Hoofdcategorieën
Home » Overige » Schrijfwedstrijden » Blaadjes in de wind
Schrijfwedstrijden
Blaadjes in de wind
Als het erop aankomt zijn we niets meer dan blaadjes die door de onvoorspelbare stromen van steeds weer een andere wind verder worden voortgeblazen. Doorgaans beginnend als takje, in het gezelschap van vertakkingen als een vader, moeder, broers, zussen, buren en grootouders, ronddwarrelend tot de winden des levens het steeltje uiteindelijk knakken en dan breken. Maar zelfs dan zwiert het blaadje verder, tot het uiteindelijke onoverkoombare obstakel het voorgoed stopt.
Het was een zonnige meidag toen een toevallig zuchtje ons verplaatste tot we in de drukke coupé van de ondergrondse trein onoverkomelijk botsten. Jij, met je lange haar en je uitdrukking waaruit bleek dat de oorspronkelijke kinderlijke verwondering over treinen, zeker ondergrondse, allang vervaagd en later verdwenen was. Nu vond je het enkel nog een noodzakelijk kwaad, de snelste manier om je door de overvolle metropool te verplaatsen. De ellebogen, het lawaai en de blonde toeristenmeisjes die verdwaald door de ondergrondse slang strompelden en tegen jou tot stilstand kwamen, nam je maar voor lief.
Geschrokken keek ik omhoog, recht jouw gezicht in. Het rijtuig had plotseling zijn beweging gestaakt, net terwijl ik me door de mensenmassa probeerde te wringen richting de kaart die logica in het sporenspaghetti aan probeerde te brengen. Boos leek je slechts een fractie van een seconde. Nee, het was niet eens boos, maar geschrokken. Verschrikt dat iets of iemand de saaie dagelijkse sleur van jouw verplaatsing had doorbroken. Een windvlaag die ineens door de jouwe heen blies.
“Sor-“ begon ik meteen, maar terwijl de klank over mijn tong rolde realiseerde ik me mijn fout al. Entschuldigung. Geen sorry, entschuldigung. “Entschuldigung.”
De schrik was eraf. Je lachte zelfs. “Geen probleem. Ik kan wel een stootje hebben hoor.” Je Engels verraste me. Niet dat je het kon – dit was Duitsland, niet Frankrijk – maar je duidelijke uitspraak, waarin het Duitse accent dat ongetwijfeld ooit doorgeklonken had volledig was verdwenen. Ik weet niet wat het was. Waarschijnlijk dat het het moment uit zijn plaats haalde: een metro waarin twee mensen Engels met elkaar spraken, dat kon overal zijn. Alsof de wind ons al had opgepakt en op een onbepaalde plaats weer neergesmeten.
Ik lachte. “Gelukkig.”
Ik wilde verder. Ik moest verder. Nog steeds was ik verdwaald in die grote metropool, in die kluwen van mensen die allemaal een doel en een pad en een richting leken te hebben. Misschien kon de kaart mij ook zoiets geven. Maar ik kon nog niet verder, de wind was even gaan liggen.
Jij zag me kijken. Dat denk ik tenminste. Misschien was je wel gewoon telepathisch en las je mijn gedachten. “Waar moet je heen?”
“Hè?” zei ik, verbaasd dat je er nog steeds was.
“Je ziet er verdwaald uit. Misschien kan ik je helpen.”
“Ja, dat zou geweldig zijn! Ik moet naar de Nollendorfplatz.”
Je knikte. “Daar ben je vlakbij. Als je op Alexanderplatz overstapt op lijn 2, dan ben je er zo.”
Een zacht zuchtje kondigde de volgende bries aan. We dwarrelden nog een kort moment in het rond, waarbij je door de vertraging van de trein iets tegen me aan boog.
“Dit is mijn halte,” kondigde je aan. Nog één keer keek je me aan, en toen stak de wind weer op. Door de zojuist opengeschoven deuren verdween je naar buiten, als een enkeling in de mensenstroom. De wind woei verder, liet de blaadjes dansen, en jij, de vreemdeling, was verdwenen.
This is beautiful.
x