Hoofdcategorieën
Home » Overige » Hammonds Iland » Stegosaurussengeheugen
Hammonds Iland
Stegosaurussengeheugen
‘En toch was het een krankzinnig, onoverzichtelijke en zelfs levensgevaarlijke zet,’ was mijn boodschap naar Malcolm, ik schreeuwde tegen hem, want ik was razend over de afgelopen uren. Na mijn turbulente ontsnapping aan de douane was ik de straat opgerend, waar Malcom me even later in een taxi had gesleurd. De taxi had ons enkele minuten later afgezet aan een stoffige parking met veel vuil en een paar oudere huurauto’s. Tot mijn grote ontzetting was Malcolm in een geroest exemplaar gestapt en had hij teken gedaan dat ik zijn voorbeeld moest volgen. Wat moest ik doen? Mijn hart had in mijn borst gebonkt en mijn benen trilden nog na van de adrenalinestoot even daarvoor. Wat had ik in godsnaam moeten doen? Had ik een keus gehad? Wat had ik anders moeten doen? Wachten tot de politie me vond? Tot ze me gingen arresteren en opsluiten op verdenking van geweldpleging en terrorisme? Om een of ander verdoken reden waarvan ik zelf amper afwist? Ik was ingestapt: met een bittere trek om mijn mond en schoorvoetend, want nu het grootste gevaar geweken was, besefte ik wat voor ravage we hadden aangericht in de luchthaven. Het volgende ogenblik hadden we over een autosnelweg geraasd, na een klein kwartier was Malcolm afgereden en had hij minder drukke wegen opgezocht. Tijdens de rit hadden we amper gesproken. Ik had het autoraampje opengezet zodat er een permanente stroom van verse lucht was die de plakkerige hitte moest tegen gaan, de radio had krakkend enkele liedjes van bekende Amerikaanse sterren gespeeld… Het was irreëel overkomen bij me, want het ene ogenblik had ik het leven geleid van een rijkeluiskindje met uitbundige party’s, prachtige pumps en hoge studies… Het volgende moment was ik een voortvluchtige gangster – die überhaupt zelfs niet wist waarvoor ze vervolgt werd. Op de vraag waar we naartoe gingen had Malcolm uiteraard niet geantwoord, maar aan de verpaupering van de wegen kon ik afleiden dat het een plaats, ver héél ver van de bewoonde wereld was. We waren tweemaal gestopt om te tanken en die krampachtige minuten waarin we niet gedwongen waren om in een ongemakkelijke auto te zitten, hadden we verder benut met de nodige wc bezoeken en de inkoop van enkele verpakte snacks. Weer een paar uur verder waren we door een halve wildernis gedenderd. Aan het feit dat de weg niet langer geasfalteerd was en vooral bestond uit putten en bulten, konden we opmaken dat we de beschaving ver achter ons hadden gelaten. Op een of andere manier kon ik me niet van het idee ontdoen dat we waren opgeslokt door iets dat men “tropisch regenwoud” noemde ofwel voor de minder geletterden onder ons “jungle”, “Mogli’s Place” of “Wegkwijnende Groene Long”. We hobbelden verder en de rit werd er niet gemakkelijker op. Ondanks het feit dat alle raampjes openstonden en de airco zo hard werkte als mogelijk was voor een aftandse wagen, was het er bloedheet met een luchtvochtigheid die enkel nog maar leek te stijgen. Mijn rode haren plakten aan mijn voorhoofd en ik voelde het zweet over mijn hele lijf lopen. Ook Malcolm had het moeilijk: zijn haren kleefden aan zijn hoofd en vrijwel iedere minuut veegde hij de parels zweet van zijn voorhoofd nog voor ze de kans kregen om in zijn ogen te komen… En dan zwijg ik nog maar over de afschuwelijke zweetplekken op zijn al even schreeuwlelijke hemd. Onze flessen frisdrank – koop nooit fleswater in tropische gebieden, de kans dat ze je besmet kraantjeswater aansmeren is te groot – waren in een mum van tijd opgedronken, met als gevolg dat we na vier uur gekweld werden door dorst.
‘En dan is dit de plaats waar je, je een paar weken wou in terugtrekken met vrienden? Puik plan,’ merkte Malcolm met een brede glimlach op. Ik negeerde de ietwat sarcastische opmerking en had het liefst van al mijn hoofd uit het raam gehouden om zijn woorden niet te moeten horen. Spijtig genoeg was de weg zo overwoekerd door wildernis dat er constant takken en bladeren tegen het koetswerk zwiepten. Vermoedelijk stond de wagen nu vol krassen.
‘Ik hoop dat je deze auto niet gekocht hebt, anders mag je hem straks gaan herschilderen als je geen roest wilt door die verdomde vochtigheid,’ zei ik om maar iets te zeggen. ‘En hoe weet je eigenlijk van onze ontdekkingstocht?’
Een mysterieuze grijns speelde om Malcolms fijne lippen.
‘Met dat antwoord kun je zelf op de proppen komen,’ lachte hij onschuldig. ‘Om dezelfde reden dat ik wist dat je op komst was, zou ik zeggen…’
‘Je houdt dus niet alleen de gegevens van de luchtvaartmaatschappijen in het oog, maar ook bepaalde Costa Ricaanse overheidsdiensten,’ concludeerde ik nuchter. Het kon ook niet anders, want we hadden allerlei toestemmingsformulieren moeten aanvragen en ondertekenen, eer we op “expeditie” mochten, bovendien hadden onze connecties ons daar een handig handje bij geholpen.
Malcolm grijnsde nu openlijk en ik verbeelde me hoe zijn ogen achter zijn zonnebrilglazen nu fonkelden als die van een kwajongen.
‘Niet dat ik de behoefte heb om alle overheidsdata te kraken, maar die van Costa Rica was echt amateuristisch,’ gniffelde hij. ‘Bovendien heiligt het doel de middelen, nietwaar?’
Ik mompelde iets onverstaanbaars en Malcolm keek me stiekem aan terwijl hij over een extra grote bobbel reed.
‘Wat weet je eigenlijk van je verleden, meid?’ vroeg hij me plots terwijl hij de wagen iets trager deed rijden, zodat hij me kon aankijken. ‘En voornamelijk wat weet je over je grootvaders verleden?’
Ik zweeg… ik zweeg een hele poos, niet omdat ik niet wou antwoorden, maar omdat ik gewoonweg niet kon antwoorden. Sikkeneurig keek ik door de voorruit – die nu ook al een barst vertoonde van een of andere tak die ertegen was gekwakt en Malcolm wachtte af.
‘Ik heb tot ongeveer mijn zesde in Costa Rica gewoond,’ zei ik uiteindelijk. ‘Mijn moeder was een bekwaam biologe en verrichte hier veldwerk voor een of andere universiteit. Op dat ogenblik had ze veel naambekendheid. Ze schreef jaarlijks enkele verbluffende artikels en had zelfs haar eigen lab opgericht.’
Malcolms stilte vatte ik op als een aanmaning om verder te praten.
‘Voor zover ik weet kwamen ik en mijn broer weinig in het labo, omdat er ook test met chemische producten en parasieten plaatsvonden.’
‘Begrijpelijk,’ knikte Malcolm.
‘Toen mijn broer zeven was en ik net geen zes zijn we verhuist,’ peinsde ik verder. ‘De echte reden weet ik niet, mijn moeder beweerde later dat ze genoeg had van al dat veldwerk en dat ze het geld hard nodig had.’
‘Maar je geloofde haar niet,’ gniffelde Malcolm. ‘En wat is de band met je grootvader?’
‘Onze grootvader zagen we weinig,’ mompelde ik en ik pijnigde mijn hersenen. ‘Hij kwam slechts enkele keren per jaar langs in het lab van m’n moeder. Meestal rond de tijd van onze verjaardagen.’ Onwillekeurig moest ik glimlachen aan de vage herinnering aan John Hammont. Door mijn geestesoog zag ik zijn witte baard, zijn smetteloze glimlach en zijn blauwe fonkelende ogen die altijd even vriendelijk en gemoedelijk stonden. ‘Mijn grootvader was een schat van een man, hij hield duidelijk veel van kinderen in het algemeen. Ook van ons. Hij had altijd cadeautjes mee en vertelde ons dan verhalen over zijn reizen.’
‘Hoe kwam het dat hij jullie weinig zag?’
‘De ruzie met mijn moeder voornamelijk,’ zei ik treurig ‘Op een of andere reden zijn ze ooit slaags geraakt en hebben ze het nooit meer bijgelegd. Jaren later vroeg ik mam ernaar, maar ze weigerde te antwoorden. Voorts had ik de indruk dat hij een drukbezet man was. Ik herinner me…’
Malcolm knikte me bemoedigend toe. ‘Ga door: wat herinner je, je?’
‘Krantenartikels,’ murmelde ik meer tegen mezelf dan tegen Ian Malcolm ‘Ik weet nog dat ik en m’n broer verschillende kranten doorspitte op zoek naar artikels over hem of zijn bedrijf. Volgens mij heette dat bedrijf Hammonds Gen Work of HGW.’
‘Zo heette het inderdaad,’ glimlachte Malcolm tevreden. ‘Het bedrijf van je moeder was een dochterondernemer die Biologic Lab Work was gedoopt. Het ene bedrijf kwam voort uit het andere.’
‘En wat is de connectie ermee?’
‘Dat ze beide illegaal werden verklaart na de flop waarvan ik medeverantwoordelijk werd geacht. Of word, want ik ben nog altijd vogelvrijverklaarde in het gros van de Zuid-Amerikaanse landen.’
Malcolm grimaste en voorkwam op het nippertje dat de wegen van de weg af ging.
‘Wat deden die twee bedrijven eigenlijk?’ vroeg ik op de man af. ‘Mams bedrijf specialiseerde zich in veldwerk, het ontwikkelen van materiaal dat er toegepast kon worden en gaf subsidies aan beginnende wetenschappers of vernieuwende technieken. Toen mams het doorverkocht was het één van de top ondernemingen van het ogenblik, ze ontving er zelfs een gerenommeerde prijs voor.’
‘Je grootvaders bedrijf spitste zich in den beginnen enkel maar toe op genetica,’ zei Malcolm plechtig. ‘Het zocht manieren om klonen en genetische wijzigingen te vergemakkelijken. Na een poosje ontdekte John echter een vernuftige methode om onvolledige DNA-strengen opnieuw te vervolledigen. De mogelijkheden die uit die techniek konden voortvloeien waren enorm! Stel je voor dat ze met slechts een stukje DNA misdrijven kunnen achterhalen of de kenmerken van historische figuren afleiden! Overheden boden je grootvader fortuinen, maar die goeie, ouwe Hammont deed zijn eigen willetje met zijn techniek.’
Malcolms gezicht betrok nog meer.
‘Hij deed wat hem goeddunkte, vond de juiste personen die hem wouden sponsoren en maakte van zijn bedrijf iets groots, iets unieks. Ikzelf heb je grootvaders bedrijf bezocht op het toppunt van zijn glorie, Dielza, en ik zweer je: wat ik daar zag was het ongelofelijkste dat ik ooit heb mogen aanschouwen. Als hij zijn concept op de markt had gebracht voor het grote publiek, was hij de geschiedenis ingegaan als een van de grootse wetenschappers aller tijden. Op het ogenlik dat ik op zijn eiland kwam om de systemen te verfijnen, was kort voor hij zijn grote première zou geven. Helaas voor hem, is het er nooit van gekomen.’
Het werd stil – afgezien van het geronk van de moter en de takken die nog altijd de auto geselden. Malcolms gezicht stond verbitterder dan ooit.
‘Toen je grootvader besefte welke mogelijkheden hij had, besloot hij om nog een tweede bedrijf op te richten en hij zetter er je moeder van aan het hoofd. Haar bedrijf zou dienen om belastingen te ontduiken én om nieuw wetenschappelijk potentieel te ontdekken.’
‘Maar het pakte anders uit?’
Malcolm zuchtte verdrietig. ‘Toen John Hammont het tweede bedrijf stichtte, wist zijn dochter – jou moeder – vermoedelijk maar half wat vaderlief werkelijk uitbroedde met zijn eerste bedrijf. Wat niet zo vreemd was: ze had jaren in kostscholen doorgebracht en duizelingwekkende scores gehaald in gerenommeerde universiteiten. Welnu je moeder runde zijn tweede bedrijf, maar toen ze erachter wat haar vader deed met zijn eerder uitgevonden techniek, brak ze met hem.’
‘Onmogelijk,’ nu was het mijn beurt om te grimassen. ‘Zelfs toen mijn moeder weigerde om nog één woord tegen hem te zeggen, hadden ze nog bedrijfszaken te regelen.’
Malcolm stemde in. ‘Ze kon op zakelijk gebied haar vader niet negeren, hoezeer ze ook haar best deed. Bovendien was Biologic Lab Work op dat ogenblik zowat haar levenswerk geworden, ze kon het niet over haar hart krijgen om het bedrijf te beschadigen.’
‘En jou rol in het hele verhaal? Hoe geraakte jij erbij betrokken?’
Malcolm grijnsde breed.
‘Op mijn achtste haalde ik televisietoestellen uiteen om te achterhalen hoe ze werkten en kreeg ik extra wiskundeles, want ik was de primus van de klas. Tegen de tijd dat ik zeventien was, was ik een slungelige tiener met puisten, een universitaire opleiding en een eigen computersysteem.’
Hij kon een lach niet onderdrukken en ging hoofdschuddend verder.
‘Tegen de tijd dat ik negentien was kwam ik bij je moeder terecht: ik was pas afgestudeerd met een universitair diploma en een computersysteem dat ik verder wou uitwerken… Alleen had ik de middelen niet en de meeste bedrijven zouden het gros van de winst opstrijken mocht ik met hen in zee gegaan zijn. Biologic Lab Work bood echter de oplossing… Met behulp van je moeders bedrijf kon ik mijn theorieën verder uitwerken en mijn computerprogramma verder optimaliseren, nog geen zes maand later toerde ik de wereld rond om mijn kersverse variant van de chaostheorie te promoten.
Jarenlang sprak ik op universiteiten, hogescholen en wetenschapsconferenties. Overheden en bedrijven gaven honderdduizenden dollars om hun systemen te laten verbeteren en ik verdiende het grote geld… Helaas, onderging ik het lot van vele kindsterren… Ik werd het slachtoffer van mijn eigen roem, want ik wou méér dan dat. Ik wou meer zijn dan enkele een vreemde, uitsluitend in het zwart geklede informaticus en wiskundige: ik wou geschiedenis schrijven. Jarenlang kwelde de vraag hoe ik dat moest doen me. Op den duur weigerde ik nog te eten en belande ik in het ziekenhuis. Tegenwoordig zouden ze zeggen dat ik een depressie had of anorexia nervosa of een burn-out of boulimie of gewoon grootheidswaanzin, maar fin: ik lag in een ziekenhuisbed, was sikkeneurig en weigerde te eten totdat je grootvader me kwam bezoeken.’
Weer een maniakale grijns en ditmaal zag Malcolm er een tikkeltje buitenaards uit.
‘Je grootvader zat plots aan mijn ziekenbed! Stel je voor! John Hammond kwam toen minstens tweemaal per maand in het nieuws dankzij zijn bedrijf! En daar zat ie dan met z’n smetteloos, ivoorkleurig pak en die typische, toegeeflijke glimlach van hem. Hij sprak met me, over zijn bedrijf, over zijn noden en het feit dat hij mijn carrière altijd heel nauw had gevolgd. Ik herinner me dat het een heel fijn gesprek was, alsof ik bij hem thuis in het salon krentenbroodjes zat te eten. Toen hij wegging inviteerde hij me om hem te vergezellen op zijn eiland, “waar ik grootste dingen kon doen”. Vanaf dat ogenblik ging het weer beter met me. Ik werd ontslagen uit het ziekenhuis en nam het eerste het beste vliegtuig naar Costa Rica. Uiteraard sprong ik eerst nog bij jou en je moeder binnen en wat bleek? John Hammond inviteerde me al meer dan een jaar, maar je moeder had alle berichten van hem aan mij vernietigd. Volgens haar deugde het bedrijf van John niet en was mijn carrière beter af zonder Hammonds Gennetic Work, achteraf gezien bleek ze het bij het rechte einde te hebben.’
‘Wat gebeurde er toen?’ vroeg ik na nog eens een lange stilte.
Malcolm boog zijn hoofd met een verbeten trek rond zijn mond en ik zag hoe hij het stuur krampachtig vastgreep totdat zijn kneukels wit waren.
‘Ik negeerde je moeders waarschuwingen en ging naar je grootvaders eiland. Hij ontving me hartelijk en leidde me persoonlijk rond. Wat ik toen zag… o, god… sommige dingen daarvan heb ik nooit meer opnieuw gezien… maar het was groots, Dielza. Of het al dan niet ethisch verantwoord was, weet ik nog altijd niet, maar het was groots. Aan het eind van de dag vroeg je grootvader of ik wou samenwerken… Nou en of! Mijn taak bestond erin om alle datasystemen van zijn park te controleren en extra te beveiligen. Ik ging aan het werk, maar al vlug ontdekte ik enorme hiaten. In zijn drang om te groeien had je grootvader enkele cruciale stappen overgeslagen en dat wreekte zich. Ik deed wat ik kon, maar sabotage in samenspel de chaostheorie zorgden ervoor dat alles ontaarde in een catastrofe…De gevolgen waren nog ernstiger: je grootvaders bedrijf ging failliet, het personeel ontsnapte ternauwernood aan de dood en de Costa Ricaanse overheid die alles oogluikend had toegestaan maakte jacht op alles en iedereen die ook maar iets met HGW te maken had, maar het allerergste is wel het feit dat er mensen het leven lieten door je grootvaders uitvinding.’
Ik kreeg een hol gevoel in mijn maag.
‘Hoe was dat mogelijk,’ vroeg ik hees.
‘Simpel: de ontdekking van je grootvader was zijn eigen leven beginnen leiden,’ sprak Malcolm nuchter ‘God creëerde de mens naar zijn evenbeeld, mens creëerde technieken om zichzelf te verbeteren en de mens doodde zijn eigen God, waarna de techniek zijn mindere, de mens doodde’
‘Maar wat hield die techniek dan in?’ vroeg ik bedeest en Malcolm lachte geamuseerd.
‘Dat zul je wel zien,’ zei hij enkel op zijn meest mysterieuze wijze. ‘Binnenkort ga je het met je eigen ogen kunnen aanschouwen.’ Ik moet er vast niet bijzeggen dat Malcolm niet meer kwijt wou over deze vreemde woordspeling.
Enkele uren later bereikten we onze eindbestemming: een oude, verwaarloosde jachthaven waar een tiental geroeste schepen aangemeerd lagen. Op de kades slingerde afval, versleten visneten en touwen dik als pythons rond. Zeevogels krijste en vanuit een van de verloederde gebouwen die er gegroepeerd stonden weerklonken krakerige radiogeluiden.
‘Wat doen we hier?’ was mijn enigste opmerking toen ik zo goed als kreupel uit de auto kroop.
‘Zul je wel zien met de tijd,’ grijnsde Malcolm opgewekt en hij stapte soepel uit alsof hij de afgelopen uren had doorgebracht in een luxe jacuzzi en niet in een reumatiekverwekkende wagen.
Ik strompelde hem achterna op mijn veel te hoge hakken. Alleen de vieze grond weerhield me ervan om blootsvoets verder te gaan. Malcolm liep naar een oude motelletje waar hij bij nader inzien al eerder een kamer had gehuurd. Enkele minuten later stonden we in een ietwat vochtige kamer met twee persoonsbedden, een oude televisie, een gammel schrijftafeltje en een stoeltje waar je best niet teveel op wiebelde. Een overvolle valies stond in de hoek van de kamer. Malcolm excuseerde zich en trok zich terug in de badkamer waar hij uitgebreid ging douchen. Ikzelf zonk vermoeid neer op een van de bedden en begroef mijn gezicht in mijn handen. Hoe had het zover kunnen komen? Ik, Dielza Hammont, dochter van een gekende biologe, voortvluchtig vanwege de fouten van een nog verder familielid. Hoe lang ik daar ineengekrompen zat weet ik niet, maar ik weet wel nog dat ik me door en door rot voelde als een fijngeknepen appel. Mijn rug, schouders en achterwerk brandde van de wilde autorit en mijn hele lijf schreeuwde om een bad. Het gekletter van neervallend water in de badkamer verstoorde de stilte en ik stond mezelf toe om enkele tranen te laten. Waar was ik terecht gekomen? Hoe zou ik er weer wegkomen? Zou ik er ooit nog wegkomen? Bestond de kans dat ik ooit Costa Rica zou kunnen ontvluchten? Of zou ik de rest van mijn leven voortvluchtig moeten rondtoeren in dit allesbehalve vrolijke land? Ik dacht aan mijn vrienden, en op een of andere manier leek het alsof ons onverwachtse afscheid in de luchthaven, jaren geleden had plaatsgevonden in plaats van uren. Zouden ze intussen weten van mijn problemen? Waren ze naar de ambassade getrokken om te onderhandelen? Of waren ze direct vertrokken zoals eerder gepland? Ik beet op mijn lip en bedacht dat ik nood had aan een deugddoend gesprek… Mijn eerste gedachte ging uit naar Dean… Hij was mijn studiegenoot geweest en we waren twee handen op één buik. Ik zag hem voor mijn geestesoog: breed gebouwd, met kort amberkleurig haar en dito ogen. Er zou nu vast wel een bezorgde trek om zijn mond zitten, zoals altijd als hij zich ongerust maakte over iets. Of niet? Ik zocht in mijn broekzakken, maar vond mijn mobieltje niet. Vervolgens graaide ik in mijn zak, maar ook daar zat mijn mobieltje niet. Ik vloekte binnensmonds en keerde de inhoud van mijn tas uit op het bed. Onderhoed, een extra t-shirt, mijn portefouille, wat make-up… maar geen mobieltje. Ik vloekte nu luidop.
Waar was dat ellendige ding in godsnaam naartoe? Vergeten in de luchthaven? Verloren tijdens onze hectische vlucht? Of gewoon uit mijn broekzak gegleden en achtergelaten in onze vluchtauto? Ik beet op mijn lip en hoopte vurig dat de laatste piste, de ware was. Ik stond net op het punt om terug naar de auto te keren, toen Malcolm uit de badkamer kwam. Een handdoek ging rond zijn midden en hij zag er fris en monter uit.
‘Waar ga je naartoe?’ vroeg hij lichtelijk verbaasd toen hij zag dat ik de kamer wou verlaten.
‘Ik ga even naar de auto,’ zei ik. ‘Mijn gsm is foetsie.’
‘Hij is inderdaad foetsie,’ zei Malcolm laconiek ‘Toen we in de taxi stapten heb ik hem uit je broekzak gehaald en in een rioolputje laten vallen.’
Met opengesperde ogen staarde ik hem aan. ‘Wat? Waarom heb je dat gedaan?’
‘Schat, je bent voortvluchtig in dit land,’ zuchtte Malcolm vermoeid en hij keek me droevig aan. ‘Het zou ongelofelijke dom zijn om zoiets als een persoonlijk mobieltje bij te houden. Ze zouden ons in geen tijd in de smiezen hebben.’
Vol afschuw keek ik naar hem: hij keek vol medelijden terug en zei dat hij het rot voor me vond. Was het, het feit dat hij met me meeleefde? Of de mededeling dat mijn mobieltje met al mijn nummers tegenwoordig tijd in de riolering doorbracht? Of was het gewoon het geheel van onverwachtse gebeurtenissen die hun tol begonnen te eisen? Het duizelde me en het volgende moment barste ik los.
Ik raasde en ik tierde, verweet hem alles van de chaos op het vliegveld tot de erbarmelijke staat van de wegen. Schold hem uit voor alles dat schoon en lelijk was. Ik stampvoette en balde mijn handen tot vuisten. ‘Jou hele plan om te ontsnappen was erover!’ krijste ik als een bezetene. ‘Wie zegt dat ze me wouden arresteren? Misschien wouden ze me enkel ondervragen en documenten laten tekenen! Wie zegt dat het mijn grootvaders verleden was? Jij!? God, wat een betrouwbare bron!’
‘Dielza, luister nou eens,’ begon Malcolm, maar ik was hem voor.
‘Waarom moest je in godsnaam explosieven laten afgaan op een LUCHTHAVEN?’ gilde ik en ik voelde hoe mijn gezicht rood aan liep en zag hoe mijn speeksel in het rond vloog. ‘Het had onze dood kunnen wezen! We hadden vertrapt kunnen worden of erger neergeschoten wegens terrorisme! Wie zegt er trouwens dat er niemand is omgekomen? Die heisa was voldoende om iemand een hartstilstand te bezorgen!’
‘Dielza,wees nou astjeblieft rustig!’
‘IK BEN RUSTIG!’ tierde ik.
‘Er liep niemand gevaar,’ poogde Malcolm me te sussen. ‘Die stukken flut vuurwerk kun je zowat in iedere winkel kopen en ik heb niemand dood zien neervallen.’
‘En toch was het een krankzinnig, onoverzichtelijke en zelfs levensgevaarlijke zet,’ was mijn boodschap naar Malcolm, ik schreeuwde tegen hem en bleef schreeuwen. Ergens hoopte ik dat die verdomde Malcolm zijn al even verdomde sereniteit zou verliezen en ook zou beginnen brullen.
‘Dat was het inderdaad,’ gromde Malcolm die duidelijk moeite deed om zijn kalmte te bewaren. ‘Maar ik moest je van dat vliegveld vandaan zien te krijgen – en dat is me wel mooi gelukt, nietwaar?’
Ik brieste en draaide me boos om.
‘Je reactie is volkomen normaal,’ hoorde ik Malcom zuchten. ‘Neem een douche en kalmeer… Daarna praten we verder.’
‘Ik moet niet kalmeren,’ knarsetandde ik nijdig.
‘Maar wel douchen,’ zei Malcolm. ‘Je stinkt namelijk.’
Tien minuten later plofte ik neer op het bed, ditmaal behoorlijk goed gewassen en ik moest toegeven: ik voelde me stukken beter . Ergens schaamde ik me zelfs voor mijn onbeschofte gedrag een kwartier eerder.
‘Niet nodig,’ zei Malcolm toen ik mijn excuses aanbood. ‘Ik snap dat het niet gemakkelijk is… Zo jong en al voortvluchtig… Nou ja ik was ook nog maar halverwege de twintig toen ik staatsvijand nummer drie of zo werd.’
Ik knikte hem zwijgzaam toe en haalde mijn handen door mijn natte haren en kwam erachter dat ik nog altijd zweette als een paard.
‘Ook daar zul je aan moeten wennen,’ mompelde Malcolm somber toen ik hem achter deo vroeg. ‘Door de hoge vochtigheid verdampt onze transpiratie moeizamer, daardoor blijven onze lichamen oververhit en zijn we kletsnat op de koop toe.’
Ik zuchtte geërgerd: waar was ik in godsnaam aan begonnen?
‘Trek het je niet aan,’ zei Malcolm opmonterend. ‘Laat ons een stukje langs de haven wandelen… Er heerst een frisse zeebries en die zal ons direct opknappen.’
Ik stemde in en even later slenterden we langs de kade en hadden we uitzicht op het turkooizen zeewater.
‘Je moet begrijpen dat je in hetzelfde schuitje zit als mezelf,’ begon Malcolm op een bepaald ogenblik en hij keek me ernstig aan. Hij was zoals altijd gehuld in het zwart: ditmaal een korte short en een hemd dat open ging zodat ik zijn licht gebronsde borstkas kon zien. Zijn zonnebril zat in zijn donkere haren zodat hij me recht in de ogen kon kijken. ‘Na de ondergang van je grootvaders bedrijf is vrijwel iedereen van zijn personeel vervolgd. De meesten konden ontkomen, maar anderen vlogen voor jaren de gevangenis in of hebben nog altijd huisarrest van de overheid.’
Ik knikte zwijgzaam.
‘Ikzelf behoorde tot de gelukkigen,’ vervolgde Malcolm. ‘Ik en je grootvader konden ontsnappen met een privéjet en vaste land bereiken dat ons neutraal gestemd was. Al is “gelukkig” misschien slecht uitgedrukt, want mijn faam was in één klap vernietigd.’
‘Met “gelukkigen” bedoel je gewoon dat je het overleefd hebt,’ dacht ik luidop en Malcolm knikte instemmend.
‘Ongeveer één vijfde van het personeel liet het leven in amper een weekend tijd,’ bekende Malcolm en hij huiverde lichtjes. ‘En dan heb ik het niet over de arbeiders die al eerder het leven lieten in de voorgaande jaren.’
‘Dus zijn ontdekking was vooruitstrevend en uiterst gevaarlijk tegelijkertijd?’ mompelde ik.
‘Dat was het inderdaad en een geluk dat je grootvader experimenteerde op een eiland… Want anders waren de gevolgen catastrofaal geweest.’ Bromde Malcolm en hij sloeg zijn ogen neer. ‘Zelfs ik had nooit gedacht dat het zo uit de hand had kunnen lopen.’
‘Maar je wist dat het uit de hand ging lopen,’ merkte ik op ‘Net zoals de Titanic…’
‘Gedoemd was om te zinken... Ja, dat is waar… Ik had enkel nooit gedacht dat het zo vlug en zo hevig ging gebeuren.’
‘De Titanic is ook vlug gezonken,’
Malcolm grimaste ‘We hadden “geluk” dat het systeem faalde op een ogenblik dat het volop getest werd en niet toen het opengesteld was voor het grote publiek.’
‘Maar wat hield zijn grote ontdekking in?’ vroeg ik nogmaals op de man af en ik keek in Malcolms donkere ogen. ‘Wat had hij ontwikkelt dat zo catastrofaal en tegennatuurlijk was? Een wapen? Een medicijn? Een chemische samenstelling?’
Macolms zwarte ogen namen me een tijdlang op. Zijn lippen stonden roerloos.
‘Je weet het echt niet, hé,’ zei hij uiteindelijk. Zijn stem was een mengeling van verbazing en teleurstelling. Ik schudde mijn hoofd.
‘Mijn moeder hield grootva altijd uit onze buurt,’ zei ik verbitterd. ‘Over zijn bedrijf en uitvinden wou ze nooit praten. Het was te tegennatuurlijk, zei ze.’
‘Ze had gelijk,’ zei Malcolm kortaf en hij draaide zich om. Even later zonk hij neer op een hoop touwen. Hij vouwde zijn vingers bijeen en keek me vermoeid aan.
‘Je wilt het me niet vertellen?’ vroeg ik beteuterd.
‘Neen,’
‘Mag ik je dan nog een vraag stellen?’
‘Vragen staat vrij,’
‘Waarom ben je weergekeerd naar Costa Rica? En waarom zocht je contact met me? En waarom hielp je me met ontsnappen?’
Malcolm zweeg een tijdje en zijn gestalte deed me denken aan het beeld van de denker. Uiteindelijk sprak hij langzaam:
‘Waarom ik ben weergekeerd is mijn zaak, maar ik verzeker je: er zijn hordes mensen die onrecht zijn aangedaan in het verleden doordat ze gewoon voor Hammond werkten. Opzichters, laboranten, wetenschappers… Allemaal perfecte lui die het – net zoals ik – wouden maken in hun vakgebied. Na de ramp werden we echter vervolgd en uitgespuwd door de wetenschappelijke wereld, en dat was volkomen onterecht.’
Stilte.
‘En wat is mijn rol hierin?’ vroeg ik kleintjes.
‘Geen idee,’ zei Malcolm. ‘Maar om te beginnen ben je ook een slachtoffer, je bent onschuldig of toch onschuldiger dan de meesten van ons. Je koos er niet voor om enige verwantschap te hebben met John Hammond, maar toch heb je die. Ten tweede: als ik de verhalen mag geloven ben je nu zelf wetenschapster geworden zoals je moeder en je grootvader.’
‘En?’
‘Dat schept een vorm van verwantschap,’ grimaste Malcolm. Hij stond op.
‘Ik snap het niet,’ zei ik.
‘Je moet het ook niet snappen,’ zei Malcolm langs zijn neus weg. ‘Maar één ding moet je onthouden,’
‘En dat is?’
‘Voor sommigen ben je een teken van hoop,’
‘Echt?’
Hij knikte ‘En het tweede dat je moet onthouden is dat je me moet proberen te vertrouwen.’
Achteraf gezien makkelijker gezegd dan gedaan…
Vooral die laatste zin maakt me nog nieuwsgieriger naar de rest!
Echt super dit!
Ga je het uitgeven in een boek ?
Zou je nog lukken ook!
I LOVE - nee- I Adore this!