Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Broken Eyes » [27.]
Broken Eyes
[27.]
Door de ogen van Lisa;
Het dak..
‘Sharon, ik probeer je al een uur te bereiken. Waar ben je in hemelsnaam. Bel me zo snel mogelijk terug, wil je! Ik maak me zorgen. Meis, ik hou van je.’ Met tranen in m’n ogen spreek ik voor de vijfde keer dezelfde boodschap is. Met een steeds hysterisch wordende stem weliswaar. Zo’n uur geleden, om 21 u 26 min. en 2 seconden om precies te zijn, ontving ik een smsje. ‘Liefde gaat over de dood. Ik zal altijd, altijd van je houden.’ Eerst had ik gedacht dat het een beetje aanstellerij was, maar toen drong het tot me door dat dat helemaal niks voor Sharon is. Geheel in paniek ben ik naar haar huis gefietst, waar ik haar ouders nietsvermoedend aantrof. Deze zeiden dat Sharon al een paar uur geleden is vertrokken en weldra wel zou thuis komen. Ik heb ze het maar niet vertelt, dit zou hen misschien net iets téveel zijn. Ik zou hen alleen nog maar méér zorgen bezorgen. Sharon als dochter is geen pretje, dat kan ik me inbeelden. Maar toch, ondanks al de problemen die Sharon met zich meebracht, hielden ze nog steeds zielsveel van haar. Ze wouden haar helpen als ze weer eens in de put zat, ze bleven dagen waken naast haar ziekenhuisbed, ze gaven alles op voor haar. Het deed hen verschrikkelijk veel pijn, zelf ik kon dat zien, dat hun enigste kind, hun lieve dochter, zichzelf van binnenuit aan het vermoorden was. Maar Sharon zag het niet, hoeveel verdriet ze haar ouders aandeed. Ze leefde maar voor één ding, één iemand. Iemand die haar begreep, die met haar meeleefde, die met haar meedeed en die zelf voor haar zou sterven. Ze leefde alleen nog voor mij. Ik dacht dat dat genoeg was, ze zei dat dat genoeg was. En ik geloofde het, tot op vandaag, tot op dit moment.
Om 22 u 56 krijg ik weer een sms. ‘Ik heb je nodig. Kom naar het Deltahotel. Ik wil je nog één maal, de laatste maal zien.’ Als een gek ben ik beginnen fietsen. Nog nooit ben ik in het Deltahotel geweest, maar warempel vanzelf vind ik de trap naar boven. Zonder aanwijzingen weet ik waar ik haar moet zoeken. De vragende blikken van het personeel en gasten negerend, storm ik de trappen op, te uitzinnig om te bedenken dat de lift veel sneller is. Hijgend staar ik naar de rode deur, de nooduitgang die naar het dak leidt. Het is nu al na elven en het enige licht dat ik kan bespeuren, is de schijning van de volle maan. Deze weerspiegeld op Sharon’s blonde piekhaar. ‘Sharon, neeeeee!’ Ze draait zich om en met tranen in haar ogen kijkt ze me aan, haar blauwe kijkers die vroeger zo hard schitterden. Maar die glans is ze maanden geleden al verloren. Haar onderlip trilt en langzaam loopt de eerste traan over haar wang. Ik heb het nooit aangekund om haar te zien wenen, maar jammer genoeg is het meerdere keren gebeurd. Haar matte, volgelopen ogen, haar korte, scherp snikkende geluidjes. Alles doet m’n hart in stukken breken. Bij elke traan voel ik me leeglopen. Voor de buitenwereld is ze een sterke, gewone meid. Misschien heeft ze wel een iets té opvallend uiterlijk, maar dat wijdt de buitenwereld aan haar vriendenclub die ook niet direct doorsnee personen zijn. Iemand die haar niet kent zoals ik haar ken, zou nooit geloven hoeveel problemen, verdriet, verdraaide gevoelens en beelden er achter haar perfecte, maar gefakete, lach schuilen. Niemand heeft haar ooit écht gezien, buiten ik. Ik heb haar zien breken, zien veranderen, ik ben zelfs mee veranderd. Zachtjes kus ik de tranen van haar wang, terwijl mijn eigen ogen ook overlopen. ‘Ik kon het niet. Ik ben te zwak om door te gaan, maar nog te sterk om op te geven. Ik had nu de kans, niemand die me tegen hield. Maar ik kon het gewoon niet!’ Ze lijkt boos op haarzelf. Sharon, mijn lieve, lieve Sharon. Ik wist niet dat het zo diep bij haar zat. Ze vervolgt: ‘Ik ben gewoon nog niet goed genoeg, mooi genoeg, dun genoeg om te sterven. Ik verdien de dood niet, nog niet. Maar Lisa, ook ben ik zo dun, dat ik wegvlieg. En dan, dan houdt niets of niemand me tegen. Wacht maar, ik zal iedereen laten zien dat ik het wél kan. Ooit, ooit zal ik vrij zijn, vrij van de starende ogen, vrij van de kwetsende woorden, vrij van de afschuwelijke spiegelbeelden. En dan, Lisa, neem ik jou met me mee.’ Sharon, Sharon toch. Waarom kan ze zichzelf niet zien zoals wij haar zijn, prachtig, bijna perfect, maar bovenal verschrikkelijk mager. Met mijn 40 kilo steek ik maar 3 kilo meer boven haar uit en toch is er zo’n verschil tussen ons. Zij lijkt zo mager, zelfs ongezond, terwijl bij mij de spiegel alleen maar overtollig vet weergeeft. ‘Sharon, meis, als jij gaat, ga ik met je mee. Maar niet nu, niet hier en vooral niet zo! Sharon, ik hou van je, dat weet je. En tesamen kunnen wij dit halen. Tesamen…’ Haar ogen lichten even op, héél even zie ik een sprankeltje hoop, maar na één tel worden haar ogen weer de normale, droevige kijkers. Ik weet dat ik haar heb overhaalt, om nog even hier te blijven. Maar voor hoe lang? ‘Ik hou ook van jou.’ Fluistert ze, voor ze haar lippen op de mijne drukt.’
Wow, dit is echt zo mooi geschreven.
Alsof je dit bijna zelf hebt meegemaakt (a)
Ik ga snel verder lezen.