Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Wat zij niet weten » Soldaten

Wat zij niet weten

22 juni 2014 - 10:58

2367

1

381



Soldaten

Laat alsjeblief een reactie achter zn blijf stemmen op een titel Kussss Ashley

December 1915

De loopgraven waren modderig en vuil door de regen en sneeuw van vorige nacht. Jean zakte er bijna in en moest zich elke keer optrekken om er niet in vast te raken. De loopgraven stonken naar de lijken, stront, urine en naar de soldaten die zich al maanden niet meer gewassen hadden. Ook Jean stonk, hijzelf had al sinds Quebec geen bad of douche meer gezien en hij was hier nog maar sinds de herfst van 1915. Wie weet hoe lang deze jongens zich al niet meer gewassen hadden. Jean keek naar ze, hoe ze allemaal in de loopgraaf sliepen terwijl hij de wacht moest houden. Ze haatten hem, allemaal. Ze vonden hem maar een rijke snob omdat hij een leerling-priester was uit Quebec, maar als zij wisten wat hij had meegemaakt met Simon... Simon... Jean vroeg zich af hoe het met hem was. Hij had hem niet meer gezien sinds hij in Frankrijk was aangekomen. Was het niet voor Simon dan zat Jean hier niet eens. Maar hij kon het niet. Hij kon Simon niet laten gaan toen hij in Quebec hoorde dat alle gevangenen uit de stad naar Frankrijk zouden worden gestuurd om te vechten, hij kon het niet. Hij kon Simon niet laten kapotschieten. Of wel? Het was makkelijker geweest en beter om gewoon stil te blijven geweest toen ze vroegen of er nog vrijwilligers waren. Hij had stil kunnen zijn en dan was hij gewoon in Quebec gebleven. Had Jean geweten dat hij toch van Simon zou gescheiden worden, zou hij nooit iets gezegd hebben. Of toch wel? Het is iets waar Jean vaak aan dacht op dit soort momenten, als hij de wacht moest houden in een koude nacht. En een koude nacht dat het was. Jean rilde van de kou en wilde zijn jas gaan halen, maar durfde niet. Hij moest de wacht houden en als hij zijn jas zou gaan halen en net op dat moment er een aanval kwam, zou het zijn hoofd kunnen kosten. Jean wreef in zijn handen om ze op te warmen en maakte een kruisteken. "In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, Amen" Jean vouwde zijn handen in elkaar en begon het gebed. "Nu leg ik mij neer om te slapen, Ik bid de Heer mijn ziel te bewaren. Als ik zou sterven voor ik wakker word, bid ik de Heer mijn ziel te nemen.In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, Amen" Jean zuchtte en trok zijn benen nog dichter bij hem in een poging om het warmer te krijgen, veel hielp het niet. "Mooi gebed." Jean greep zijn geweer en richtte het op de persoon achter zich. De jonge soldaat hield zijn handen in de lucht en Jean zuchtte opgelucht. Hij herkende de soldaat. Hij had hem hier al gezien toen hij in het begin van de winter naar hier werd overgeplaatst. Jean liet zijn geweer zakken. "Het spijt me..." Jean legde zijn geweer weer tegen de rand van de loopgraaf waar het eerst stond en ging weer in zijn positie zitten. De soldaat lachte. "Geeft niet. Ik weet hoe het is om op wacht te staan. Bij de minste beweging of het minste geluid sla je bijna alarm." De soldaat lachte weer en ging naast Jean zitten. Jean zweeg, keek hem even aan en richtte zich daarna weer naar het verdorde niemandsland. "Al veel gezien?" Vroeg de soldaat. "Buiten een paar konijnen en ratten niet echt." De soldaat zuchtte en nam een veldfles uit zijn jas. Hij opende het het en nam er een slok van. Jean keek ernaar, maar zei niks. De soldaat keek hem aan en bood hem de fles aan. "Nee, bedankt, ik drink niet." De soldaat lachte. "Weet je het zeker?" Jean keek de soldaat even aan en besloot de fles aan te nemen en een slok te nemen. Toen hij de drank inslikte, vertrok zijn gezicht en hoestte hij. Hij gaf de fles terug aan de soldaat die alleen maar lachte en de fles weer dicht deed en terug in zijn jas stopte. "Uw eerste keer?" Jean knikte en hoestte nog steeds. De soldaat lachte. "Mijn naam is Fons trouwens. Is het goed als ik een sigaret opsteek?" Jean knikte. Fons haalde een sigaret uit een doosje in zijn binnenzak en zocht naar iets in zijn zakken. "Heb jij soms vuur?" Vroeg hij met een sigaret in zijn mond. Jean zicht in zijn zakken en vond een doosje lucifers. Hij gaf het aan Fons die het dankbaar aannam. "Merci." Fons stak zijn sigaret aan en nam er een grote trek van. Hij blees de rook uit met een zucht en keek Jean die zich weer concentreerde
op niemandsland vragend aan. "Hoe noemt gij eigenlijk?" "Ik?" Fons knikte en nam weer een trek van zijn sigaret. "Mijn naam is Jean, Jean Bilodeau." "Zijt gij niet die leerling-priester uit Quebec?" Jean knikte. "Ik wist niet dat leerling-priesters ook moesten vechten in de oorlog." "Moeten ze ook niet." Fons keek Jean vragend aan terwijl hij weer de rook van zijn zoveelste trek uitblies. "Gaat gij mij nu zeggen dat gij vrijwillig naar dit klote hol zijt gekomen?" Jean keek weg van de soldaat. "Waarom?" Jean keek geschrokken om. De stem van de soldaat was veranderd. Hij klonk niet meer lachend of boos, nee, hij klonk triestig en breekbaar. Toen Jean zich omdraaide, zag hij de tranen in zijn ogen. Jean zag nu pas hoe jong hij was. Jean gokte hem 19, misschien zelf jonger. Jean zelf was 22. Hij keek de jongen triest aan. "Waarom ben je naar hier gekomen?" Vroeg Fons opnieuw. Hij stond op het punt in tranen uit te barsten. "Het is een nogal een lang verhaal en ik ben er ook niet trots op. Ik vertel het liever niet." Fons keek hem aan, maar keek daarna naar de lucht. "We hebben allemaal ooit dingen gedaan waar we niet trots op zijn. Ik zit hier al sinds het begin van de oorlog. Ik heb al zoveel mensen doodgeschoten, weet je. Ik heb al zoveel lijken gezien. Onbekende en bekende, vrienden, vijanden, zoveel...Ik ben er ook niet trots op." Jean keek Fons triest aan. "Waarom ben jij hier gekomen?" "Ik moest. Ik ben de zoon van een bakker, weet je. Op een dag stonden een paar soldaten in onze winkel met een bevel om me naar het front te sturen." Jean zweeg. Hij wist niet wat hij moest zeggen. Fons zweeg ook, waarschijnlijk had hij hetzelfde. Het was lang stil, maar het was Jean die de stilte verbrak. "Ik ben iemand naar hier gevolgd. Hij moest hier verplicht komen vechten en toen ik hoorde dat hij moest gaan..." Jean slikte even. "Kon ik het niet. Ik kon het niet zomaar negeren en niks doen. Het was dom van me. Toen we hier aankwamen in Frankrijk werden we onmiddellijk van elkaar gescheiden. Ik heb niks meer van hem gehoord sinds dan. Ik weet niet eens of hij nog leeft." Er rolde een traan over Jeans wang. Fons keer er naar en keek hem triest aan. "Die persoon, die je volgde. Betekent hij veel voor je?" "Hij is een oude vriend van me, maar hij wil me nooit meer zien." "Waarom niet?" Jean dacht na. "Ik heb iets dierbaar van hem afgenomen." "Wat heb je van hem afgenomen?" Jean pauzeerde even. "De liefde van zijn leven." "Was jij ook verliefd op haar?" Jean zweeg even en lachte zwak. "Nee, ik was niet verliefd op hem. Ik was op iemand anders verliefd." Fons zweeg even, waarschijnlijk was hij geschrokken om wat Jean had gezegd. Uiteindelijk sprak hij toch. "Je was verliefd op die persoon die je naar hier bent gevolgd, niet?" Jean keek Fons met betraande ogen aan en begon te huilen. Fons greep Jean vast en begon hem te sussen. Toen Jean was gekalmeerd begon hij pas weer te praten. "Heb je het koud?" Jean keek Fons verbaasd aan. "Ik merkte hoe je al de hele tijd al zit te trillen. Heb je het koud?" Jean zweeg en keek Fons gewoon aan. Fons deed zijn jas uit en legde het over Jean. "Bedankt." "Het is niks." Het was weer even stil tussen de twee soldaten. Fons keek naar de hemel. Naar de sterren die straalden als duizenden lichtjes hoog in de lucht. "Vind je het niet eng?" Vroeg Fons. "De gedachte dat dit onze laatste nacht zou kunnen zijn?" Jean knikte en Fons praatte verder. "Ik wou nog zoveel doen in mijn leven. Nog zoveel bereiken, maar als mijn toekomst plannen zijn in het water gevallen omdat ik morgen misschien zou sterven in een stomme, klote oorlog waar ik zelf nooit aan mee heb willen doen." Jean zweeg en Fons keek hem aan. "Jean?" Jean keek hem aan. "Ik weet dat het misschien raar klinkt, maar...zou ik u mogen kussen. Één klein kusje. Zodat ik toch een keer van liefde heb kunnen proeven in mijn leven. Dat ik mijn jonge leven niet voor niks heb geleefd. Ik zie u graag, Jean. Al vanaf het moment dat ge naar hier zijt overgeplaatst. Er was iets aan je wat me zo aantrok. Je bent zo mooi, zo mysterieus." "Je zou je leven niet zo moeten vergooien, Fons. Heb je enig idee wat voor zonde je begaat?" "Is liefde een zonde, Jean? Is dat niet wat jij je al jaren afvraagt? Ik smeek u, mag ik u kussen?" Jean twijfelde en knikte zacht zijn hoofd. Fons ging dichter bij Jean zitten. Hij bracht zacht en traag zijn lippen naar die van hem tot ze de zijne raakten. Jean greep Fons hoofd met zijn hand en kuste terug. Fons legde zijn hand op Jean schouder en beiden gingen ze rechter zitten. Fons' jas viel van Jeans schouders. Ze keken ernaar, maar lachten het gewoon weg. Ze begonnen opnieuw te kussen deze keer sterken, met meer passie, meer verlangen. Het was mooi om te zien hoe tussen al de lijken, stront, modder en bloed van de loopgraven, twee jonge mensen liefde kunnen vinden. Hoe alle zorgen over een toekomst die misschien nooit zou komen, verdwenen door één kus. Ze hadden tenslotte misschien nog maar één nacht om te leven, dan moesten ze ook leven en zich geen zorgen maken over zonden of andere dingen. Ze lachten de wereld uit tot de ochtend kwam...

Overal klonken geweerschoten, ontploffingen veroorzaakten zandwolken waardoor het moeilijk werd om te zien. Lijken lagen overal op de grond. Fransen, Duisters, Britten, Canadezen,... Jean liep door hen heen met Fons een paar meter ik achter zich. Jean keek naast zich en zag een kogel in een soldaats hoofd vliegen en hem onbeweeglijk op de grond zien vallen. Jean wou wel gaan kijken en helpen als het nog kon, maar bleef rennen. Fons schoot de schutter neer en haalde Jean in. "Jean! Als we het niet halen wil ik dat je weet dat ik je graag zie." Jean zweeg even en liep verder. "Ik u ook," zei hij uiteindelijk. Fons stopte en greep Jean vast. Hij greep Jean bij de nek en bracht zijn lippen naar die van hem. Jean kuste terug. Een geweerschot klonk en Fons schreeuwde. De tijd leek te vertragen. Fons viel op de grond. Uit zijn linkerbeen vloeide hevig bloed. De tijd versnelde weer en Jean pakte zijn geweer en schoot de Duitser die Fons neer had geschoten neer. "Jean! Help me!" Jean hurkte bij hem neer op de grond. Hij wou hem recht helpen, maar zag iets glinsteren naast hem op de grond. Jean raapte het op. Het was zijn paternoster. Fons had waarschijnlijk per ongeluk afgetrokken tijdens zijn val. Jean keek er naar en veegde het zand ervan. Hij keek triest van zijn paternoster naar Fons en terug. "Jean! Nee! Je hoeft geen keuze te maken! Het is geen zonde! Liefde is geen zonde, Jean!" Fons begon te huilen. "Het is geen zonde..." Jean keek nog een keer naar Fons en greep toen zijn paternoster steviger vast en stond recht. "Jean! Nee! Alsjeblief! Jean! Nee! Jean!" Jean draaide zich om en rende verder. "Jean! Nee! Jean!" Fons bleef roepen. "Jean!" Er klonk een geweerschot en Fons zweeg. Er rolde een traan over Jeans wang. Hij wilde zich omdraaien en naar Fons 'onbeweeglijke lichaam rennen. Hel vasthouden en huilen bij zijn lijk, maar hij had zijn keuze gemaakt. God was zijn keuze.

Eind Januari 1918

"Jean! Wat is het fantastisch je weer te zien!" "Van hetzelfde, monseigneur." Jean nam de hand van de bisschop en kuste zijn ring. De bisschop lachte. "Je zult wel blij zijn om terug in Quebec te zijn." "Jazeker, monseigneur. Na jaren aan het front, wilde ik niets liever dan terug naar Quebec komen." "Dat dacht ik wel." De bisschop lachte. "Helaas moet ik al gaan. Ik had niet veel tijd aangezien ik nog wat vieringen te doen heb, ik wou je gewoon al eens zien. Doe gerust of je thuis bent. Ik zie je weer deze middag en morgen beginnen we weer met de seminarie." "Tot dan, monseigneur." "Tot dan." Jean pakte opnieuw zijn meesters hand en kuste zijn ring. De bisschop lachte nog een keer en verliet de ruimte. Jean liep naar het kleine altaar in de hoek van de kamer en keek naar het beeld dat erop stond. Het was het beeld van Jesus Christus aan het kruis. Jean zocht in zijn broekzakken naar lucifers. Toen hij ze vond nam hij eentje uit het doosje en stak een kaars op het altaar aan. Hij ging op zijn knieën voor het altaar zitten en keek naar de vlam. Hij vouwde zijn handen en keek naar het beeld boven hem. "Lieve Heer, open Uw hemeldeuren voor de soldaten die in deze koude en wrede oorlog gesneuveld zijn. Ontferm u over hen en breng troost aan hun familie en vrienden. " Jean pauzeerde even en keek weg van het beeld. De tranen in zijn ogen brandden. "Moge al hun zonden vergeven zijn, hoe groot deze ook mogen zijn." Er ontsnapte een traan uit Jeans ooghoek. "In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, Amen" Nog meer tranen ontsnapte uit zijn ooghoeken. Jean blies de kaars uit en huilde in de duisternis van vlam van de kaars die net als alle hoop op liefde was uitgedoofd.


Reacties:


timothy
timothy zei op 19 juli 2014 - 9:10:
mooi! <3