Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » De 100ste Hungergames » Hoofdstuk 3

De 100ste Hungergames

4 juli 2014 - 16:45

1900

0

285



Hoofdstuk 3

Ik kijk vol ongeloof naar het scherm.

Op dit moment zijn er mensen uit het Capitool op weg naar iedere wereld, omdat morgen, om 11 uur ‘s ochtends de Trekking is. Dit is het voor dit moment. Heel erg bedankt.

Dan springt het scherm op zwart. De anderen beginnen door elkaar te roepen. Ik ben doodstil en bemoei me niet met hun. Fabio, Sofia, Karl en de rest zijn allemaal 19 of ouder. Zij kunnen de arena niet meer in, maar ik ben nog maar 14 jaar. Ik kan nog 5 jaar gekozen worden. Ik kan over een paar weken dood zijn. Of anders wel over 5 jaar als ik een beetje pech heb. Ik laat me stilletjes van de bank af glijden en rol door als ik op de grond terecht kom. Ik sluip naar de deur en glip dan naar buiten. Ik loop zo zacht, maar snel mogelijk de gang uit. Eenmaal uit de gang begin ik te rennen, te rennen zonder te weten waar ik naar toe ren. Ik ren langs de Zaal, langs blokhutjes zoals de mijne en door een klein deel van Draconia. Na een kwartier sprinten, kom ik aan op een groot plein. Ik rem langzaam af terwijl ik kijk waar ik terecht ben gekomen. Overal op het plein staan kleine bankjes en plantsoentjes en in het midden van het plein staat een reusachtige boom. Ik loop eerbiedig dichterbij, naar de Boom des Levens, want dat is zijn naam. De Boom is de bron van mijn krachten, de bron van de kracht van iedereen hier. Hier vlucht ik ‘s nachts altijd naar toe als ik er behoefte aan heb om alleen te zijn. Maar nog nooit ben ik er ingeklommen. Maar nu ben ik zo van streek dat ik me niets van de bordjes en hekjes aan en gewoon naar de stam loop. Dan leg ik mijn handen op de stam en begin te klimmen. Ik heb totaal geen moeite om tot de takken te klimmen en als ze bereikt heb wordt het alleen maar makkelijker. Als ik bij de dunnere takken aankom, stop ik met klimmen en maak het me gemakkelijk op een van de wat dikkere takken. Langzaam kom ik tot rust. Langzaam dringt de volledige betekenis van toespraak tot me door. In plaats van me beter te voelen, voel ik me juist wanhopiger. En dan komen de tranen, die vervloekte tranen. Ik leg mijn hoofd op m’n opgetrokken knieën en sla mijn armen er overheen. En dan probeer ik de tranen niet eens tegen te houden, ik laat ze gewoon gaan. Beetje bij beetje verandert de tranenvloed in een onregelmatig gesnik. Mijn ogen worden zwaar en m’n gedachte wazig. Ik ben nog net wakker genoeg om van houding te veranderen. Dat is het laatste wat ik doe voordat ik een diepe slaap val.

Mijn ogen gaan langzaam open terwijl ze knipperen tegen het felle zonlicht. Ik komt voorzichtig overeind, vanwege mijn stijve spieren die ik heb gekregen omdat ik de hele nacht in dezelfde houding ben blijven liggen. Ik zie aan de stand van de zon dat het ongeveer negen uur is. Over twee uur zou die vervloekte Trekking beginnen. Ik spring snel uit de Boom en klim over de hekken hen zodat niemand het ooit zou merken dat ik in de Boom des Levens de nacht heb doorgebracht. In een rustig tempo loop ik terug naar de Academie, naar m’n blokhut. Tot ik gerend had deed ik er maar een kwartiertje over, maar nu ik rustig aan het wandelen ben, duurt het een half uur tot ik bij de Academie kom, terwijl ik ietsje minder ver moest dan eerst. Als ik thuis aankom, draai ik de deur van het slot en loop naar binnen. Ik kijk met een verdrietige blik in mijn ogen rond. Ik geniet extra veel van de standaard ronde door mijn huisje. Het eten geven van Pip en James, mijn twee katten, het snelle schoonmaken van het huis, alle rotzooi opruimen en zelf van het simpele eten maken genoot ik tien keer zoveel. Als ik een tosti heb gemaakt, pak het boek waar ik in bezig ben en ga op de bank zitten. Pip komt in mijn nek liggen en James rolt zich gelijk op op mijn schoot. Er glijdt een warme glimlach over m’n gezicht.

Na dat ik heb afgewassen, leg ik mijn katten in hun mandjes, zet nog wat voer en water klaar en loop dan in mijn best zittende kleding naar buiten. Ik draai de deur op slot, draai het klipje van het kattenluikje omhoog zodat ze naar buiten kunnen. En loop dan naar het plein onder aan de tempelheuvel. Zoals de naam al zegt, staat er boven op die heuvel een tempel. In die tempel staan de beelden van eerste Koning en van de eerste Bewakers. Er liggen ook de vijf krachtigste wapens van heel Draconië. In een klein briefje dat op de deurmat lag, stond dat de Trekking daar wordt gehouden. Al snel kom ik de eerste kinderen tegen die samen met hun ouders naar het tempelplein lopen. Bijna iedereen die ik zie heeft een betraand gezicht of een boze uitdrukking erop. Ik snap het volkomen. Als ik er aankom zie ik dat het plein een gedaante verwisseling heeft ondergaan. Er zijn grote vakken afgezet met stukken touw op palen, er zijn tafels neergezet met daarachter een stel mensen met in witte kleding. Het ergste is nog wel het podium dat voor de grote weg naar de tempel is neergezet. Die blokkeert de ingang en volgens onze wetten, moet de weg naar de tempel altijd vrij zijn, zodat we er altijd naar toe kunnen om ons te verbergen of om te bidden tot de goden waar we ingeloven. Het vredige gevoel dat ik tot nu toe voelde verdwijnt onmiddellijk. Ze hebben het recht niet om onze wetten te bepalen! Ze mogen onze wetten niet schenden! Ik onderdruk de neiging om een wapen te voorschijn te halen en alles kort en klein te slaan. Als er een krakende stem uit een luidspreker klinkt, schrik ik op uit mijn gedachten. ‘Willen alle kinderen uit wereld 4 zich verzamelen bij de tafels voor de vakken. Daar zullen jullie geregistreerd worden en dan kunnen jullie in je vak gaan staan.’ Ik slaak een diepe zucht, stop mijn handen in mijn zakken en loop als een van de eerste naar de tafels. Ik moet mijn naam zeggen en een drupje bloed op een boek drukken, zodat ze voor de komende Trekkingen weten wie er allemaal zijn en wie er nog moeten komen, denk ik tenminste. Als ik met tegenzin mijn naam en bloed heb gegeven loop ik naar het aangewezen vak. Na een minuut of tien staat het vak helemaal vol met 14 jarige jongens en meisjes. Na nog eens vijf minuten komt er een graatmagere vrouw met roze, overeind staand haar het podium op. Achter haar loopt de Koning. Als ik me omdraai zie ik de andere draken en alle mensen die niet mee hoeven te doen achter de touwen staan. Ik draai me om en zie nog net hoe het maffe mens uit het Capitool voor een microfoon gaat staan. Dan begint ze met een idioot en nauwelijks verstaanbaar accent te praten. Het klinkt ontiegelijk bekakt en gewoon bizar. ‘Beste inwoners van wereld 4, welkom bij de 1e Trekking op jullie planeet. Ik ben Liza. Ik zal jullie de tributen van de 100ste Hongerspelen bekend maken. Ik ben altijd voor het motto ‘Heren gaan voor, nadat de dames zijn geweest.’ Er verschijnt een verwrongen glimlach op haar gezicht. Ik kijk haar met onverholen minachting en haat aan. ‘Dus bij deze, heren gaan voor nadat de dames zijn geweest.’ Ze loopt naar een een knalroze bol met waarschijnlijk alle namen van de meisjes er in. Ondertussen doe ik heel erg mijn best om mijn woede te onderdrukken. Haar hand gaat in de knalroze bol en voordat ze er in gaat graaien zegt ze nog even heel terloops: ‘O ja, zien jullie die man die naast jullie Koning staat?’ Ik moet bekennen dat hij me helemaal niet is opgevallen. Het is een lange man van in de dertig, met grasgroen haar en verscheidene tatoeages over zijn hele lichaam verspreid. ‘Dat is Brandon. Hij zal namens het Capitool jullie wereld regeren en de taak van jullie Koning overnemen.’ Dan knapt er iets in me. Overal om me heen klinkt een boos geroezemoes, maar ik ben de enige die witheet is. Voordat ik het weet sta ik met een witte dolk in mijn hand die ik naar Brandon gooi. Vanwege de rode waas voor mijn ogen mis ik zijn hoofd op een haar na, maar het heeft het beoogde effect. Terwijl ik haastig wegduik en naar een ander plekje schuifel, wordt er een hoop geschreeuwd. Het uitdagende en haast juichende geschreeuw van de kinderen in de vakken en het boze en geschrokken geschreeuw van de mensen die uit het Capitool komen. Het gekrijs van de Capitool hoor ik nauwelijks, maar het gejuich van de mensen hier zorgt er voor dat ik een glimlach op mijn gezicht krijgt. Na een paar minuutjes wordt het langzamerhand weer rustig. ‘Oké, laten we dan nu maar verder gaan met de Trekking voor de meisjes van jullie wereld.’ Liza laat haar stem gemaakt opgewekt klinken, maar iedereen die ook maar een klein beetje luistert, hoort hoe geschrokken ze is. Haar hand verdwijnt langzaam in de bol en na twintig seconde grabbelen komt haar hand er uit met een netjes opgevouwen papiertje er in. Ze vouwt het papiertje open en er verschijnt een klein glimlachje op haar bleke gezicht en ze krijgt ook al wat meer kleur terug. ‘Het gelukkige meisje dat voor jullie uitkomt in de Spelen is Hyllia Goode van 12. Hyllia, wil je alsjeblieft naar voren komen?’ Terwijl er een klein meisje met zwarte haren naar voren loopt, gaat Liza naast de babyblauwe bol van de jongens staan. Dit keer trekt ze opvallend snel een kaartje en vouwt hem daarna open. ‘Wilt Carter Triton naar voren komen?’ vraagt ze met een onschuldig gezicht. Voor mij is het niet zo dat mijn hele wereld instort, omdat ik een redelijk grote kans heb om terug te komen gezien mijn vaardigheden, maar toch is het een hele schok. ‘Carter, kom je naar voren?’ Als Liza mijn naam nog een keer noemt, kom ik in beweging. Ik loop naar het podium. Maar het is niet alsof ik in mijn eigen lichaam loop, maar het is net alsof ik vanaf boven mijn lichaam naar het podium zie lopen. Als ik naast Liza sta wordt ik door haar bij mijn schouders gepakt en ruw naast Hyllia gezet. Ik kijk in haar bange oogjes en pak broederlijk haar hand vast en geef er een kneepje in. Dan verstijf ik. Ik verstijf door de vraag die Liza stelt. ‘Zijn er vrijwilligers die deze twee tributen willen vervangen.’ Tot mijn opluchting blijft het stil. Doodstil. Ik hoor Liza haar mond open doen om iets te zeggen als er een heldere, pijnlijke bekende stem over het plein schalt. ‘Ik bied me aan voor Hyllia!’ Ik weet al wie het is voordat ik naar de bron van het geluid kijk. De bron komt uit het vak met de zeventien jarige meisjes. En ja hoor, daar komt ze aan. Langzaam, maar vastberaden loopt ze naar het podium toe. Het is niemand minder dan mijn beste vriendin Alicia...


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.