Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Avatar » Jeong Jeongs leerling » Gaar (3)

Jeong Jeongs leerling

1 sep 2014 - 23:15

3187

0

408



Gaar (3)

Je zou jezelf de vraag kunnen stellen of Jeong Jeong nog weet wat wandelen is. De meeste tijd dat hij en zijn gezellen op de been zijn, lopen ze in een rap tempo door zwaar terrein heen. Tenzij er gevaar dreigt. Dan rennen ze...

Een rustige boswandeling werd het niet. De twee Lin Yee’s stapten stevig door. Azelia kon ze maar net bijhouden. Het pad volgen deden ze ook niet. Heuvel op, heuvel af, naar links, naar rechts.

Alles om Zhao’s soldaten te misleiden. Sporen lieten de Lin Yee’s niet achter en ze wezen Azelia er op ook op haar sporen te letten.

Meerdere malen waren ze al op een patrouille gestuit, maar telkens hadden ze zich op het allerlaatste moment nog weten te verschuilen.

‘Heten jullie allebei Lin Yee?’ vroeg Azelia toen ze wat verder van de soldaten vandaan waren.

‘Ja,’ was het korte antwoord van de tweede Lin Yee. ‘Alle groene mannen heten Lin Yee.’

‘Maar als iemand je roept, hoe weet je dan wie ze bedoelen?’ vroeg Azelia.

‘Dat maakt niet uit. Alle Lin Yee’s zijn hetzelfde en we weten allemaal hetzelfde,’ zei de kok.

‘Dat is niet waar. Jullie lijken heel veel op elkaar, maar ik kan jullie wel uit elkaar houden. Jij kan koken en jij hebt een litteken op je arm,’ zei Azelia.

‘Doe geen moeite ons uit elkaar te houden, kind. Het maakt toch geen donder uit welke Lin Yee je voor je hebt. We weten allemaal evenveel en we kunnen allemaal hetzelfde,’ zei de tweede Lin Yee met een glimlach.

‘Wij zijn net een bak stuivers. De ene stuiver is iets meer gebutst dan de andere, maar het is allemaal geld en allemaal bruikbaar,’ voegde de kok toe.

Azelia lachte. De tweede Lin Yee maande haar stiller te doen.

‘En Chey? Is hij ook een stuiver of is hij een kwartje?’ vroeg Azelia met een plagerige grijns. De kok gaf haar een speelse stomp.

‘Chey is eerder een duit. Drie jaar geleden heeft Jeong Jeong hem tegen wil en dank onder zijn hoede genomen, maar hij is een nietsnut en veroorzaakt altijd problemen. Het enige waar hij handig mee is zijn explosieve en hij kan een beetje met wat wapens overweg, maar echt spectaculair is het niet,’ zei de tweede Lin Yee.

‘Hij is anders wel de enige die de bewoonde wereld in kan komen,’ zei de kok.
‘We hebben de bewoonde wereld niet nodig. Je ziet wat er van komt wanneer we ons met buitenstaanders bemoeien,’ zei de tweede Lin Yee bars.

‘Sommige stuivers zijn een stuk chagrijniger dan andere,’ fluisterde de kok in Azelia’s oor. Het meisje giechelde. De tweede Lin Yee keek hen geïrriteerd aan.

De drie mensen liepen verder door het woud tot ze besloten een pauze in te lassen bij de rivierbocht. De tweede Lin Yee testte de scherpte van zijn speer.

De kok maakte een knoop in het touw dat ze hadden meegenomen. Het begon te rafelen. Dorstig nam Azelia wat slokken uit de rivier. Ze was moe.

Plotseling klonk het gekraak van takken achter hun. De Lin Yee’s grepen hun speren. Vuurbollen misten de drie mensen maar net. Vijftien soldaten kwamen uit de bosjes tevoorschijn.

De kok greep Azelia vast, sprong in de rivier en liet zich meesleuren door de sterke stroom. Admiraal Zhao was hier echter op voorbereid en liet een netten over de vluchtelingen gooien.

De tweede Lin Yee wist het net door te snijden met zijn speer. Azelia probeerde proestend boven water te blijven. De tweede Lin Yee zwom naar haar toe, sneed het net door en zwom zo snel hij kon met de stroming mee.

De kok kreeg geen kans te ontsnappen en werd als een vis door Zhao’s mannen binnengehaald.

Bij de volgende bocht wisten het meisje en de Lin Yee op de kant te klimmen. De Vuurnatiesoldaten waren op bevel van Zhao naar haar op zoek gegaan naar de vluchtelingen en vonden hen doodmoe en drijfnat langs de kant.

Medelijden kenden de soldaten echter niet. Met het vuur aan de schenen renden Azelia en de Lin Yee terug naar waar ze vandaan kwamen. Blindelings volgde Azelia de man voor haar. Plotseling verdween hij.

Al rennende zocht Azelia naar de Lin Yee. Ze botste vol tegen iets aan en viel op de grond. Een chagrijnig gekreun klonk tegenover haar.

‘Jij weer?!’ De ogen van de Deserteur vlamde. Het meisje krabbelde overeind. Jeong Jeong stond voorzichtig op. Zo zouden zijn ribben nooit genezen.

‘Zhao zit ons op de hielen. Ze hebben onze broeder,’ rapporteerde de tweede Lin Yee. In de verte klonk geschreeuw. De soldaten kwamen steeds dichterbij. Jeong Jeong luisterde naar het gerinkel van hun harnassen en wapens.

‘Jullie twee zijn het lokaas,’zei Jeong Jeong wijzend naar Azelia en de tweede Lin Yee. ‘Lin Yee’s, wissel elkaar af wanneer de een te moe word. Ondertussen zullen wij de grot proberen te bereiken.’

‘Kan het meisje niet met ons mee? Dit houdt ze nooit vol,’ zei Chey.

‘Nee. Als Zhao merkt dat ze is verdwenen gaat hij wat vermoeden. Rennen jullie twee. Nu!’ De tweede Lin Yee pakte Azelia bij haar hand en trok haar me.

De rest van de groep verdween in de bomen.

Als dolle honden waren Zhao en zijn soldaten achter de Lin Yee en Azelia aangegaan. Het was kinderspel om ongemerkt terug naar de grot te gaan, maar het werd een doodsaaie middag.

Verveeld ijsbeerde Jeong Jeong heen en weer. Ze konden niet naar buiten toe. Het risico om ontdekt te worden was te groot.

Maar dat betekende geen eten vanavond, geen brandhout en geen rustige plek om ongestoord te kunnen mediteren. Jeong Jeong zag de tweede Lin Yee een half uur later zelf de grot betreden.

Blijkbaar had een van zijn broeders hem afgewisseld op de vlucht voor de soldaten. De Lin Yee’s. Zonder hen was hij allang dood geweest.

Jeong Jeong had zijn vermoedens over deze mensen, maar geen enkel vermoeden was ooit bevestigd.

Al ijsberend luisterde Jeong Jeong aandachtig mee met een gesprek dat de groene mannen op fluistertoon met elkaar voerden. Het ging over hem aan hun schuwe blikken te zien.

Jeong Jeong zocht tussen de spullen naar zijn dolk. Het ding moest nodig geslepen worden. Hij vond het wapen onder een doosje met glazen flesjes. In de flesjes zaten kleine stukken gesteente in verschillende kleuren.

Het waren alternatieve geneesmiddelen die de Lin Yee’s vaak gebruikten als er niets anders voor handen was. Alleen waren deze korrels nog onbewerkt.

Ze moesten worden gebrand zodat er een poeder ontstond en dat poeder was geneeskrachtig.

‘Mannen, waarom is dit nog niet gebeurd?’ verstoorde Jeong Jeong het gesprek. Hij liet de flesjes zien.

‘Dat wilden we vandaag gaan doen, meester, maar we hebben geen vuur,’ antwoordde de Lin Yee.

Jeong Jeong pakte het doosje en ging bij de stookplaats zitten. De Lin Yee’s verzamelden zich om hem heen.

‘Ik zorg wel voor vuur,’ zei de Deserteur. Een Lin Yee haalde een schaaltje tevoorschijn en gooide de inhoud van een van de flesjes er in. Jeong Jeong maakte een brede vlam in zijn handen. Het vuur likte lustig aan het pannetje.

‘De bodem moet roodgloeiend worden, meester,’ zei de Lin Yee die het schaaltje aan het handvat vasthield.

‘Weet ik. Weet ik,’ bromde de Deserteur. Hij had dit al vaker moeten doen onder dezelfde omstandigheden.

Misschien was het ook wel het enige voordeel van een vuurstuurder zijn het feit dat je geen brandstoffen nodig had om vuur te maken. De dag gleed traag voorbij.

Het proces om de korrels om te branden tot poeder duurde altijd lang en het was een saai en eentonig werk. De aandacht mocht echter niet verslappen anders kon de boel verbranden en dan waren de kostbare geneesmiddelen verloren gegaan.

‘Meester, kan ik nog iets doen?’ vroeg Chey die zichzelf ook stierlijk aan het vervelen was.

‘Mijn dolk moet nog geslepen worden en er moet nog kleding gerepareerd worden. Heb jij je explosieve op orde?’ zei Jeong Jeong.

‘Ja, meester.’

‘Prima. Dan begin met mijn dolk en dan maar naaien,’ zei Jeong Jeong. Chey knikte en ging aan de slag. Het werd een lange middag.

Pas tegen de avond kwamen de Lin Yee en Azelia de grot binnenlopen. Hun vermoeide gezichten zagen er griezelig uit in Jeong Jeongs vuur.

‘Rapport,’ zei Jeong Jeong zonder zijn blik van het schaaltje van medicijnen te halen. Het meisje liet zich vermoeid tegenover hem op de grond zakken.

‘Niet alleen zijn we de soldaten kwijtgeraakt, maar we hebben ook een uitweg gevonden. Als we vannacht flink doorlopen dan zal Zhao ons niet gemakkelijk meer kunnen vinden,’ rapporteerde de Lin Yee.

‘Goed werk,’ zei Jeong Jeong. De laatste verpoederde geneesmiddelen werden terug in de fles gedaan. ‘We vertrekken nu.’

‘Wat? Nu?’ vroeg Azelia. De Deserteur stond op.

‘Ja, nu. Nu hebben we een kans. Wie weet hoe lang het gaat duren voor ze ons hier vinden,’ snauwde Jeong Jeong haar toe.

Het meisje zuchtte. Terwijl de mannen om haar heen begonnen de laatste spullen te verzamelen bleef ze zitten waar ze zat en staarde naar de grond toe.

‘Gaat het?’ vroeg Chey toen Azelia een paar minuten nog niet had bewogen.

Het meisje schudde haar hoofd.

‘Ik ben moe,’ fluisterde ze.

‘Nog even volhouden,’ zei de gezel en ging toen verder met zijn explosieve in een tas te doen. ‘Je went er vanzelf aan.’

Niet veel later was de groep gereed om te vertrekken. Chey reikte Azelia een hand aan. Het meisje liet zich omhoog trekken en volgden de mannen gedachteloos de grot.

Met een stevige pas doorkruisten de groep het bos. Al snel raakte Azelia achterop.

‘Kom op, meid. We moeten nog een heel eind,’ zei een Lin Yee.

‘Ik kan niet meer,’ zei Azelia.

‘Je zal toch moeten. Wij lopen gewoon door,’ zei de Lin Yee.

Azelia knikte stil. Helemaal voorop liep Jeong Jeong goed door. Hij keek niet om. Hij wilde vooruit. Vooruit. Vooruit. Weg van die vervloekte plek.

Het had zo’n mooie winter kunnen worden met een fijne schuilplaats en brood op de plank, maar in plaatst daarvan waren ze weer eens op de vlucht.

Ja, ze hadden wat voorraden weten te redden, maar hoe lang konden ze daar mee vooruit? Een week was wel erg optimistisch. Zeker nu ze dat kind op sleeptouw hadden. Een Lin Yee kwam naast hem lopen.

‘Meester?’

‘Wat?’

‘Er zijn sporen van beverkonijnen gevonden. We kunnen kijken of we er een paar kunnen vangen voor later,’ opperde de groene man.

‘Hoeveel man heb je daar voor nodig?’

‘Hoe meer man we gebruiken, hoe groter de kans op succes.’

‘Dan laat een van je broeders hier en neem de rest mee. Zet ook een dwaalspoor uit, mocht Zhao onze ontsnapping al ontdekt hebben,’ zei de Deserteur.

‘Ja, meester,’ antwoordde de Lin Yee.

Op één man na verdwenen de Lin Yee’s zonder enig geluid in de bossen. De vier resterende tassen met voorraad en eigendommen werden door de laatste Lin Yee en Chey gedragen. Azelia sloot de groep af.

De uren liepen langzaam in elkaar over. De maan bereikte haar hoogtepunt en daalde weer. Van de jagende Lin Yee’s was geen spoor te bekennen. Van beverkonijnen evenmin, maar de Lin Yee’s zouden wel weten wat ze deden.

Toch begon de vermoeidheid zelfs de oude deserteur op te breken. Hij keek achterom en zag in het bleke maanlicht de Lin Yee en Chey twee meter achter zich lopen.

Hun blik stond op oneindig en hun spieren gespannen door de zware tassen. Een aantal meter verderop kwam het meisje aanstrompelen. Jeong Jeong stopte. Azelia haalde de mannen in.

Blij met de rust leunden de drie mensen tegen een boom aan. Jeong Jeong schudde zijn hoofd. In zijn tijd…

‘Nog twee kilometer richting het westen. Daar ligt een gebied waar we een goede schuilplaats zullen vinden en kunnen wachten op de anderen,’ zei Jeong Jeong. ‘Kom, we gaan verder.’

‘Meester,w acht even,’ zei Chey. Jeong Jeong keek zijn gezel aan.

‘Het meisje…’

Jeong Jeongs blik gleed naar Azelia toe die stil en klein tegen de boom leunde. Ze bleef door haar gezicht wrijven en veegde haar neus af aan haar tuniek.

‘Als ze niet verder kan, blijft ze maar achter. Wat wil je er aan doen, Chey? Haar dragen? Wij hebben onze handen al vol,’ zei de Lin Yee.

‘We laten niemand achter,’ zei de Deserteur. Hij hurkte voor het meisje neer.

‘Klim op mijn rug.’

Azelia deed wat hij zei. De Deserteur stond soepel op. Ze was nog niet zo zwaar als hij gedacht had.

Daarbij was haar warmte wel welkom in de koude nachtlucht. Azelia liet haar hoofd voorzichtig tegen de rug van Jeong Jeong rusten. Ze wilde naar huis toe. Ze wilde slapen.

‘We gaan,’ hoorde ze Jeong Jeong nog zeggen.

De twee gezellen keken elkaar een moment verbaasd aan, maar zetten er toen de pas weer achter. Het gehobbel van Jeong Jeong was voor Azelia geen probleem. Zij viel in slaap voor de Deserteur ook maar tien stappen gemaakt had.

Een onverwachte beweging van Jeong Jeong wekte Azelia ruw uit haar slaap. Voor ze het wist kwam ze met een harde klap op de grond terecht. Naast haar lag Jeong Jeong die met een giftige blik de zes bandieten aankeek.

‘Zo, als blikken konden doden…’ hoonde de leider van de bandieten. ‘Je geld of je leven, opa.’

‘Dat is niet erg origineel,’ merkte Chey op, maar hij kon weinig uitrichten omdat de bandieten hen onder schot hielden.

‘Origineel? Nee, niet echt,’ zei de leider van de bandieten met een bedenkelijk gezicht. ‘Wat had je dan verwacht?’

‘Iets meer actie dan dit,’ zei Chey. ‘Ons op de grond gooien en dan geld of je leven roepen is niet bijster spannend.’

‘Het spijt me dat ik niet als kolonel Mongke op de Ruige Rhino’s ben komen aanstormen,’ zei de leider van de bandieten. ‘Maar bekijk het op deze manier. Wij houden het wel lekker kort en een ontmoeting met Mongke zou nog een staartje krijgen.’

‘Ik vind dit gesprek al aardig lang worden anders,’ bromde Jeong Jeong.

‘Mond houden, ouwe. Ik bespreek met je zoon de mogelijkheden van dit scenario,’ zei de leider van de bandieten.

‘Hij is niet…’

‘Als we dan toch een partijtje moeten knokken heb ik liever geen bandieten of Ruige Rhino’s,’ deed de Lin Yee nog een duit in het zakje.

‘Wat dan?’ vroeg Chey.

‘Geef mij maar die premiejaagster die zo nu en dan ons achterna zit. Dat is tenminste nog leuk om naar te kijken,’ zei de Lin Yee met een glimlach.

‘Je bedoelt June?’ vroeg Chey. De Lin Yee glimlachte.

‘Oh lala, premiejaagster June. Dat is inderdaad geen straf om daar gevangen door te worden. Jij hebt smaak.’

‘Dank je.’ De Lin Yee maakte een sierlijke buiging.

Azelia keek Jeong Jeong met een vragende blik aan. De irritatie was van zijn gezicht af te lezen.

‘Kunnen we nu alsjeblieft verder met de beroving?’ riep de Deserteur boven de discuserende bandieten en gezellen uit.

‘De beroving?’ vroeg de leider van de bandieten. ‘Ah, ja. De beroving. Oké ouwe, je geld of je leven.’

‘We hebben niets van waarde bij,’ zei Chey.

‘Waarom willen we jullie dan beroven?’ zei de leider van de bandieten.

‘Ik ben omringd door idioten,’ zuchtte Jeong Jeong.

‘Kalm aan, opa. Ik ben dan wel geen genie, maar jij bent degene die hier machteloos op de grond ligt,’ zei de leider van de bandieten en hij richtte zijn zwaard op de oude man.

‘Een afleiding nodig, meester Jeong Jeong?’ fluisterde Azelia de Deserteur toe.

‘Als dat zou kunnen,’ zuchtte Jeong Jeong.

‘Kijk, een honderd meter lange paarse vogelbekbeer met roze hoorns en vleugeltjes!’ riep Azelia uit.

De zes bandieten, Chey en de Lin Yee keken allemaal naar het punt in de lucht dat ze aanwees.

Die twee seconde van afleiding waren voor Jeong Jeong genoeg om de leider zijn zwaard afhandig te maken en daarmee nog twee bandieten uit te schakelen.

Chey en de Lin Yee namen de resterende drie man onder handen. Uiteindelijk vluchtten de bandieten terug het bos in waar ze de Lin Yee’s vast nog tegen zouden komen.

Jeong Jeong wierp het zwaard in de struiken. Gestolen goederen zouden hen alleen maar ongeluk brengen. In de verte begon de dageraad al te verschijnen.

‘Meester, wat is het plan?’ vroeg de Lin Yee.

‘We gaan een oude vriend opzoeken,’ antwoordde Jeong Jeong.

Hij pakte Azelia’s hand, richtte zijn blik op het westen en liep weg. De gezellen volgden hem zonder tegenspraak.

Azelia moest met Jeong Jeong mee toen ze tegen de middag pas de kust hadden bereikt en de mannen een kamp bij de bosrand hadden opgeslagen.

Hoewel het meisje liever was gaan slapen, zoals de rest nu ging doen, had Jeong Jeong haar weinig keus gelaten en haar meegenomen naar de baai waar een militair fort van de Vuurnatie was gebouwd.

Na een tijdje over de drukke baai te hebben uitgekeken en tientallen soldaten voorbij te zien komen, wist Jeong Jeong met Azelia aan zijn hand naar de haven te glippen.

Jeong Jeong duwde Azelia een nap in haar handen en gaf haar de opdracht te bedelen. Zelf trok hij zijn capuchon ver over zijn hoofd heen om niet herkend te worden.

Het meisje speelde haar rol goed en klampte zo nu en dan een soldaat aan om hem om een aalmoes voor haar “arme vader” te vragen.

De twee passeerden een zwaar beschadigd schip. Een explosie moest de oorzaak zijn geweest. Jeong Jeong wilde echter geen tijd verdoen aan zinloos onderzoek.

Ze glipten een ander schip op, wisten met een combinatie van kennis en geluk de soldaten te omzeilen en gingen een kajuit in.

Zonder er een woord aan vuil te maken begon Jeong Jeong in de lades te rommelen. Een smalle glimlach speelde op zijn lippen toen hij een theedoos opende.

‘Meester, wat doen we hier?’ vroeg Azelia absoluut niet op haar gemak. Jeong Jeong zette de theedoos op de salontafel en rommelde daarna rustig verder in de kastjes.

‘Wachten op een oude bekende,’ zei de Deserteur alleen maar.

‘Er komt iemand deze kant op,’ waarschuwde Azelia. Jeong Jeong deed snel de la dicht en trok Azelia achter de deur. De deur ging open.

‘Prins Iroh?’ zei de bediende. Geen gehoor.

‘Nou ja, het zal wel warm blijven,’ mompelde de bediende voor zich uit en hij zette een dienblad met voedsel neer op de salontafel naast de theedoos en verliet toen de hut.

‘Honger?’ vroeg Jeong Jeong en hij reikte Azelia een kommetje rijst aan.

Azelia twijfelde een moment, maar het rook wel zo verrekte lekker dat het niet heel lang duurde voor ze genietend van de witte korrels at. Jeong Jeong gebruikte zijn vuursturen om thee te zetten.

Nadat hij voor hen beide had ingeschonken, ging hij tegenover het meisje aan tafel zitten en sneed een stukje van de komodokip af dat hij snel naar binnen werkten.

De deur ging opnieuw open. Een oude man met een stevig postuur keek verwonderd naar de twee mensen die zich aan zijn maaltijd tegoed deden. Hij stapte snel naar binnen toe en sloot de deur achter zich.

‘Jeong Jeong, ben je helemaal gek geworden om hier te komen?’ zei de man.
‘Prins Iroh, ik ben hier met een rede,’ zei Jeong Jeong. ‘Thee?’
Iroh schoof aan bij de twee mensen.

‘Wie heb je meegenomen, Jeong Jeong?’ vroeg Iroh vriendelijk lachend naar
Azelia. Ze glimlachte schuw terug.

‘Mijn naam is Azelia, meneer. Flemia Bema Azelia,’ zei Azelia trots.

‘En ze is je nieuwe beschermeling, Iroh,’ zei Jeong Jeong. ‘Tenminste, als je een hart hebt.’


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.