzaamt, perst haar ogen stijf dicht en drukt haar handen tegen haar slapen. Ze blijft verstikt kermen en ik vouw mezelf nog steviger om haar heen, veranker ons met beide handen tegen de boomstam.
Ik knijp mijn ogen dicht tot er sterretjes over mijn blikveld flikkeren, maar ik kan niks doen tegen het geluid van een hoofd dat van een romp wordt gescheurd.

Pas nadat alle alligators weer verdwenen zijn en de overgebleven stukken van de tribuut zijn opgehaald door een hovercraft, laat ik Loryn haar ogen openen. Zonder woorden klimmen we uit onze boom en vervolgen we onze weg naar het kamp. De aanval duurde slechts een paar minuten maar ik voel me tien jaar ouder.
Nu weet ik het zeker, de dieren in deze Arena worden bestuurd door de Spelmakers. Dit was geen natuurlijk gedrag. Dus waarom ben ik nog steeds niet aangevallen? Ik loop vaak genoeg een makkelijk doelwit te wezen, gisteren ging ik nog in mijn eentje jagen. Er is maar één conclusie, de Spelmakers laten mij bewust met rust en het irriteert me niet alleen mateloos, ik snap het niet. Wat willen ze van mij? Moet ik me zorgen maken dat ze voor mij iets speciaals achter de hand houden?
Een gedempte snik breekt door mijn overpeinzingen. Loryn volgt in mijn voetstappen en de tranen lopen over haar gezicht. Ik blijf staan en steek aarzelend een hand uit.
‘Wat is er?’
‘Je zei dat je me ging achterlaten,’ weet ze uit te brengen voor ze over haar hele lijf begint te trillen en haar handen voor haar gezicht slaat.
‘Oh, Loryn,’ zucht ik. ‘Het spijt me, ik meende het niet.’ Ik sla mijn armen om haar heen en til haar op, ze weegt haast niks. ‘Sssst, niet huilen, het spijt me. Ik zei het alleen maar om je in die boom te krijgen. Ik zou je nooit achterlaten.’
Ze slaat haar armen en benen om me heen en even snijdt een herinnering aan Stella dwars door mijn ziel. Ze is niet zo anders, besef ik. Ze was ook ooit iemands kleine zusje, en ze is nog maar twaalf. Twaalf. Twaalf en bijna dood.
Ik draag haar de hele weg naar het kamp en dek haar in de grot toe met de slaapzak. We eten brood en gedroogd fruit zonder te praten. Wanneer het volkslied klinkt, staren we omhoog naar het maangrote gezicht van het dode meisje.
‘Haar naam was Gwinn,’ zegt Loryn toonloos. ‘Ik heb haar tijdens de training geholpen met een knoop.’ Dan gaat ze liggen en sluit haar ogen. Ik blijf wakker tot ik zeker weet dat ze slaapt en staar naar het dak van onze grot. Morgen moeten we hier weg.

Ik maak Loryn wakker bij het eerste licht en vertel haar dat we moeten opkramen en een andere schuilplaats zoeken.
‘Als we te lang op dezelfde plek blijven, komen we gegarandeerd in de vuurlinie van de Spelmakers terecht. We zijn nog met z’n tienen, het zal niet lang meer duren voor ze ons naar elkaar toe beginnen drijven. Het doel is om interessant te blijven zodat ze de andere tributen eerst gaan opjutten.’
‘En waar wil je dan heen?’
‘Geen idee. We blijven zo dicht mogelijk aan de rand van de Arena, in tegengestelde richting van waar ik mijn eerste dagen heb doorgebracht. Daar was het water veel te diep.’
‘Even goed,’ schokschoudert ze. ‘Het is niet dat we veel opties hebben, en ik heb geen beter voorstel.’
We bergen al onze schamele bezittingen zorgvuldig op in de rugzak, drinken elk een halve fles water en vullen ze opnieuw tot aan de rand, checken onze wapens opnieuw en opnieuw, en beginnen aan de lange, onzekere tocht.
We maken goed tempo, beter dan gisteren. Het water komt nooit hoger dan halverwege mijn kuiten en we stuiten steeds vaker op droog land. Soms zien we minuten aan een stuk geen water en lijkt het alsof we door een zompig bos trekken.
‘Finnick?’ vraagt Loryn na een paar uur. ‘Je weet toch dat er maar één tribuut kan overleven?’
‘En?’ vraag ik met opeengeklemde kaken, want ik weet wat ze gaat vragen, het is het enige waar ik aan kan denken sinds ik haar halfdood uit die rotsspleet viste.
‘En wij zijn met z’n tweeën. Hou je niet van den domme, je weet wat ik bedoel.’ Ze versnelt haar pas tot ze voor me loopt en blokkeert mijn weg. ‘Als je denkt dat ik jou ga afmaken, vergeet het.’
‘En denk je dat ik jou ga afmaken?’
‘We kunnen niet allebei overleven!’ Ze begint zich op te winden. ‘In het beste geval gaat één van ons levend naar huis, en dan moeten er alsnog negen andere tributen het loodje leggen.’
‘En dat kan nog wel even duren. Als we morgen allebei nog leven, zien we dan wel weer verder.’
‘Waarom doe je dit?’ vraagt ze veel te luid. ‘Ik was nooit van plan levend uit deze Arena te komen. Hoe haal jij het in je hoofd om je uitgerekend voor mij te willen opofferen? Ik had al genoeg aan Lia, ik hoef jouw dood er niet bij.’ Ze doet een stap dichterbij. Haar gezicht staat boos en triest en vooral verward. ‘Je had me kunnen laten creperen aan die slangenbeet of je had een speer door mijn nek kunnen rammen, en niemand had je iets kwalijk genomen. Zo gaan de Spelen nu eenmaal. Dus waarom deed je het niet?’ Ik wrijf vermoeid over mijn wangen. Er is geen goed antwoord op deze vraag.
‘Omdat ik weet waarom je hier bent, en er is niemand die meer verdient te winnen en te leven dan jij.’
‘En Stella dan?’ probeert ze me uit evenwicht te brengen. Ik sluit even mijn ogen.
‘Stella is hier niet, maar jij wel,’ zeg ik zacht. ‘Ik doe dit voor jou en Lia, en misschien, als het op een dag nodig is, doet iemand dan hetzelfde voor mij en Stella.’
‘Ik laat jou niet sterven voor mij.’
‘Je kan me niet tegenhouden,’ grijns ik, en weer glijd ik een trapje dieper weg in de afgrond. Ik kan haar niet achterlaten. Thuis is zo ver weg, en zelfs zonder Loryn is er geen garantie dat ik levend terugkeer. Haar beschermen is het enige wat steekhoudt in deze krankzinnigheid. De frustratie staat op Loryn’s gezicht te lezen. Dan kalmeert ze en steekt ze haar hand uit.
‘Een deal. De gulden middenweg. Eén van ons overleeft. Ofwel win jij, ofwel ik. Hoe dan ook. Dan was het niet allemaal voor niks.’ Ik vouw mijn hand om die van haar.
‘Deal.’

Kort na de middag worden de wolken dikker. De hemel kleurt loodgrijs en de motregen zwelt aan tot een druilerige bui. We hebben een stuk droog land bereikt waar de bodem begroeid is met geelgroen gras en stekelige doornstruiken. De bomen werden gaandeweg kleiner en schaarser en nu bevinden we ons in een vlak en open landschap, en ik word er bloednerveus van. We zijn hier veel te kwetsbaar.
‘Blijf laag, maak tempo, en geen kik,’ sis ik tegen Loryn. Half sluipend, half joggend banen we ons een weg naar de boomgrens. Ik hou mijn blik strak gericht op de donkergroene muur waar het moeras weer begint en tel de meters tot ik weer water onder mijn schoenen voel.
De pijl komt van links en suist rakelings langs mijn hoofd. Twee centimeter verder en hij had mijn hals doorboord. Loryn schreeuwt en ik draai wild om mijn as. Daar, twintig meter bij ons vandaan, rijst een gedaante op uit het lange gras. Ash.
Met zijn pijl en boog is hij in het voordeel in open terrein, hij heeft zijn positie perfect gekozen. Hij legt een tweede pijl aan en mijn instincten schakelen in de hoogste versnelling. Ik sprint vooruit, ontwijk de tweede en de derde pijl, geef hem geen kans voor een vierde. Mijn rechterarm lanceert de speer en ik tref hem vol in de borst. Hij schreeuwt het uit als hij neergaat en ik neem zelfs niet de tijd om het te laten doordringen. Ik ben enkel nog een jager.
Ik trek de speer uit de stervende jongen en drijf de punt een tweede keer in zijn lijf, maak een einde aan zijn doodsstrijd. Koud. Klinisch. Ik kijk niet in zijn ogen, probeer niet na te denken. Het kanon gaat af en ik ben een drievoudige moordenaar.
‘Maken dat we hier wegkomen, ik heb schoon genoeg van open velden. We rennen in één keer naar de bomen.’ Geen antwoord. ‘Loryn?’
‘F-Finnick...’
Oh nee. Nee, nee, nee, niet omkijken.
Achter me zit Loryn op haar knieën in het gras. Ze heeft haar messen laten vallen. Haar kap is afgegleden. Een pijl zit begraven in haar buik.
‘Nee. Nee, nee, nee, nee.’ Weg zijn alle gedachten over bomen en tributen. De hele wereld krimpt ineen tot een paar vierkante meter gras en aarde en Loryn, Loryn, Loryn met een pijl in haar buik en bloed op haar hemd en er is geen geluid behalve haar ademhaling en de neeneeneeneenee in mijn hoofd.
Ik zink naast haar neer en staar wanhopig naar de pijl. Erger kon niet. De wond is niet meteen fataal, maar dat zal hij wel worden. Thuis zou ze een kans hebben, en in het Capitool zouden de dokters zelfs niet met hun ogen knipperen, maar hier? Ik kan het bloeden stelpen, de wond verbinden, haar naar de boomgrens dragen. Ze zou de nacht waarschijnlijk wel overleven. En intussen zou ze inwendig blijven bloeden en haar doorboorde ingewanden zouden hun afvalstoffen rechtstreeks in haar buikholte pompen. Het zou een langzame en gruwelijke doodsstrijd worden, en tegen morgenochtend zou er een kanonschot klinken voor Loryn Whisp.
‘Ik weet hoe ernstig het is,’ mompelt ze. ‘Dat was het dan. Game over.’
‘Het spijt me. Het spijt me zo,’ fluister ik, te verbijsterd om te huilen.
‘Niet jouw schuld.’ Ze grijpt mijn hand. ‘Odair, we hebben een deal. Belofte maakt schuld.’ Ja, belofte maakt schuld. Vanochtend nog heb ik haar beloofd dat één van ons zou winnen. Ik had alleen niet verwacht dat ik het zou zijn, of dat ik er zo snel aan zou moeten voldoen.
‘Dit is niet hoe het moest zijn,’ brabbel ik. Ze lacht en trekt een pijnlijk grimas.
‘Dit is precies hoe het moet zijn.’ Ze begint te huiveren en verandert weer in dat kleine meisje dat ik gisteren naar het kamp moest dragen. Haar lippen trillen, haar ogen schieten vol water. Ik raap haar op en trek haar op mijn schoot.
‘Finnick? Dank je. Voor alles.’
‘Hou op, je brengt me nog aan het huilen,’ zeg ik terwijl mijn tranen in haar haren druppen.
Minuten gaan voorbij. Loryn ademt steeds moeilijker maar ze blijft bij bewustzijn. Ze kermt en schokt en huilt zachtjes. Ik wieg haar in mijn armen en tel de ondraaglijke seconden tussen elke hartslag.
‘Finnick. Alsjeblieft.’
Oh God, nee. Ik weet wat ze bedoelt en ik begrijp waarom, maar dat kan ik niet. Dat mag ze mij niet vragen.
‘Alsjeblieft.’ Ze kijkt me recht aan, grijsblauwe kinderogen, en ik breek in duizend stukken.
Ik leg haar voorzichtig op de grond zodat ze de lucht kan zien en druk een kus op haar voorhoofd.
‘Kijk naar boven,’ fluister ik tussen mijn tranen door. Wolken zien er overal hetzelfde uit. Ze slaat haar armen om mijn hals en ik help haar overeind zodat ik mijn armen om haar middel kan slaan. In mijn rechterhand hou ik haar mes.
‘Als je niet wint, praat ik nooit meer tegen je.’
‘Geen zorgen, ik zal winnen. Beloofd.’ Ik geloof het zelf bijna. ‘Kijk naar boven en denk aan thuis.’
Haar hartslag tegen de mijne.
De punt van het mes tussen haar derde en vierde rib.
Eén stoot. Niet missen.
Het spijt me. Vaarwel. Beloofd.
Ze verstrakt in mijn armen, dan vloeit alle spanning uit haar lijf en ze is weg.
Achter me hoor ik het geruis van een hovercraft die het lijk van Ash komt ophalen. Als ik straks vertrek, komt er één voor haar. Ze nemen haar mee naar het Capitool, stoppen haar lichaam in een kist en ze sturen haar naar huis. Thuis zullen ze haar begraven zoals haar zus, zoals het gebruikelijk is in District 4. Wij begraven onze doden niet in de grond, maar in het water.
Ze zal een houten sloep krijgen die door haar familie en vrienden versierd wordt. Bij zonsondergang zullen tientallen bootjes de zee op trekken. Op elke boot worden papieren lantaarns aangestoken. Wanneer ze ver genoeg uit de kust zijn, zal haar bootje worden losgemaakt en in brand gestoken. De golven zullen haar meenemen naar open zee.
Dat brengt me op een idee. De verzen van de laatste reis, dat is het enige wat ik nog kan doen voor haar. Ik sluit haar ogen, vouw haar handen voor haar borst, slik de tranen weg uit mijn stem. Een halve wereld ver weg, in District 4, zeggen duizenden stemmen de woorden mee.

Vader Hemel, Moeder Zee
Ontferm u, is wat wij u vragen
Aan het einde van haar dagen-
Bevrijd haar geest en voer haar mee.

Springtij, doodtij, ochtend, nacht,
Al wat kadert onze dagen
Laat de eeuwige rust haar schragen-
Waar geen leed en zorg haar wacht.

Golf en klip, en kreek en haven
Al het water van de zee
Schenk haar nog slechts pais en vree-
En troost ook ons, die haar begraven.


°°°

I know, I knooooooow! I suck, I'm so so sorry. Dit duurde belachelijk lang en ik heb een miljoen excuses maar daar hebben jullie niks aan dus ik zeg sorry en ik hoop dat jullie blij zijn met een extra lang stuk en het spijt me als het crappy is want de examens staan voor de deur (en voor het raam, en in de schoorsteen, en in de keukenkastjes) en mijn verstand wil niet echt mee. Hopelijk staan er niet teveel fouten in en is het niet al te slecht en willen jullie nog blijven lezen. Heel erg bedankt voor jullie eindeloze geduld en ik hou van jullie allemaal. <3
You guys are the milk to my Oreo's.

En oh ja, copyright voor het gedichtje gaat naar Justin Somper en de Vampirates serie. Mr. Jez Stukeley, you are still missed.


Reacties:

1 2 3

Bodine
Bodine zei op 2 juni 2014 - 15:06:
Idk. Je hoeft geen sorry te zeggen. Je bent awesome. Dit stuk is awesome. Dit verhaal is awesome. Jouw schrijftijd is awesome. Hoe je me in je verhaal zuigt, is awesome. Hoe je spanning opbouwt, vasthoudt, en hoe de climax nooit tegenvalt. Dat we zo lang moesten wachten is jammer, maar dat is in de tweede zin van elk hoofdstuk alweer vergeten en vergeven. Zo awesome is het. Zo meeslepend.
En in ben blij dat Loryn dood is. Blij dat we geen einde krijgen zoals THG zelf.


Bodine
Bodine zei op 2 juni 2014 - 15:02:
<3


juutjee19
juutjee19 zei op 2 juni 2014 - 14:32:
Wauw super mooi geschreven!!


narcissa
narcissa zei op 2 juni 2014 - 13:08:
Neee, Loryn. rust zacht!
echt heel mooi geschreven.


xcarrotx
xcarrotx zei op 2 juni 2014 - 12:11:
Aaahw Loryn
You writed fantastic! (Vast geen goed engels maar goed^^)
Heel mooi geschreven