Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Bianca & Melanie (temporarily) » [One]
Bianca & Melanie (temporarily)
[One]
Door de ogen van Bianca
‘Boe!’
‘Schrik,’ antwoord ik droog.
‘Wat een enthousiasme,’ lacht Martijn.
‘Sorry hoor, het is nog veel te vroeg voor enthousiasme,’ brom ik geïrriteerd.
‘Oh, ik wist eigenlijk niet dat je een ochtendhumeur had. Lang leve school!’ Martijn kijkt me sarcastisch aan.
‘Dan weet je het nu.’ Ik draai hem mijn rug toe en staar uit het raam. Hoe komen ze erop om ons om verdomme kwart over acht wiskunde te geven?!
‘Ik weet het ook niet, schatje,’ zegt Martijn tegen mijn rug. Soms vraag ik me wel eens af waar die jongen zijn kennis vandaan haalt, nu weet hij ook al wat ik denk. Eigenlijk best wel irritant. Toch weet ik dat ik hem niet lang kan negeren en even later draai ik me terug. Hij zit over zijn wiskundeschrift gebogen, zijn donkerblonde haren vallen voor zijn gezicht.
‘Ik ben je schatje niet,’ grinnik ik. Hij heft zijn hoofd op en kijkt me aan. Hm... eigenlijk is hij nog best knap ook, schiet er even door mijn gedachten. Ik blijf maar naar hem staren, tot hij plotseling met zijn hand voor mijn ogen zwaait.
‘Aarde aan Bianca, aarde aan Bianca! Heb ik iets van je aan of zo?’
‘Ja! Je bent zó’n stuk!’ Ik rek de ‘o’ belachelijk lang, sla dramatisch mijn hand tegen mijn voorhoofd en doe alsof ik flauwval. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat hij grijnst.
‘Wat ben je ook een debiel, Bian,’ grinnikt hij en geeft me een por in mijn zij. Ik moet zo hard lachen dat ik bijna van mijn stoel val. Iedereen kijkt om en de wiskundeleraar trekt afkeurend een mondhoek naar beneden.
Met grote passen stevent hij op me af. ‘Wat valt er te lachen?’ sist hij. Oeps, denk ik, nu is hij boos. Toch kan ik niet stoppen met lachen en wijs dan maar naar Martijn. De blik van de wiskundeleraar schiet meteen naar mijn beste vriend, die hem met grote onschuldige ogen aankijkt.
‘Ik weet het niet, meneer. Bianca lacht nou eenmaal graag.’
‘Niet in mijn les!’ Streng staart de leraar ons aan. Hij lijkt op een bever, schiet er door mijn hoofd. Natuurlijk moet ik nu nog veel harder lachen en even later kan ik vertrekken.
Gelukkig word ik algauw gevolgd door Melanie, mijn beste vriendin. Ook zij was in lachen uitgebarsten toen ik begon met giechelen en heeft tot haar grote genoegen ook de klas mogen verlaten.
Samen lopen we naar de kantine. Eigenlijk moeten we ons melden, maar dat doen we zometeen wel. Eerst lekker dit lesuur uitzitten in de kantine. Ik plof aan een tafeltje en Melanie komt tegenover me zitten. Ik zie al aan haar gezicht dat ze iets te vertellen heeft, want ze kijkt me geheimzinnig aan.
‘Wat is er?’ vraag ik. Volgens mij moet de nieuwsgierigheid moeiteloos van mijn gezicht af te lezen zijn.
‘Wat kijk je verwachtingsvol.’ Ze grijnst. ‘Zal ik dan maar beginnen?’Ik knik. Melanie buigt zich over tafel naar me toe en fluistert: ‘Gisteren liep ik langs de kamer van de decaan, ik moest me melden bij dat mens d’rnaast. Er zat dus een vrouw, een blondine, binnen. Bij de decaan, bedoel ik.’
‘Heeft hij een liefje?’ vraag ik met grote ogen.
Melanie schatert. ‘Welnee! Wie wil er nou weer met hém? Nee, we krijgen nieuwe leerlingen op school! Die vrouw was hun moeder. Twee jongens, en ze komen bij ons in de klas!’
‘Yes!’ roep ik. Meteen verschijnt er een brede grijns op mijn gezicht. ‘Ik hoop maar dat ze knap zijn!’
De bel gaat.
‘Oeps,’ zegt Melanie droog. ‘Moesten wij ons niet melden?’
‘Oh ja, helemaal vergeten. Laten we dan maar snel mevrouw Schachtschabel lastig gaan vallen. Ze zal vast vreselijk blij zijn om ons te zien!’
Mevrouw Schachtschabel kent Mel en mij al langer. Vooral bij wiskunde worden we er vaak uitgestuurd. Mel en ik trekken ons daar niets van aan. Wij zijn nou eenmaal druk en ook nog eens de populairste meiden van de school.
Met een diepe zucht luister mevrouw Schachtschabel naar onze uitleg en schrijft een briefje waarop staat dat we ons morgen moeten melden. Mel en ik nemen het braaf aan, maar ik weet nu al dat we het vanavond kwijt zullen zijn.
We lopen de kamer van Schaggie (want zo noemen we haar vaak) nog geen vijf minuten later weer uit.
‘Ik weet nu al zeker dat we dit briefding morgenavond al kwijt zijn,’ hoor ik Melanie naast me mompelen. Hoe weten mensen toch altijd wat ik denk?
Ik zucht en zeg: ‘Dat dacht ik daarnet ook.’
Melanie draait haar hoofd om en zegt: ‘Ik dacht al dat je dat dacht. Je keek zo raar daarnet.’
Ik geef mijn vriendin lachend een duw en we lopen samen naar de volgende les. Geschiedenis. Onze leraar ziet eruit alsof hij een prehistorische garnaal is, dus dat is wel passend. Zolang hij maar niet denkt dat we naar hem luisteren. Terwijl hij over landbouwnederzettingen en vruchtbare halve manen neuzelt, spelen Mel en ik galgje in mijn schrift.
Na vijf potjes galgje ben ik het eigenlijk wel zat en zuchtend leg ik mijn hoofd op tafel. Dan staat onze leraar plotseling naast me en ik schrik me dood.
‘Ehm... Hallo meneer Beltz,’ zeg ik in een poging wakker over te komen.
‘Vindt u mijn les niet interessant genoeg, juffrouw Schmeling?’ De goede man kijkt me olijk aan.
‘Nou, ik ben een beetje moe, maar ik vang het allemaal wel op hoor,’ zeg ik. Het is zo zielig om gewoon ‘nee’ te zeggen. Ik mag meneer Beltz eigenlijk wel, maar tijdens de lessen is hij gewoon zo saai.
‘Goed, wel blijven opletten, hè,’ zegt hij vriendelijk en loopt weer terug naar het bord. Mel en ik wisselen een opgeluchte blik en ik weet dat we allebei hetzelfde denken: twee keer achter elkaar eruit gestuurd worden, dan krijgen mijn ouders het te horen en dí¡í¡r zit ik niet op te wachten.
Reacties:
"een prehistorische garnaal "
héérlijk :'D
Jullie verhaal is cool, (:
Jullie zijn allebei goed gek
Wel leuk dat we het 'ontstaan' van het verhaal erbij krijgen ^^
Coollieeee