Hoofdcategorieën
Home » Overige » A Beautiful Strenght: Ballet » Hoofdstuk 6: Sneeuwvlokjes
A Beautiful Strenght: Ballet
Hoofdstuk 6: Sneeuwvlokjes
Ik wordt wakker van kleine koudere vlokjes op mijn voorhoofd. Ik ga met mijn hand langs mijn voorhoofd. De koude waterdruppeltjes verspreiden zich over mijn voorhoofd. Mijn ogen gaan langzaam open. Er dwarrelen kleine witte vlokjes langs me heen. Ik kom overeind en kijk rond. Om me heen ligt een dik pak sneeuw. Gisteren of vanmorgen, had de omgeving er nog groen uitgezien. Ik kijk achter me. Het meer van de zwanen kan ik net niet meer zien, maar ik weet wel waar het ligt. Maar hoe kan het zijn dat er hier nu zoveel sneeuw ligt, terwijl er gisteren nog helemaal geen sneeuw lag. Zo koud is het toch ook weer niet.
Ik ga met mijn hand over de sneeuw heen. De sneeuw voelt helemaal niet koud aan. Thuis is de sneeuw ijskoud, maar hier is het bijna warm. Ik sta op en begin te lopen. Dan dringt de geur van dennennaalden mijn neus binnen. De heerlijke dennennaaldengeur doet me ook aan thuis denken. De kerstboom die altijd opgetuigd wordt met kerstmis. De geur waarin mijn moeder talloze geurkaarsen heeft. Zo kan de hele winter naar kerstmis laten ruiken. Bij de eerste kaarsjes ging ik er altijd naast zitten om de geur goed op te snuiven. Toch is er hier iets anders aan de geur. Hij is frisser. Dennennaaldengeur met een vleugje pepermunt lijkt het wel.
Ik begin te lachen in mezelf. Ik ga zo op in wat voor geur het is, dat ik niet zie dat het harder is gaan sneeuwen. De sneeuwvlokken worden ook steeds groter. Dan klinkt er wel hele bekende muziek in mijn oren. Na vijf tonen herken ik de sneeuwvlokjeswals van de notenkraker. Ik kijk om me heen of ik iemand kan zien. Ik zie echter helemaal niemand. Hoe goed ik ook om me heen kijk naar personen.
Dan valt me iets op aan een aantal sneeuwvlokjes. Ze vallen niet naar beneden, maar ze bewegen heen en weer. Ze draaien rondjes om elkaar heen. Ik blijf naar de sneeuwvlokjes kijken. Ondanks dat ze heen en weer hupsen, gaan ze steeds verder naar beneden. Dan raakt een van de sneeuwvlokjes de grond. Met een hoop glinsteringen verandert het sneeuwvlokje in een prachtige danseres. Haar tutu is iets langer dan normaal en is helemaal blauw gekleurd. Op de rok staan punten van lichtblauw stof en daaronderuit komt tule. Het lijfje bestaat ook uit dit lichtblauwe stof, maar er is een punt donkerder blauw gemaakt. Over haar armen lopen bandjes met tule eraan en op haar hoofd staat een zilveren kroontje. De details op haar tutu zijn met zilver afgezet.
Na de eerste danseres volgen er meerderen. Een voor een veranderen de sneeuwvlokjes in prachtige danseressen. De danseressen lachen vriendelijk en lijken de echte sneeuwvlokjes met hun handen te bezweren. Ze laten de echte sneeuwvlokjes dansen door de lucht, terwijl zij dansen op de grond. Ze dansen om me heen, zonder mij echt te zien. Ik ben er wel blij mee dat ik niet mee hoef te dansen. Ik ben nog steeds een beetje moe van de avond ervoor. Ik blijf echter wel geboeid kijken. Het lijkt wel een betovering waaruit ik me niet kan bevrijden.
Steek het meer over, maar krijg het niet te koud. Wordt rebels en geniet van de bloemen. Aan een groot meer staat een boom. Een boom waar de wijze uil je kan helpen. Hij geeft een raadsel en dat moet je oplossen. Dan is daar plots de kans om naar huis te gaan. Ik herhaal de zinnen nogmaals in mijn hoofd. Steek het meer over, heb ik gedaan. Krijg het niet te koud. In deze sneeuw kun je het toch niet koud krijgen of toch wel. Er trekt een rilling door me heen en ik zie dat ik kippenvel op mijn armen heb staan. Mijn jurk is eigenlijk te koud voor sneeuw. Maar de sneeuw was net nog warm. Dan voel ik weer de wind langs mijn arm afstrijken. Het is niet de sneeuw, maar de wind waarvan ik het koud krijg. Dus ik zit nog steeds op de goede weg. Dus hierna moet ik rebels worden. Maar wat wordt daarmee bedoeld? Waar moet ik dan heen? Kan ik dat vragen aan de sneeuwvlokjes? Zullen zij dat weten? Misschien moet ik wel gewoon het pad volgen?
Dus dat besluit ik te doen. Ik zet een stap en plots stuift er een berg sneeuw voor me op. Ik kijk achterom en zie het boze gezicht van een van de sneeuwvlokdanseressen.
‘Wilde je nu zomaar weg gaan?’
‘Ik ehm ik..’ Verder kom ik niet. Het boze gezicht verandert in een lach.
‘Ik maak maar een grapje joh. Tuurlijk mag je weglopen, maar weet je dan wel waar je heen moet gaan?’ Ik zucht en schud mijn hoofd.
‘Dat dacht ik al. Kom dans met ons.’ Ik snap niet waarom iedereen niet gewoon zegt waar ik heen moet. Iedere keer als ik zeg dat ik de weg niet weet, moet ik eerst meedansen. Zo kom ik toch nooit snel thuis. Alhoewel, wil ik wel naar huis? Ik val in bij de sneeuwvlokjeswals. Deze wals heb ik al enkele keren gedanst. Ik ben in mijn eerste voorstelling ook een sneeuwvlokje geweest.
Het meisje dat me net uitgenodigd heeft, knikt me bemoedigend toe.
Ik dans mee met de sneeuwvlokjes totdat ik het te koud krijg van de sneeuw. Ik begin langzaam te rillen en te rillen. Het sneeuwvlokjeselfje kijkt me aan.
‘Je hebt het koud hè?’ Ik knik voorzichtig.
‘Daar weet ik al iets op,’ lacht ze bemoedigend. Ze knikt naar de andere sneeuwvlokjes en ze beginnen allemaal om me heen te draaien. Ik voel hoe mijn armen bedekt raken met de sneeuw. De sneeuw plakt om mijn armen aan elkaar en wordt warm. Ik voel de warmte door mijn lichaam heen trekken. Het voelt zo prettig en aangenaam. Als de sneeuwvlokjes stoppen met het rondtollen kijk ik naar beneden. Ze hebben van de sneeuw een vest gemaakt met een capuchon. Aan de binnenkant lijkt het gevoerd. Maar als je goed kijkt, zie je dat het hele vest nog steeds uit sneeuwvlokjes bestaat.
‘Is het zo beter?’ Ik knik.
‘Het is zo een heel stuk beter. Ik dacht bijna dat ik onderkoeld zou raken.’
‘Dat hadden we echt niet toegestaan. Het is veels te leuk om eens mensen te ontmoeten.’
‘Kun je me dan misschien helpen met welke kant ik op moet? Ik zou zo graag naar huis toe willen en ik moet naar een dorp. Maar ik weet niet waar ik heen moet. ’
‘Maar natuurlijk kan ik je helpen Clara. Kijk daar maar eens.’ Ik zie een klein meisje staan die me vriendelijk lachend aankijkt.
‘Kom maar,’ zegt ze tegen me.
Je schrijft echt zo leuk! Het leest makkelijk weg, maar ook
niet té simpel - als je snapt wat ik bedoel.
Go on!