Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » The fate of the Malfoy family » 16.
The fate of the Malfoy family
16.
'Daphne!' schreeuwde ze. Haar zus draaide zich om en keek haar diep in de ogen.
'Ik kan niet anders. Ik moet mijn straf ondergaan'
'Maar waarom heb je dat mens dan ook uitgedaagd, als je dat niet gedaan had ze je die straf niet gegeven' Schreeuwde ze woedend. Daphne wende haar blik af en staarde naar de grond.
'Ik weet het, maar ik kon er gewoon niet tegen' zei Daphne treurig.
'Hoezo je kon er niet tegen!'
'Hoe ze over dreuzels sprak als of het beesten zijn'
'Zijn ze dat dan niet?' wierp Isa haar zus niet begrijpend toe.
'Ik weet het niet. Wat ik bedoel te zeggen is....' verder kwam Daphne niet want Vilder verscheen met grote grijs op zijn ingevallen gezicht in zijn kantoor.
'Klaar juffrouw Goedleers' zei hij zelfgenoegzaam tegen Daphne, die op haar beurt lichtjes knikte. Isa bleef met tranen in haar ogen achter. Ze zag hoe Vilder haar zus weg sleurde helemaal klaar om zijn martelwerktuigen te mogen gebruiken. Huilend liep Isa het kantoor van de conciërge uit en rende zo hard als ze kon naar de meisjestoiletten, waar ze zich tegen een van de groen geverfde deuren liet zakken. Ze zuchtte en veegde geïrriteerd in haar ogen, haar handen waren zwart van de uitgelopen mascara. Die stomme Vilder had iedere leerlingen binnen de school mogen martelen, iedereen behalve haar zus en Draco. Juist die eerste was zo juist afgevoerde naar de diepste kerker om daar te worden gemarteld. Haar lieve zus, haar grote voorbeeld. Daphne die nooit ergens bang voor en alles zei wat in haar op kwam. Isa hoorde de woorden die mama altijd tegen Daphne zei in haar hoofd galmen: 'Daph, die brutale mond van jou word nog eens je dood' bijna had haar moeder gelijk gekregen. Opnieuw voelde ze de tranen brandden in haar ogen. Waarom Daphne, dacht ze. Ze had gedacht dat de Kragge's de kinderen van dooddoeners zouden voortrekken dat zij zich niet druk hoefde te maken over de straffen, maar niets bleek minder waar want Daphne werd op dit moment gemarteld. Ergens onder in het kasteel gilde ze het nu waarschijnlijk uit van de pijn. Isa was zo in gedachten verzonken dat ze niet hoorde dat er iemand de toiletten in kwam. Ze schrok zich dan ook rot toen ze een stem hoorde vragen: 'Gaat het wel?'
Ze schoot overeind en veegde de tranen uit haar ogen. Nu pas zag ze de persoon die binnengekomen was. Ze had een bleke huid met sproeten en felrood haar en keek haar vragend aan. Isa negeerde het meisje -dat volgens haar Ginny Wemel moest zijn, een meisje dat bij haar in het jaar zat en waar van de familie de grootse familie van bloedverraders was- en rende de toiletten uit.
'Waarom ren je weg?' hoorde ze het Wemelmeisje nog roepen. Blind van woede en verdriet rende ze door het kasteel. Ze had geen idee welke kant ze op rende en dat kon haar eigenlijk ook weinig schelen. Als ze maar ergens uitkwam waar ze alleen kon zijn. Ze voelde hoe haar wangen nat werden van haar tranen, die zo langzamerhand ook de kraag van haar schooluniform bereikte. Hoe zal Daphne er naar haar straf aan toe zijn? Vroeg ze zich af. Misschien kwam Daphne wel helemaal nooit meer terug uit de diepste kerker, omdat ze werd doodgemarteld. 'Nee,' sprak Isa zich zelf hard op toe terwijl ze nog steeds blindelings door het kasteel rende. 'Dat zal professor Sneep nooit toelaten' of in elk geval dat hoopte ze, want ondanks dat zij en Dahpne het vaak oneens met elkaar waren was ze wel haar zus, haar grote zus die er altijd voor was geweest. Wie moest haar anders helpen met haar huiswerk als Daphne er niet meer was. 'Niet aandenken!' schreeuwde ze tegen zich zelf. Ze schrok opnieuw op uit haar vreselijke gedachten die haar van binnen bijna leken te verscheuren van verdriet, ditmaal omdat ze in haar blindheid tegen iemand op botste. Even was ze bang dat het een leraar was, misschien zelfs wel een van de Kragge's en dat haar de zelfde straf boven het hoofd stond als Daphne. Ze slaakte een zucht van opluchting toen ze een bekende stem hoorde.
'Vanwaar die haast Ies?'
Huilend sloeg ze haar armen om hem heen. Hij duwde haar van zich af en keek haar aan met die onweersgrijze ogen.
'Vanwaar die haast?' vroeg hij nog eens. Ze voelde een tinteling van opwinding in haar buik bij het horen van zijn stem. Het enige wat ze nog kon was hem diep in de ogen staren.
'Isa?' zijn stem klonk bezorgd.
'Hij heeft Daphne' stamelde ze. Draco keek haar vragend aan.
'Wie, Karel Kwast?' vroeg hij.
'Nee, natuurlijk niet!' snauwde ze.
'O, nou sorry hoor. Jij zei dat je zus verliefd op hem was'
'Dat is ze ook' zei Isa. 'Maar hij is niet de gene die haar heeft. Ze is bij Vilder'
'Wat!' riep Draco. 'en dat alleen maar omdat ze zei ze het zich niet kon voorstellen dat dreuzels uit voerbakken eten'
'Beweert dat mens dat!' vroeg ze ongelovig.
'Ze beweert wel meer dingen. Ik hoop dat je zus niet al te streng wordt aangepakt'
'Ik ook' mompelde Isa. 'Ik ook'
Ze sloeg haar armen opnieuw om hem heen en huilde ongewild tegen zijn schouder. Ze wilde haar verdriet niet aan hem tonen, bang dat hij haar dan kinderachtig vond. Draco liet alleen niets merken van het feit dat hij kinderachtig vond. Integendeel zelfs hij troostte haar. Ze voelde zijn hand op haar rug en zijn stem klonk fluisterend in haar oor.
'Het komt wel goed Ies. Niet verdrietig zijn'
Isa hoorde de droevige toon in zijn stem niet, alsof hij niet alleen haar maar ook zich zelf troostte, omdat ze te veel onder de indruk was van zijn warme armen die haar nog steeds vast hielden. Draco liet haar los, meteen voelde ze zich koud en leeg.
'Gaat het weer een beetje?' vroeg hij. Ze knikte. Ja het ging wel weer. Draco pakte haar hand en sleepte haar mee richting de kerkers. Ooit wist ze, wist hij ook dat ze bij elkaar hoorde en ondanks dat ze dit door de vloek van zijn tante te weten was gekomen, durfde ze hem niet te zeggen dat ze verliefd op hem was. Heel erg verliefd.
Langzaam sloop hij door straten, gevolgd door zijn vroegere schoolvrienden Korzel en Kwast.
'Ssst,' fluisterde hij 'Jullie maken veel te veel geluid'
'Wat maakt dat nou uit. Het is toch alleen maar leuk als ze ons al aan horen komen!' zei Kwast luid.
'Ssst,' zei hij alleen maar.
'Ja, dan vluchten die goorlappen en dan kunnen we ze achtervolgen' zei Korzel.
'En wat als we ze kwijt raken' fluisterde Lucius geïrriteerd.
'Gebeurd niet, vergeet niet wie je naast je hebt staan Luus' zei Kwast. Lucius bleef midden in een kil donker steegje staan en draaide zich om naar de twee lompe in mantel gehulde gedaante. Merlijnzijdank gingen hun gezichten- waar ongetwijfeld een domme grijns op lag- schuil onder een zilveren kap.
'Eens even denken, ik geloof dat ik me vaag kan herinneren dat ik jullie ken maar vanwaar ook al weer?'
Vier ogen staarde hem vragend aan van onder de maskers.
'Oja, ik weet het weer, jullie waren die leerlingen uit Zwadderich die ieder jaar met de hakken over de sloot overging. Om dat jullie nog te dom waren om te zien wat de voor en achterkant was van jullie toverstokken'
'En Bedankt' zei Korzel met zijn zware stem.
Kwast lachte enkel en zei toen: 'Vergeet niet dat je je vrouw aan ons te danken hebt en daarmee ook je zoon. Als wij er niet waren geweest had Narcissa je nooit zien staan. En was ze nu met Walter Vleesschouwer getrouwd geweest. Waag het daarom niet om ons ooit nog dom te noemen, als of jij zo slim was'
'Dat zeg ik toch ook niet' zei Lucius terwijl weer door het steegje begon te sluipen.
'Je kan ons minstens bedanken voor je vrouw, dankzij ons zijn jullie nu samen' zei Korzel.
'Als dat is wat jullie willen horen. Bedankt. Gaan we dan nu verder met onze opdracht. Ik heb geen zin om nog meer gestraft te worden door de Heer van het Duister'
'Luus, ben je ban...'
'Stil nou allebei' zei Lucius streng terwijl voor een wit geverfde poort bleef staan. Hij pakte de koude ijzeren klink beet en duwde die naar beneden. Piepend ging de poort open. Voor de dooddoeners lag een prachtig aangelegde tuin,met de mooiste en geurigste bloemen die je je maar kon bedenken. Lucius zette een voet op het kiezelstenen paadje en sloop zo stil mogelijk over de knisperende steentjes naar de achterdeur van het huis. Korzel en Kwast kwamen luid stampend achter hem. De vrouw die in het huis naar soort doos had zitten kijken met bewegende beelden, keek op bij het horen van de knisperende stenen. Lucius dook snel weg achter een dikke eik die in de tuin stond. Hij hoopte dat het bruinharige modderbloedje hen niet gezien had. Hij was er namelijk zeker van dat ze in dat geval op vlucht zou slaan, gevolgd door haar dreuzelman en hun drie kinderen. Hij draaide zich om en keek of hij Geoffry en Justin zag, maar Korzel en Kwast waren niet meer te zien. Zuchtend legde hij zijn handen op de dikke bast van de oude eik en tuurde langs de stam heen het huis in.
'Stelletje idioten.' mompelde hij. Geoffry Korzel en Justin Kwast waren binnen. Ze schoten diverse spreuken af op het modderbloedje, dat hulp had gekregen van haar man en een jongen, die ongeveer van de zelfde leeftijd als Draco moest zijn. Verbannen van Zweinstein omdat hij een smerig modderbloedje was.
'Dat komt er nou van hé mevrouwtje als je niet doet wat de Heer van het Duister je opdraagt!' hoorde Lucius de nasale stem van Kwast hengelen. Hij balde gefrustreerd zijn handen tot stevig vuisten en stapte achter de eik vandaan.
'Genade, we zullen ons aangeven op het ministerie doe ons geen pijn!' piepte de dreuzel angstig.
'Te laat meneer genade de dood zal over u waken!'
Hij rende in de richting van huis, maar toen hij over de drempel stapte zag hij nog net hoe het gezin, naar buiten renden door de voordeur.
'SUKKELS!' Schreeuwde hij buitenzinnen van woede. 'Jullie hadden ze gewoon meteen moeten doden!'
'Maak je niet druk Malfidius, ze gaan zich melden bij het ministerie' zei Kwast klam. Lucius sloeg hem met gebalde vuist tegen zijn kaak.
'Au, waar was dat voor nodig!'
'Je zal het wel verdiend hebben denk je niet' mompelde Lucius. 'Daarbij ze gaan niet naar ministerie. Ze zijn er vandoor dankzij jullie getreuzel. stelletje idioten'
'Wij zijn tenminste op ze afgegaan, dat kun jij niet zeggen aangezien jij als een bange muis verstopt zat'
'Ik was niet bang' zei Lucius 'Ik wilde ze besluipen'
'Misschien' zei Korzel. 'Kunnen we ze nog inhalen als we snel zijn'
Lucius keek Korzel verbaast aan had de man net echt iets slim gezegd. Dat kon niet waar zijn.
Oh ik heb dit gemiiiissstttt