Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Hammonds Iland » Het begin van mijn einde

Hammonds Iland

15 juli 2014 - 22:18

2952

1

448



Het begin van mijn einde

Hoe het allemaal begon? Heel simpel, mijn allergrootste avontuur begon met een simpel reisje met enkele andere universiteitsstudenten naar Costa Rica. Het was de start van de zomer en ik en mijn medereizigers hadden kort na de examens het eerste het beste vliegtuig genomen naar de tropen. Waarom naar Costa Rica? Geen idee, ik vermoed zelfs dat de bestemming gewoon geloot was tijdens een dronken spelletje.
“Hé, we gaan op reis!”
“ Goed plan! Maar naar waar?”
“ Eens denken: Libanon, Brazilië, Hawaï of – waarom niet gewoon Costa Rica?”
“ Puik plan!”
Hoe dan ook met een of andere onbenullige lage kosten maatschappij waren we naar Zuid-Amerika gereisd, van daaruit bracht een nog onbenulligere maatschappij ons naar Costa Rica. We hadden ons gerust een andere maatschappij kunnen permitteren, maar we waren de vlucht mislopen nadat we onze eerste avond in Zuid-Amerika iets te uitbundig hadden gevierd, waardoor we niet nuchter genoeg waren geweest om te vliegen. Gelukkig konden we nog een andere vlucht nemen luttele uren later, zij het niet met de beste condities, maar het was dat of niets. De laatste vlucht was uiterst woelig verlopen met comfortproblemen zoals chronisch plaatsgebrek, stinkende medepassagiers en een vliegtuig dat vermoedelijk ieder ogenblik uiteen kon vallen. Uiteindelijk na een paar uur kwamen we aan op het snikhete tarmac van Costa Rica – het was er minstens vijfendertig graden en een luchtvochtigheid die je voor onmogelijk hield.
‘Welkom in het bananenrepubliek!’ lachte Kenneth luid. Hij was vijfentwintig jaar en de leider van onze groep, zijn vader was een of andere vooraanstaande politieker, wiens wil wet was, dus moesten we ons geen zorgen maken over de gevolgen van ons eventuele grensoverschrijdende gedrag. Hij werd in zijn voetzolen gevolgd door zijn beste vriend Kelvin wiens ouders aandeelhouders waren van de bekendste snacks die je, je maar kon indenken.
‘Het is hier warmer dan gedacht,’ pruilde Lizzy wiens moeder een gekende seksuologe was. De rest van de groep grijnsde breed en wisselde steelse blikken uit met elkaar. Lizzy zag er met haar geblondeerde haren en veel te korte outfit uit alsof ze zo uit de cover van een naaktmagazine was gestapt. Ze was luxeverslaafd en de enigste reden dat ze deel uitmaakte van het gezelschap was omdat iedereen haar op haar opgetutte snoetje wou zien gaan tijdens deze avontuurlijke trip door het regenwoud van Costa Rica. Om je een idee te geven: ze was even gehecht aan de kilo’s make-up die ze iedere ochtend aan haar gezicht smeerde, als ik aan mijn hoge pumps waar ik er een stuk of dertig van had – met als enige verschil dat ik er genoeg aan had om mijn favoriete paar gewoon bij te hebben en ze niet permanent te dragen.
‘Ik hoop dat het in de wouden een stuk koeler is,’ vervolgde ze op een serieuze toon. ‘Want ik heb geen zin om te baden in rivieren waar van die enge beesten zitten zoals piranha’s en krokodillen.’
Zowel ik als Dean – we waren beiden net afgestudeerd als biologen – konden een brede grijns niet verbergen. We hadden ons vurig voorgenomen om iedere ochtend, voor de persoonlijke hygiëne, te beginnen over onaangename schepsels die in geheime lichaamsholtes kruipen als je even niet oplet tijdens het baden. Astrid, een kersverse fotografe draaide nadrukkelijk met haar ogen.
‘Hopelijk jaagt ze met haar geklaag de beesten niet weg, anders worden mijn fotosessies een flop,’ gromde ze. ‘Of vreet er een krokodil haar op – dat zou pas fenomenale foto’s opleveren.’

We zeulden onze loodzware bagage door de inkomsthal op weg naar de douanecontrole, terwijl het zweet over onze ruggen liep, ondanks de airconditioning die onophoudelijk werkte. De rij voor de douane was niet lang, maar het duurde toch enige tijd eer wij aan de beurt waren. Daar stonden we dan te wachten, pas afgestudeerde studenten uit allerlei richtingen: wiskunde, politieke wetenschappen, seksuologie, fotografie en twee biologen. De douanebeambten controleerden een voor een onze pasjes, informeerden naar onze plannen en loerden stiekem naar Lizzy’s onthullende outfit. Onze papieren en vergunningen waren tip top in orde. Ook onze bagage raakte zonder grote problemen door de controle afgezien van Lizzy’s wimperkruller, want blijkbaar dacht de beambte dat het een middeleeuws foltertuig was. Uiteindelijk geraakten we zonder kleerscheuren door de douane en trippelende we onze vrijheid tegemoet. We doken direct dichtstbijzijnde cafetaria binnen in de luchthaven en trakteerden onszelf op een ijskoude vruchtendrank en een airco die wél degelijk functioneerde. We lachten uitbundig en feliciteerden onszelf dat we er toch waren geraakt, ondanks het feit dat ons vliegtuig eigenlijk een vliegende doodskist was geweest.

Hoe lang we er exact zaten te dolen weet ik niet meer, maar wat ik wel nog weet is dat er plots een douanebeambte de cafetaria binnenstapte. Het was een fier gebouwde man, met een grote, zwarte snor waar hij vermoedelijk erg trots op was. Hij had een dikke huid, zoals typisch was in deze streken en zijn donkere ogen dwaalden door de zaak opzoek naar hetgeen hij zocht. Uiteindelijk bleef zijn blik rusten op ons groepje en stapte hij langzaam op ons af.
‘Dielza Hammond,’ zei hij met een zwaar accent. Ik die op dat moment in gesprek was geweest met Astrid over het fotograferen van pijlgifkikkers en kleurrijke keversoorten keek op.
‘Dat ben ik,’ zei ik in het vloeiend Spaans.
De beambte was totaal niet verbaasd over het feit dat ik vlekkeloos Spaans sprak. ‘Bijna eenentwintig jaar oud? Geboren in Californië?’
‘Si,’ zei ik met het gevoel van snel naderend onheil.
‘Wilt u alstublieft even meekomen?’ vroeg de man met een korte knik.
‘Waarom?’ zei ik verbaasd. ‘Ik ben net door de controle geweest, alles was in orde.’
‘Wilt u alstublieft even meekomen,’ herhaalde de man, zij het ietwat harder en al mijn vrienden gaapten me verbijsterd aan.
‘Ik heb niets misdaan,’ zei ik geïrriteerd tegen de man, maar ik stond op en liep hem gepikeerd achterna terwijl ik mijn bagage met me meezeulde. ‘Ik heb niets gesmokkeld en mijn papieren zijn in orde, ik snap de commotie niet.’
‘Wilt u gewoon zo vriendelijk zijn om me te volgen tot mijn kantoortje?’ bromde de man enkel. ‘Daar zal ik u alles uitleggen.’
Zijn kantoortje was piepklein, met zandkleurige muren, twee grote metalen kasten en een wandkaart van Costa Rica. In het midden stond een zware bureau dat was afgeladen met allerhande paperassen, een spiksplinternieuwe computer en enkele lege flesjes cola. Op het bureau prijkte een klein bordje dat dit het kantoor het eigendom was van de hoofddouanier. Verontrust streek ik mijn bloedrode haren naar achteren- als ik bij het hoofd van de douane terecht was gekomen zag het er sowieso niet goed uit. De hoofddouanier gebaarde dat ik mocht gaan zitten op een van de oude stoelen bij het bureau. Ik streek neer en hij deed hetzelfde aan de andere kant van zijn bureautafel.
‘Mag ik nogmaals uw papieren zien?’
Ik knikte en gaf braaf mijn identiteitsbewijzen en mijn overige formulieren aan hem. Zijn snor ging op en neer terwijl hij ze grondig onderzocht. Vervolgens tikte hij een paar dingen in zijn computer en gaf zijn verdict.
‘Het spijt me vreselijk, juffrouw Hammond, maar u mag het land niet in.’
‘Pardon,’
‘U mag het land niet in,’ herhaalde de hoofddouanier met een frons. ‘U wordt de toegang geweigerd.’
Ik staarde hem aan met het gevoel dat hij net een emmer ijskoud water over me heen had gekapt. Mijn hart bonkte ergens in mijn maag terwijl ik sputterde:
‘Geweigerd? Hoe bedoelt u dat de toegang me wordt geweigerd?’
‘Dat lijkt me heel simpel, Juffrouw Hammond. U mag Costa Rica in principe niet betreden. U doet er goed aan om het eerste het beste vliegtuig terug te nemen naar uw geboortestreek, anders zullen er maatregelen genomen worden.’
Verwoed knipperde ik met mijn ogen. ‘Wat is er dan aan de hand? Al mijn papieren zijn toch in orde? Waarom wordt de toegang tot dit grondgebied me dan geweigerd?’
De douanier vertrok geen spier.
‘Regels zijn regels,’ zei hij enkel. ‘Mag ik u verzoeken om u spullen te pakken en te wachten op het eerstvolgende vliegtuig? De volgende vlucht vertrekt over welgeteld acht uur.’
Ik sprong overeind. ‘Dat meent u niet! Dit kunt u niet maken! Ik protesteer,’
‘Dielza, wat is er aan de hand?’
Kenneth en Dean kwamen het kantoortje binnen waardoor deze plots propvol mensen stond.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Dean in gebroken Spaans aan de douanier.
Kenneth greep mijn hand vast. ‘Is er iets mis met je papieren, misschien?’
Ik schudde mijn hoofd ‘Voor zover ik weet niet, maar blijkbaar word ik om een of andere reden geweigerd.’
Kenneth fronste zijn voorhoofd en schudde toen nijdig zijn hoofd.
‘Ik regel dit wel,’ siste hij zachtjes en hij mengde zich ook in de discussie van de beambte en Dean. Ikzelf stond er wat verloren bij, ik snapte de problemen niet: mijn papieren waren pico bello, waarom werd me dan te toegang geweigerd? In de overtuiging dat Dean en Kenneth de boel wel zouden klaren glipte ik vlug het kantoortje uit en dook het dichtstbijzijnde toilet binnen. Eenmaal daar ging ik naar het wc en vervolgens wast ik mijn handen in de groezelige wasbak, in de vlekkerige spiegel bekeek ik mezelf. Ik was lang en slank gebouwd met natuurlijke, rode lokken die tot mijn ellebogen kwamen. Mijn gezicht was smal, met een bleke huid en twee lichtbruine ogen. Ik droeg een korte jeansshort met daarboven een rood topje dat ik ieder ogenblik kon uitwringen van het zweet. Aan mijn voeten had ik mijn favoriete bloedrode pumps, al sinds mijn zeventiende droeg ik bijna permanent hoge hakken, waardoor ik me bijzonder naakt voel als ik er geen aanhad. Ik verfriste me, onderdrukte de neiging om mijn topje effectief uit te wringen boven de wasbak en keerde terug naar het kantoortje in de veronderstelling dat de problemen over mijn toegang tot Costa Rica van de baan waren. Dit bleek echter ijdele hoop te zijn: Dean en Kenneth stonden buiten het kantoortje en keken zowel nijdig als verbijsterd.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik met een piepstemmetje terwijl een onzichtbare hand mijn maag samen kneep. Dean gebaarde dat ik moest meekomen met hem. Met het lood in mijn schoenen volgde ik hem. Dean stapte tot bij enkele plastic zitjes vlakbij de douanecontrole en ging zitten. Als een robot streek ik naast hem neer. Enkele minutenlang keken we wezenloos voor ons uit.
‘W-wat is het probleem,’ Het was geen vraag enkel een constatatie van mijn kant. Dean haalde zijn schouders op en zuchtte diep.
‘Geen idee,’ zei hij eerlijk. ‘Volgens die beambte staat je naam op een of andere lijst van lui die ze de toegang moeten ontzeggen.’
‘Lijst, welke lijst? Ik heb voor zover ik weet niets met Costa Rica te maken,’
Dean keek me aan met zijn wijze, amberkleurige ogen. ‘Je vertelde me ooit dat je moeder is opgegroeid in Costa Rica,’ zei hij simpelweg.
Ik keek hem verbluft aan, zover had ik zelfs niet gedacht.
‘Mijn moeder is geen crimineel,’mompelde ik stijfjes. ‘En daarbij is de laatste vijftien jaar zelfs niet meer in de buurt geweest van Costa Rica. En trouwens wat heeft dat met mij te maken?’
‘Blijkbaar trekken ze de lijn door,’ antwoordde Dean en hij keek me beteuterd aan.
‘Dus ik geraak er niet in,’ piepte ik met een klein hartje.
Hij boog zijn hoofd. ‘Daar vrees ik voor,’
Ik wierp mijn haar in mijn nek en kneep mijn ogen dicht: ik kon wel janken. Vijf jaar lang had ik geploeterd achter een diploma biologie zodat ik overal ter wereld organismen kon gaan bestuderen in hun natuurlijke habitat. Oké, deze reis was misschien geen onderzoeksexpeditie, maar voor mij wel de test of ik al dan niet aanleg had om expedities te gaan leiden. Het was de ultieme ervaring om te achterhalen hoelang ik in een wildernis kon overleven zonder krankzinnig te worden van de wegvallende sanitaire gemakken. Ik voelde Deans hand over mijn klamme rug glijden.
‘Trek het je niet aan,’ mompelde hij. ‘Kenneth verzint wel iets waardoor we je wél het land inkrijgen,’
Ik verzuchtte. ‘In landen als deze kan dat nog dagen duren en we lopen al achter op schema,’
Kenneth kwam op ons afgestapt, hij zag er niet bepaald gelukkig uit.
‘Er valt niets aan te doen,’ gromde hij vol walging. ‘Die onnozele snor heeft zelfs nog nooit van m’n familienaam gehoord. Poeh, in wat voor ’n gat achterlijk gat zijn we hier eigenlijk terecht gekomen?’ Hij snoof luid en keek de douaniers die rond kuierden vernietigend aan. ‘Ben je zeker dat je geen tweede paspoort hebt?’ Vroeg hij plotseling aan mij.
‘Neen,’ stamelde ik. ‘Hoezo?’
‘Je hebt bij je geboorte de naam van je moeder meegekregen,’ zei hij fronsend. ‘Niet die van je vader zoals wereldwijd gebruikelijk is. Heb je dan geen paspoort of identiteitsbewijs onder zijn naam? In dat geval zouden ze je niet kunnen weigeren, want ze controleren hier vooral op naam.’
Ik beet op mijn lip en schudde spijtig mijn hoofd. ‘Zal niet gaan, ik heb nooit een nog maar een wettig formulier vastgehad waarop de naam van mijn vader vermeld staat.’

Een halfuur later moest ik met spijt in het hart afscheid nemen van mijn medereizigers die allemaal medelijden hadden met het feit dat mijn reis eindigde aan de douanecontrole. Astrid en Lizzy omhelsden me met tranen in de ogen. Lizzy vond het vooral jammer dat er nu een meisje minder was en dat ze vreesde dat Dean haar constant in het ootje zou nemen als het op wilde beesten aankwam. Astrid daarentegen vond het vooral jammer dat het enige andere vrouwelijke wezen nu een bimbo bleek te zijn. Kelvin gaf me enkele gemoedelijke schouderklopjes en Kenneth was duidelijk slechtgeluimd over het feit dat hij voor de eerste keer in z’n leven zijn zin niet had gekregen.
‘Trek het je niet aan,’ murmelde hij in m’n oor. ‘Ik heb m’n connecties ingelicht over dit zaakje. Ofwel krijgen ze het binnen de zesendertig uur geregeld ofwel kun je een fikse schadevergoeding eisen.’
Ofschoon ik me te beroerd voelde om die woorden echt te gaan geloven – Kenneth had de afgelopen twee jaar een stuk of drie professoren de laan weten uit te sturen - toverde ik een krampachtige glimlach op mijn gezicht en beloofde om hen zo snel mogelijk achterna te reizen. Als laatste was Dean aan de buurt. Hij drukte me tegen zijn brede borst en drukte een kus op mijn vuurrode kruin.
‘Het ga je goed,’ zei hij zachtjes. ‘Laat alsjeblieft zo snel mogelijk iets weten mocht de situatie veranderen.’
Ik knikte en klampte me aan hem vast terwijl ik zijn vertrouwde geur opsnoof. Ik en Dean waren al sinds ons eerste jaar op de universiteit onafscheidelijk en we hadden meer gemeen dan de meeste anderen van het groepje ook maar konden vermoeden, we waren enkel nog geen koppel. Toen we mekaar weer loslieten keek ik weg terwijl ik mijn tranen in bedwang probeerde te houden. Dean bleef mijn hand echter vasthouden.Toen ik hem uiteindelijk weer aankeek viel me op hoe amberkleurig zijn ogen waren.
‘Deze situatie zint me niet echt,’ zei hij. ‘Probeer na te gaan wat deze situatie veroorzaakt heeft, Dielza.’ Daarna kuste hij nog eenmaal mijn voorhoofd en draaide hij zich om.

Ik keek ze na terwijl ze de luchthaven uitliepen en even had ik zin om de douanier naast me te negeren en ze achterna te lopen. Ik hield me echter in en nam me voor om me uiterst sikkeneurig te gedragen tegenover hem. Ik zag het groepje verdwijnen in het drukke verkeer en ik sloot mijn ogen. Bye bye holiday! Zeg maar dag met je handje naar je regenwoud, naar het avontuur, het jolijt met vrienden, de uiterst zeldzame fauna en flora… Ik keerde me om en stapte richting de zitjes terwijl ik mijn bagage lusteloos met me meezeulde. Daar ging het vooruitzicht om praktijkervaring op te doen, om Dean beter te leren kennen zoals hij echt was en om me samen met de rest een deuk te lachen met Lizzy wanneer ze erachter kwam dat regenwouden nou eenmaal geen sanitaire voorzieningen hebben. Ik liet enkele stiekeme tranen de loop. Waarmee zou ik de komende maanden mijn tijd dooien? Elders naartoe gaan en een oersaaie vakantie hebben vol zwembadwater, felle zon en cocktails? Ik haatte het om urenlang stil te liggen in de zon en achteraf te moeten merken dat ik er eerder uitzag als een hardgekookte kreeft dan een exotische schoonheid. Of moest ik me nog een degelijk betaalde vakantiejob zien te vinden? De turminal voor de volgende vlucht zat gezellig vol met voornamelijk inwoners van Costa Rica: enkele kleine lastpakken zette er de boel op stelten, ergens huilde een baby en een paar mannen hadden een luid gesprek over de voordelen en nadelen van de beurs. Ik sjokte door de terminal en bedacht me net waar ik me zou neerzetten om de komende acht uur te overbruggen, toen ik op een van de plastic zitjes een boekje bemerkte. Het was een piepkleine en goedkope uitgave:

Dinosauriërs en ander uitgestorven leven.


Ik nam het op en sloeg het open. Het was een naslagwerk over de kenmerken van dinosaurussen en de verschillende soorten die ooit hadden rondgedoold over onze planeet totdat een meteoriet ze in één klap wegvaagde. Het prikkelde mijn nieuwsgierigheid. Ik was dol op dinosaurussen en besloot om het boekje voor mezelf op te eisen. Dus vlijde ik me neer op de ongemakkelijke plastic stoeltjes en begon mijn aanwinst te doorbladeren.

De term dinosaurus staat voor “verschrikkelijke hagedis” en slaat op uitgestorven landreptielen die 230 tot 65 miljoen jaar geleden de aarde bevolkten. Deze periode noemt men het Mezosoicum en is ingedeeld in drie verschillende tijdperken: Trias, Jura en Krijt. Ieder tijdperk wordt gekenmerkt door andere abiotische en biotische factoren en bijgevolg ook door zijn eigen dinosaurussoorten. Het idee dat dinosaurussen uitsluitend grote, loge beesten waren is achterhaald: afhankelijk van de soort en de periode konden ze enorme of minuscule afmetingen aannemen.


Reacties:


Rebella
Rebella zei op 23 juli 2014 - 16:39:
Daar zit je dan....
Fijn dat ze haar uitleggen waarom ze daar zit.
Een abrupt en open einde.
Sterke karakters, vooral die Lizzy werkte op mijn lachspieren.
Mooi gedaan!