Hoofdcategorieën
Home » Avatar » Jeong Jeongs leerling » Zorg (6)
Jeong Jeongs leerling
Zorg (6)
Er werd wat gemompeld onder de soldaten die op het trainingsdek stonden. Ook Iroh moest twee keer kijken voor hij zeker wist dat wat hij zag waar was. Twee meter voor Azelia stonden een stuk of tien kaarsen die ze met een luttele beweging had weten te ontsteken. Iroh negeerde de aandacht die het meisje kreeg en plaatste de kaarsen op verschillende plaatsen om haar heen. Twee links, twee rechts, drie voor, drie achter. Het lukte haar wederom opnieuw om de kaarsen aan te steken, zij het na wat oefenen. Zeker de kaarsen achter haar waren lastig aan te steken.
‘Hoe krijg je het voor elkaar?’ vroeg Iroh glimlachend. Azelia haalde haar schouders op. Eindelijk ging er wel iets goed met haar training en daar was ze blij mee, alhoewel het gevoel dat ze dit eerder had moeten kunnen toch bleef knagen.
Iroh bleef de kaarsen op verschillende plaatsen zetten. De ene ver weg, de andere dichtbij, de ene voor haar, de andere achter haar. Zoveel posities, maar Azelia vond er een uitdaging in. Voor haar was het een heerlijke spel. Ze geloofde dat ze dit kon en ze zag de stappen van vooruitgang bij elke beweging die ze maakte. Vaak gingen niet alle tien de kaarsen tegelijkertijd aan en moest ze de beweging tot het ontsteken duidelijk en afgewerkt maken, maar altijd gingen er een kaars aan. En bij de volgende poging nog één. En daarna nog één.
‘Laat haar eens vuren,’ klonk ineens achter Iroh. Een soldaat volledige in uniform. Jeong Jeong.
‘Jij moet ook altijd de pret komen vergallen, nietwaar?’ zei Iroh zonder het iemand anders te laten horen. ‘Kijk naar haar, Jeong Jeong. Ze leeft weer een beetje op. Dat jij voor dit leven gekozen hebt, wil niet zeggen dat zij dat ook doet.’
‘Ze wordt dadelijk net zo arrogant als Zhao,’ siste Jeong Jeong vanachter het vizier van zijn helm.
‘Ach wat, ouwe bok. Zelfs Pakku is beter gezelschap dan jij,’ zei Iroh.
‘Hé kleintje, schiet eens wat vuur!’ riep Jeong Jeong een paar octaven hoger dan zijn werkelijke stem. De andere soldaten moedigden het meisje aan. Azelia keek Iroh hulpeloos aan.
‘Terug aan het werk mannen,’ zei Iroh op een toon die geen tegenspraak duldde.
‘En jij, uit mijn ogen,’ siste hij kwaad naar Jeong Jeong toe. De Deserteur haalde zijn schouders op en liep weg.
‘Wat een rotopmerking,’ zuchtte Koa. ‘Geen zorgen, meid. Het gaat je wel lukken.’
Azelia zei niets en keek Jeong Jeong na. Wat was er verkeerd met trots zijn?
De dagen gingen in een eentonig ritme voorbij op het schip. Jeong Jeong, Chey en Zuko waren er die nacht op uit getrokken om wat voedsel te verzamelen. Ieder was zijn eigen weg gegaan. Jeong Jeong wilde via het trainingsdek naar de kantine lopen, maar zat dar er iemand bezig was. Azelia.
Ze schoot kleine stralen vuur af waarbij geen terugslag ontstond. In ieder geval niet genoeg om haar pijn te doen. Jeong Jeong keek er een tijdje naar. Haar gezicht was verbeter, haar concentratie hoog. Discipline had ze, dat moest Jeong Jeong haar nageven. Van Iroh wist hij dat ze iedere dag trainde zonder enige vooruitgang te boeken.
Jeong Jeong liep naar het meisje toe. Ze merkte het niet eens.
‘Dieper door je knieen,’ zei Jeong Jeong. Azelia schrok van hem.
‘Wat doet u hier?’
‘Doet er niet toe. Vooruit, terug in positie en dieper door je knieen.’
Azelia deed wat Jeong Jeong zei en vervolgde haar oefening. Kleine stralen vuur schoten uit haar vuisten met een drie seconde rust tussen elk schot om haar houding te herwinnen en te verbeteren.
‘Waarom train je zo laat nog?’ vroeg Jeong Jeong. Azelia stokte een moment in haar beweging voor ze verder ging.
‘Iroh en Koa weten niet hoe ze me moeten leren vuursturen. Ze proberen het me te leren, maar ik schiet niets op. Kan iemand met terugslag leren vuursturen, meester Jeong Jeong?’ zei Azelia. Jeong Jeong keek naar het meisje dat haar bewegingen had gestaakt en hem verwachtingsvol aankeek.
‘Iedere vuurstuurder heeft een punt waar het vuur zich tegen zijn meester keert. Iroh, Zhao, ik.
Terugslag geeft de grens van je kracht aan. Men zou deze grens niet mogen overschrijden. Het kan een dodelijke afloop krijgen,’ zei Jeong Jeong.
‘Dus ik zal nooit kunnen vuursturen?’ vroeg Azelia.
‘Niet op de manier zoals alle andere leren vuursturen,’ zei Jeong Jeong die ergens nog wel een hart had dat zij dat hij de droom van het meisje niet helemaal de grond in hoefde te boren.
‘Hoe dan?’ vroeg Azelia.
‘Iroh komt wel met een oplossing,’ zei Jeong Jeong. ‘En het wordt tijd dat jij terug naar je bed gaat.’
‘Wat gaat u eigenlijk doen als we de Noordpool bereiken?’ vroeg Azelia.
‘Zo snel mogelijk van boord af en wegwezen voor de strijd los barst,’ zei de Deserteur. ‘Maar jij gaat nu naar bed.’
Het meisje knikte, geeuwde een keer en liep toen terug naar Irohs hut. Jeong Jeong liep verder naar de kantine. Hij nam wat hij nodig had en wat terug in het ruim voor Chey en Zuko er waren. In afwachting van de twee dwaalden Jeong Jeongs gedachten af naar Azelia. Terugslag. Jeong Jeong had altijd geleerd dat het de vuurstuurder beschermde tegen zijn eigen kracht, maar het meisje leek nog zoveel meer potentie te hebben. Was het een hint van de geesten? Jeong Jeong vroeg zich af hoe Iroh het zou aanpakken. Hij zou zich waarschijnlijk gaan richten op de kaarsen en hopen dat ze daarmee uiteindelijk in staat zou zijn tot normale aanvallen. Jeong Jeong betwijfelde dat echter sterk. Gedachten over hoe verschillende meesters het probleem zouden aanpakken bleven door zijn hoofd malen tot hij zich begon af te vragen hoe hij Azelia zou trainen.
‘Het schiet niet op met de training of wel?’ zei Jeong Jeong toen hij twee dagen later bij Iroh rapport kwam uitbrengen over de stand van zaken. Ze zaten als vanouds aan de salontafel met een kop thee.
‘Ik kijk hoever ze komt met de kaarsen. Hopelijk verlegt ze daarmee haar grens. We komen er wel uit,’ zei Iroh rustig. ‘Maar sinds wanneer ben jij geïnteresseerd in Azelia?’
‘Je mannen praten vaak over haar, maar je moet me zo onderhand wel eens goed genoeg kennen dat ik geruchten vanuit de bron wil waarnemen,’ zei Jeong Jeong. Er viel een stilte.
‘Al met een ontsnappingsplan gekomen? Ik hoorde van Zuko dat je eventueel de Waterstam wil gaan helpen,’ viste Iroh.
‘Misschien.’
‘Toch nog een hart, Jeong Jeong?’ vroeg Iroh met een glimlach.
‘Dat heet geweten, Iroh,’ zei Jeong Jeong bitter. ‘Een hart heb ik nooit gehad.’
‘Natuurlijk wel. Anders was je nooit bij de Orde gekomen.’
‘Noem het zoals je zelf wilt, Iroh,’ zuchtte Jeong Jeong.
‘Had jij nog ideeën voor Azelia’s training?’ vroeg Iroh terug naar het originele onderwerp.
‘Jij bent haar leraar, niet ik. Je weet dat ik een totaal andere kijk op lesgeven heb dan jij,’ zei Jeong Jeong.
‘Dat is zo. Dat is zo,’ zei Iroh. ‘Maar misschien waren we het een keer met elkaar eens.’
Jeong Jeong zweeg. De afgelopen paar dagen had hij inderdaad vanuit de schaduwen meegekeken naar Azelia’s trainingen en zo zijn eigen ideeën ontwikkeld. Hij wist alleen dat Iroh het met geen van deze ideeën eens zou zijn en dat hij ze dus maar beter voor zich kon houden. Jeong Jeong bedankte Iroh voor de thee. Hij liep de hut uit. Drie dekken lager – het schip had er vijf en hun schuilplaats zat op het onderste dek – kwam Chey in tegenovergestelde richting aanstormen.
‘Meester, kom snel!’ riep de man. Zuko was met hem meegekomen.
‘…Zhao…Azelia…’ hijgde Chey.
‘Wat?!’ donderde Jeong Jeong.
‘Zhao heeft Azelia herkend. Ruim E3. Er was nog een soldaat,’ zei Chey.
‘Ik waarschuw mijn oom,’ zei Zuko en hij stormde de trap op. Jeong Jeong volgde Chey naar beneden toe, stilletjes zichzelf vervloekend waarom hij altijd degene was die de vuile zaakjes mocht oplossen.
Noch Iroh, noch Koa had die dag veel tijd voor Azelia gehad. Aangezien ze nog maar acht jaar was, lieten de mannen haar niet alleen trainen. Om de tijd een beetje te doden was Azelia met Koa
meegegaan naar ruim E3 waar de soldaat de taak had gekregen om de zekeringen van de kratten te controleren. Het was een saai, langdradig karwei waarin Azelia niets kon doen en daarom maar verveeld op een paar kratten lag. De toegang nar het ruim ging open.
‘Soldaat, waar zijn we mee bezig?’ echode een ruwe stem door de ruimte heen. Azelia schoot overeind. Koa hield direct op met waar hij mee bezig was en sprong in de houding.
‘Lading verzekeren, admiraal. Orders van stuurman Ghurza.’
Zhao bekeek Koa kritisch. De lamp tekende donkere schaduwen over zijn gezicht waardoor hij met zijn bakkebaarden meer op een wild beest leek dan een mens. De gouden strepen op zijn uniform flitste fel in het kunstlicht. Zijn handen groot als kolenschoppen pakte het sjorgerei van Koa op. Zijn scherpe, minachtende blik bekeek het gereedschap en Koa’s werk kritisch. Na zijn korte inspectie bemerkte hij Azelia pas.
‘Wie is dit?’ vroeg Zhao. Azelia bleef doodstil op de krat zitten. Haar ogen naar de grond gericht, haar ademhaling oppervlakkig. Hier alleen in het ruim met Koa was ze bang dat Zhao haar zou herkennen. Ze beefde lichtjes.
‘Dit is Azelia, admiraal, Irohs nieuwe beschermeling,’ antwoordde Koa in haar plaats.
‘Ken ik jou?’
‘Nee, admiraal,’ fluisterde Azelia. Zhao liet een vlam ontbranden om meer licht te hebben. Hij bekeek Azelia van top tot teen. Koa stond er een beetje ongemakkelijk achter. De admiraal begon te grijnzen.
‘Jawel. Ik ken jou wel. Jij bent die kleine verraadster die Jeong Jeong hielp ontsnappen,’ zei de man en zijn grijns verbreedde. ‘Jij weet waar hij is.’
‘Nee.’
‘Jawel!’ bulderde Zhao. Hij pakte Azelia bij haar keel. Ze probeerde zich uit zijn greep te bevrijden, maar zijn sterke hand kneep alleen maar harder.
‘Admiraal, prins Iroh is haar voogd. Als zij inderdaad weet waar de Deserteur is, dan zal ze dat hem zeker willen vertellen zonder harde middelen te hoeven gebruiken,’ trachtte Koa Azelia te helpen.
‘Ik vroeg jou niet om je mening,’ snauwde Zhao.
‘Admiraal, ze is nog maar een kind,’ protesteerde Koa. Een klap en de soldaat lag kreunend op de grond. De admiraal had Koa vol in het gezicht geraakt.
‘Waar is Jeong Jeong?!’ schreeuwde Zhao Azelia toe.
‘Laat me los! Ik weet het niet,’ zei Azelia.
‘Vertel me waar hij is of ik vermoord jullie beide,’ dreigde Zhao.
Een straal vuur kwam op het gezicht van Zhao af. Hij ontweek het rakelings, maar zijn bakkebaarden aan de rechterkant waren geschroeid. Een moment van verbijstering ging door de admiraal heen. Deze kleine, felle verraadster durfde hem aan te vallen. Hij bemerkte echter haar terugslag daar waar de huid op haar handen rood was. Zhao greep met zijn vrije hand haar polsen vast en pinde het meisje vast op de kist.
‘Dat had je niet moeten doen,’ zei Zhao donker zijn gezicht dichtbij het hare. Hij kneep harder waardoor Azelia naar lucht begon te snakken.
‘Vertel me waar Jeong Jeong is of ik doe je zoveel pijn dat je ouders je in de Geestenwereld horen schreeuwen.’
Tranen welde op in de ogen van Azelia toen Zhao warmte bij haar naar binnen begon te sturen. Als ze de adem had om te kunnen schreeuwen, dan had ze dat gedaan. Zwarte vlekken danste voor haar ogen. Zhao bleef vragen waar Jeong Jeong was, maar Azelia kon niet langer helder meer nadenken. Ze had het gevoel te koken.
Een ruk en ze lag op de grond. Zhao had haar losgelaten. Azelia hapte naar adem. Lucht. Heerlijke lucht. De verstikkende hitte maakte plaats voor een ijskoude klamheid. Voor ze het besefte zag ze vuur op zich af komen. Het werd geblokkeerd.
‘Azelia, maak dat je wegkomt!’ riep Jeong Jeong. Hij viel Zhao aan met een paar welgemikte schoten. De admiraal ging in de tegenaanval door grof geweld te gebruiken. Hij raakte wat kisten die langzaam begonnen te branden. Azelia probeerde op te staan, viel halverwege, maar werd opgevangen door Koa.
‘Soldaat, dood dat meisje!’ beval Zhao. Hij ontweek ternauwernood een aanval van Jeong Jeong.
‘Ik vermoord geen onschuldige kinderen,’ riep Koa terug.
‘Desertie!’ brieste Zhao. Hij schoot een straal vuur af richting Koa en Azelia die Jeong Jeong niet op tijd wist te blokkeren. Het was Chey die de twee net op tijd aan de kant trok.
‘Waar heen?’ vroeg Koa Chey volgend door het schip.
‘De sloepen,’ zei Chey. Ze kwamen op het dek aan waar enkele andere soldaten haastig aan de kant weken. ‘Aan de kant! Noodgeval!’
‘Prins Iroh zal voor Azelia opkomen,’ zei Koa. Hij legde het meisje in de sloep neer.
‘Azelia heeft al twee keer eerder er voor gezorgd dat Zhao Jeong Jeong niet te pakken kreeg. Ik denk niet dat de admiraal voor rede vatbaar is,’ zei Chey. Hij begon de sloep gereed te maken.
‘Die soldaat die Zhao aanviel was de Deserteur?!’
‘Ja, en ik ben zijn gezel,’ zei Chey. ‘Ik raad je aan met ons mee te komen. Ons helpen staat gelijk aan landverraad. Aan wal zien we wel verder. Hier wacht je de dood.’
‘Duizend draken op een stokje,’ zuchtte Koa. ‘Dan kan maar beter ook goed deserteren.’
Hij riep enkele andere soldaten, vertelden hen dat Azelia met spoed naar de wal moest worden gebracht en dat er brand in het ruim was uitgebroken. Hij stuurde ze naar het verkeerde ruim toe. Tegen de tijd dat Jeong Jeong op het dek stond – met Zhao dicht op de hielen – hadden Koa en Chey de sloep al laten zakken en waren weggevaren. De Deserteur, die dit plan zelf enkele minuten voor de aanval met Zhao had gemaakt, sprong overboord en zwom hen achterna. De ruwe zeegang maakte het voor Zhao onmogelijk om de sloep of Jeong Jeong neer te schieten. Hij was ze kwijt. Alweer.
Het duurde even voor Jeong Jeong de sloep had ingehaald, maar het scheelde dat Chey een lijntje had uitgeworpen waaraan de Deserteur zich aan kon optrekken. Een tijdje later klom hij op eigen kracht aan boord. Chey en Koa bleven stevig doorroeien.
‘Dat is niet voor herhaling vatbaar,’ bromde Jeong Jeong, terwijl hij het water uit zijn kleren kneep. Hij plofte uitgeput naast Azelia neer. ‘Koa gok ik?’
‘Ja, meneer,’ zei de soldaat.
Jeong Jeong nam het roer en staarde naar het land dat rees en daalde met de golven. Azelia bleef stilletjes op haar plaats zitten. Uiteindelijk wisten ze land te bereiken. De Lin Yee’s wachtten hen op en trokken de sloep het land op. Jeong Jeong verbrandde de sloep. De wind en de zee zouden verdere sporen snel genoeg laten verdwijnen. In doodse stilte verdween de groep in het bos.
‘Hoe nu verder?’ vroeg Koa al lopend door het bos.
‘We kunnen wel een extra hand gebruiken, meester,’ zei Chey.
‘Maar geen extra mond,’ zei Jeong Jeong. ‘Bovendien ziet hij er ook niet uit alsof hij staat te springen zich bij me aan te sluiten.’
‘Daar voel ik inderdaad weinig voor, meester Jeong Jeong, maar ik weet niet wat ik anders moet,’ zei Koa zuchtend. Jeong Jeong wenkte de man naast hem te komen lopen.
‘Is soldaat het enige vak dat je ooit hebt geleerd?’ vroeg Jeong Jeong.
‘Nee, mijn ouders waren boeren in de Vuurnatie, maar ik ben uiteindelijk het leger ingegaan, omdat dat beter betaalde,’ zei Koa.
‘Een eind naar het zuiden toe ligt Chin stad. Zo rond de lente hebben ze altijd een tekort aan arbeidskrachten om op het land te werken. Je zou daar naartoe kunnen gaan en er werk kunnen zoeken,’ zei Jeong Jeong.
‘Ik ken de plaats eerlijk gezegd niet, maar het zal wel goed wezen. Waar gaan jullie dan heen?’ vroeg Koa.
‘Voor jouw leven en het mijne is het beter dat je zo min mogelijk weet,’ zei Jeong Jeong kortaf.
‘Waar gaan wij deze lente dan heen, meester?’ vroeg Chey, drie passen achter hun. Chin stad was een van de enige weinige locaties waar de gezel elk jaar een redelijk betaald baantje wist te vinden.
Jeong Jeong antwoordde niet. Ze zouden wel weer iets tegenkomen. Of ze konden tot de herfst op een houtje bijten…
‘En Azelia?’ vroeg Chey toen het antwoord uitbleef.
Het meisje liep helemaal achteraan buiten gehoorafstand. Ze leek ook niet op haar omgeving te
letten. Geen woord kwam over haar lippen toen de Lin Yee’s een paar takken voor haar opzij deden of toen ze haar over een boomstam tilde.
‘Ik wil haar wel meenemen,’ zei Koa. ‘Als een grote broer. Dan bouwen we gewoon een nieuw bestaan op in Chin stad. Ik kan haar leren vuursturen.’
‘Azelia heeft nog familie in de Vuurnatie naar wie ze graag terug zou willen als ze haar vuursturing voldoende beheerst,’ zei Chey.
‘Als ze oud genoeg is, kan ze makkelijk de boot naar de Vuurnatie nemen,’ zei Jeong Jeong mat.
‘Maar…’
‘Chey, genoeg,’ zuchtte Jeong Jeong.
‘Maar…’
‘Chey!’
De gezel zweeg beledigd en hield zijn pas in tot Azelia langs hem liep. Ze nam er geen notie van.
Na een klein uurtje lopen hadden ze een bospad ontdekt. Het begon langzaam donkerder te worden.
Nu ze een weg hadden gevonden, meende Jeong Jeong dat ze die nacht wel door konden lopen. Hij en zijn gezellen konden richting het oosten gaan. Koa en Azelia konden naar het zuiden vertrekken. Vroeger of later moesten ze wel een nederzetting tegenkomen.
‘Ik neem aan dat dit een vaarwel is,’ zei Koa.
‘Een afscheid tot de oorlog voorbij is,’ antwoordde Jeong Jeong. Koa schudde de Deserteur de hand en liep toen naar Azelia toe.
'Ga je mee, kleine meid?'
Azelia ontwaakte uit haar dromen. Vragend gleed haar blik over de mannen heen.
'Wat bedoel je?' vroeg ze uiteindelijk. Haar blik bleef bij Jeong Jeong hangen.
'We gaan naar Chin stad toe. Daar kan ik voor je zorgen als een grote broer en binnen de kortste keren zal alles weer normaal zijn,' zei Koa.
'Gaat hij me leren vuursturen?' vroeg Azelia.
'Tot zover dat mogelijk is met terugslag. Verwacht niet te veel van jezelf, meisje.'
'Bent u altijd zo'n zonnetje in huis?' sneerde Azelia.
'Alleen op feestdagen,' antwoordde de Deserteur.
'Het is geen feestdag.'
'Jij vertrekt. Dat is een feestje waard.'
De mannen keken Jeong Jeong ontzet aan. Azelia grinnikte echter.
'Tss, ouwe zak,' mompelde ze met een glimlach op haar lippen.
'Pardon?!' zei Jeong Jeong, verbaasd over haar disrespect.
'Weet u, u wint deze ronde, maar wanneer de Avatar de oorlog heeft gewonnen en ik goed kan vuursturen, daag ik u uit tot een Agni Kai,' zei het meisje dapper. Nu was het Jeong Jeong die bijna in de lach schoot.
'Jij denkt toch niet dat ik met een onderdeurtje de strijd aanga omdat ze me een keer "ouwe zak" heeft genoemd?' zei de Deserteur.
'Ouwe zak, chagrijnige bok, meervalsnor, modderpoot, onweerswolk, citroenbek...'
'Oké! Oké! Het is duidelijk dat je van boerenafkomst bent,' zei Jeong Jeong. 'Ik zoek jou wel op na de oorlog en dan zullen we eens zien wie hier kan vuursturen. Afgesproken?'
'U belooft het?'
'Als ik niet in de gevangenis zit of dood ben, wat in beide gevallen een behoorlijke belemmering is voor een gevecht, zal ik met je sparren. Dat beloof ik.'
'Sparren is niet hetzelfde als een Agni Kai,' mopperde Azelia.
'Goed, een Agni Kai, maar niet tot de dood.'
'Daar kan ik mee leven.'
Het jonge meisje en de oude man schudde elkaar de hand. Toen gaf Azelia Chey en de Lin Yee's nog een knuffel voor ze Koa weer bij de hand pakte en richting het zuiden liep, haar stap trefzeker en haar hoofd opgeheven.
Jeong Jeong keek ze hoofdschuddend na alvorens hij zijn mannen aanspoorde om verder te lopen.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.