Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Tears on my guitar » Deel 11: Watervalletje

Tears on my guitar

16 mei 2009 - 19:51

1699

0

272



Deel 11: Watervalletje

In tegenstelling tot alle andere dagen word ik de volgende morgen extra vroeg wakker. Het is amper half acht, maar ik weet dat ik toch niet meer kan slapen en sta dus vermoeid op. Ik ga zitten op de kant van mijn bed en geeuw.
Ik heb vannacht meer wakker gelegen en gewoeld dan geslapen.
Na eerst gisterenavond nog met papa gediscussieerd te hebben over wat het beste was om te doen, ben ik vroeg naar boven gekomen. Niet om te slapen, maar om te schrijven.
De uren dat ik in het raamkozijn heb gezeten, heb ik een liedje, een verhaal en de lijst met voor- en nadelen geschreven. Het liedje was een manier om alles van me af te zetten, om het mooi te laten overkomen op de akkoorden die ik op mijn gitaar speelde. Het verhaal was in de hoop om echt een beslissing te nemen. Normaal gezien weet ik in mijn verhaal meteen wat het personage zal doen. Ik kan hem of haar een keuze laten maken en daardoor weten wat ikzelf ook moet kiezen, maar deze keer ging het niet. Het personage in mijn kortverhaal was even verward als ik ben. En de lijst zoals Max had voorgesteld, heeft ook niet echt geholpen. Het is een goede techniek, maar niet wanneer de kolommen vol staan met rechts en links evenveel woordjes.
Ik was dus na een avond en nacht piekeren nog geen stap dichter bij een uiteindelijke keuze gekomen. In mijn pyjama, nog steeds slaapdronken met kleine oogjes strompel ik de trap af. In de gang kom ik papa tegen die net gaat vertrekken naar zijn werk.
‘Hoe komt dat jij al zo vroeg op bent? Dat is niet van je gewoonte.’
Ik haal mijn schouders op. ‘Ik kon niet meer slapen.’
‘Ah, oké ik zie je vanavond.’ Hij drukt een kus op mijn voorhoofd en verdwijnt door de voordeur.
Ik slof door het huis naar de keuken, waar ik ontbijt neem en me in de zetel neer plant. Ik ben doodmoe en zou het liefst gewoon weer slapen, maar ik weet dat die kans reëel gezien heel klein is. Wanneer ik eenmaal wakker ben, kan ik niet meer in slaap vallen.
Mijn ogen zijn op de tv gericht, Spongebob springt op het scherm heen en weer, maar echt volgen doe ik niet. Ik knabbel op de cornflakes zonder ze te proeven en slik dan door. Ik voel me net een zombie en weet niet hoe ik dat gevoel weg kan krijgen.
Ik trek mezelf recht, zet te tv uit en ga weer naar boven. Op de badkamer maak ik met mijn handen een kommetje en gooi het koude water over mijn gezicht. Een gaat heel klein beetje beter. Ik bekijk mezelf in de spiegel. Grote wallen onder mijn ogen en mijn haar dat alle kanten op staat. Ik doe een poging om het weer glad te kammen, maar zonder resultaat. Ik ga vandaag toch nergens heen, toch nergens speciaal, het maakt dus niet echt uit hoe mijn haar ligt. Ik zoek een elastiekje en maak van mijn losse haar een staart. Dat ziet er al beter uit.
Mijn wallen probeer ik zo goed mogelijk weg te werken met wat lichte make-up en ook dat lukt behoorlijk.
Ik poets nog snel mijn tanden en ga weer naar mijn kamer. Ik maak mijn bed op en open mijn raam. Doordat het nog zo vroeg is, is ook de lucht buiten nog fris. Niet koud, maar frisser dan om twaalf uur. Ik adem diep in en geniet van het geweldige gevoel van mijn longen die zich met zuurstof vullen.
Uit mijn overvolle kast trek ik nog een kort shortje en een fel geel topje met een lachend mannetje erop. Hopelijk maakt de felle kleur en het mannetje me vanzelf wakker.
Ik kijk mijn kamer rond en verschiet van de rommel. Snel begin ik mijn opruimactie; vuile was in de wasmand, propere kleren in de kast, schoolboeken in mijn bureau, kladpapier in de vuilnisbak en songteksten met een punaise aan de muur.
Na mijn kamer is de benedenverdieping aan de beurt. Ik ben zo vroeg opgestaan dat de dag ineens veel langer lijkt dus moet ik me bezig houden. Ik begin met de keuken op te ruimen, het aanrecht te kuisen, daarna stofzuig ik de living en zo gaat het door.
Twee uur later is het huis brandschoon. Trots kijk ik naar het resultaat, maar nu verveel ik me weer. Het werken heeft me een tijd bezig gehouden, niet doen denken over het platencontract, maar nu heb ik zowat alles gekuist dus er blijft niets meer over om te doen. Ik kijk op mijn gsm naar het uur, half elf. Normaal gezien ben ik nu nog niet eens wakker.
Na een vijf minuten staan te staren naar de living, besluit ik om Max lastig te gaan vallen. Misschien, waarschijnlijk, is hij nog niet wakker en heb ik de eer om hem uit zijn diepe slaap te halen.

Tien minuten later bel ik bij Max aan, hopend dat er nog iemand anders thuis is want anders kan ik hier lang staan. Max slaapt gewoon door de bel heen. Gelukkig komt Ann opendoen. ‘Goedemorgen, Fi. Als zo vroeg op.’ Weer iemand die mij niet als een vroege vogel ziet.
‘Goeie morgen. Nee ik kon niet meer slapen.’
‘Kom toch binnen. Max slaapt nog, maar als je wilt…’ ze moet haar zin niet afmaken, ik loop de trap al op naar zijn kamer. Iemand wakker maken is zo leuk. Je kan het zachtjes en lief doen, of juist heel enthousiast, energetisch en uitbundig en dat is wat ik bij Max ga doen.
Ik doe geen moeite om te kloppen en storm meteen naar binnen. Ik neem een aanloop en spring op het opgerolde hoopje dat ik op het bed zie liggen. Hard kom ik neer op Max’ lichaam. Hij kreunt van de pijn en draait zich onder mij op zijn rug.
‘Fi? Hoe laat is het?’ vraagt hij slaperig.
‘Kwart voor elf.’ Max kreunt nog een keer en probeert zich weer in het deken te rollen -ja ook in de zomer als het zo warm is, slaapt hij met een deken over zich, ik trouwens ook- maar moet die poging staken doordat ik nog steeds op hem zit.
‘Moest dit echt?’
‘Ja, ik ben al wakker van half acht. Ik heb eigenlijk niet veel geslapen en kom hier wat energie van je lenen.’
‘Misschien kan je in het vervolg een uurtje later komen?’
‘Kom, sta op!’ negeer ik zijn vraag en kruip van hem af zodat hij vanonder het deken kan komen, maar het tegengestelde gebeurt natuurlijk. Hij graait aan de stof en trekt het weer over zichzelf als een klein kindje.
Ik loop de kamer uit en hoor hem niets meer zeggen.
Waarschijnlijk denkt hij dat ik de strijd heb opgegeven, maar zo ben ik niet. Ik ga naar de badkamer en vul een beker met water. Dit heeft hij zelf verdient.
Terug op de kamer ga ik vlak naast zijn bed staan. ‘Je hebt nog één kans.’
Max reageert niet en draait zich nog eens om. Ik keer het bekertje langzaam om en laat het koude water over zijn hoofd lopen. Meteen is hij klaar wakker. Hij begint te woelen, probeert de stroom water te ontwijken. Wanneer hij door heeft dat het watervalletje hem volgt in zijn bed, springt hij uiteindelijk op.
‘Dat heeft lang geduurd!’ zeg ik lachend.
‘Fi dit is niet grappig!’
‘Jawel!!’ ik zie de boosheid in zijn ogen. Hij staat nog steeds recht op zijn bed en is bijna twee keer zo groot als ik, best imponerend dus. Ik zie hoe hij van het bed wil springen, maar mijn reflexen zijn snel en ik zet het op een lopen, hopend dat er niemand meer slaapt want anders is diegene nu ook wel wakker.
Met veel geluid donder ik de trap af. Ik doe geen moeite om de laatste vier treden af te rennen en sla die springend over. Met Max nog steeds op mijn hielen loop ik de living door, snel maar toch voorzichtig zodat ik niets omstoot.
‘Fiona Celine Vermeylen! Maak dat je hier komt!’ roept hij boos. Ik haat het wanneer hij mijn volledige naam gebruikt, maar ik geef niet op en probeer de achterdeur open te doen wanneer ik in de keuken kom.
Max komt nu ook de moderne keuken binnengestormd. Met een boze en tegelijk speelse uitdrukking op zijn gezicht komt hij op me af. De deur wringt tegen, ik krijg de sleutel maar niet omgedraaid in het slot en begin dan maar hysterisch te gillen.
‘Fiona en Maxime stop daar onmiddellijk mee!’ Mijn gil wordt onderbroken door de luide stem van Ann. Geschrokken draaien we ons beiden om en kijken in het woedende gezicht van Max’ moeder. Ze staat in de deuropening naar het washok met een wasmand in haar handen.
‘Zo is het genoeg geweest,’ zegt ze streng. ‘Niet heel de buurt moet wakker worden door jullie getier, ga nu maar even zitten.’ Als gestrafte kinderen van vier gaan we zitten ons op een keukenkrukje aan de toog.
Ik kijk naar Max en hij naar mij. We lachen even stiekem naar elkaar en kijken dan weer braaf als engeltjes voor ons uit. Ondertussen is Ann in de koelkast aan het wroeten. Ze haalt er een bord met pannenkoeken uit en meteen krijg ik een hongerig gevoel in mijn maag. ‘Nog over van gisteren, je hebt geluk,’ zegt ze glimlachend tegen me. Haar boze bui is al helemaal over. Ze zet het bord met een stuk of vijf pannenkoeken voor onze neus.
‘Jullie kunnen ze zelf wel opwarmen, neem maar uit de kast wat je wilt, ik ben buiten.’ Met de wasmand onder haar arm opent ze de achterdeur (die bij haar plots weer goed opengaat) en loopt de tuin in.
Ik sta op, neem nog een bord, twee messen, suiker en choco. Max kijkt hoe ik zijn pannenkoek opwarm en de mijne smeer met choco.
‘Weet je dat je soms echt raar bent?’ vraagt hij kijkend naar de chocopannenkoek.
‘Uh-huh.’ Knik ik terwijl ik een hap neem van de koude pannenkoek en Max de zijne terug geef.
Ik eet mijn pannenkoeken meestal ook warm en met suiker, maar soms smaakt een koude met choco toch een heel pak beter. Ik neem nog een hap, maar ik eet al lang niet meer boven mijn bord en de choco drupt op mijn blote been.
‘Knoeier.’ Lacht Max.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.