Hoofdcategorieën
Home » Overige » Wat zij niet weten » Klaprozen
Wat zij niet weten
Klaprozen
Winter 1915
Verpleegsters en dokters liepen overal in het rond. Honderden soldaten werden binnen gebracht op draagbedden en werden in tenten verzameld. Jean keek vol afschuw in het rond. Hij was nog nooit in een veldhospitaal geweest en toen hij hier was aangekomen, had hij onmiddellijk van de plek gewalgd, maar hij moest doorzetten want hij was hier met een doel. Jean zocht naar een bekend gezicht. Het gezicht dat hij gisteren had laten liggen op het slagveld. Het gezicht dat hij had verraden. Het gezicht van Fons. Hij had hem niet meer gezien sinds dat moment. Toen de strijd voorbij was, was Jean onmiddellijk naar hem op zoek gegaan, maar had hem niet gevonden. Jean had de hoop opgegeven tot de kolonel zei dat ze naar het veldhospitaal zouden gaan omdat sommige soldaten hun kamerraden wouden bezoeken. Ze zouden maar één dag gaan en daarna zou iedereen worden overgeplaatst. Jean liep naar een dokter die de ogen van een soldaat sloot. Jean keek naar de soldaat. Hij kende hem. Hij was degene geweest die een kogel door zijn hoofd had gekregen. Waarvan Fons de moordenaar had neergeschoten. Jean zegende hem in zijn hoofd en richtte zich naar de dokter terwijl het lijk werd weggevoerd. "Excuseer me, meneer. Weet u soms waar Fons is?" "Welke Fons? Er liggen hier zeker tien." "Hij moet hier normaal gezien gisteren binnen zijn gebracht." De dokter negeerde Jean en liep verder. "Meneer alstublief!" Hij bleef rennen, Jean begon te huilen "Hij heeft een kogel in zijn been gekregen gisteren. Meneer, ik smeek u! Vertel het me alsjeblief!" De dokter draaide zich boos om. "Luister, jongen! Er komen hier elke dag zeker honderd soldaten en elke keer als er weer honderd gaan, staan er weer honderd klaar om geholpen te worden. Denk je nu echt dat jij de enige bent die mij al eens is komen vragen naar hun vriend?" "U snapt het niet. Bij ligt het anders!" "Wat maakt jou anders. Waarom zou ik het jou vertellen en de andere niet." "Dus u weet waar hij is. U wilt het gewoon niet vertellen." De dokter gromde en liep verder. Jean begon opnieuw te huilen. "Ik hield van hem." Jean schrok van zichzelf. De woorden waren eruit voor hij het wist. De dokter stopte en draaide zich om. "Wat zei je?" Jean keek beschaamd naar zijn voeten en er rolde een traan over zijn wang. "Ik hield van hem en ik heb hem laten stikken, maar ik het spijt, zoveel spijt. Ik smeek u, zeg me alsjeblief waar hij is."Jean begon te huilen, de dokter zuchtte en legde een hand op zijn schouder. Jean keek hem aan en zag de tranen in zijn ogen. "Zie je die grote tent daar vanachter op het terrein?" Jean knikte. "Daar moet je zijn," zei hij triest. Jean keek de man verbaasd aan. "Waarom kijkt u zo triest? Wat voor tent is dat?" De dokter keek hem triest aan. "De tent waar we de lijken bewaren." De dokter liep weg en liet Jean versteend achter. Jeans ogen vulden zich met tranen. Hij had het kunnen weten. Hij had het laatste geweerschot gehoord en toen de stilte, maar hij had het niet willen geloven. Jean rende zo snel hij kon naar boven. De tranen rolde over zijn wangen. Hij opende de tent en zag honderden soldaten in rijen naast elkaar liggen. Er was niemand anders in de tent dan hij en de lijken. De tent stonk enorm, de stank was bijna niet de harden, maar Jean trok het zich niet aan. Het enige wat nu telde was Fons vinden. Langzaam ging hij de rijen af. Hier en daar zag hij een bekend gezicht, maar geen Fons. Ergens op het einde van de derde rij vond hij hem. Toen hij hem vanuit de verte zag verte, rende hij naar hem toe en liet zich op zijn knieën vallen naast hem. Fons lag met gesloten ogen op zijn rug met zijn handen over elkaar op zijn maag. Hij was erg bleek, bijna wit, maar Jean zag nog steeds hoe mooi hij was. Jean herinnerde zich die avond nog. Hoe Fons hem had gevraagd om hem te kussen in de loopgraven. Hoe warm die kus had gevoeld in de koude nacht. Nu lag hij hier onbeweeglijk en koud op de grond. Jean voelde met vingers aan de wond op Fons' hoofd. De wond die hem het zwijgen had opgelegd. Zijn tranen rolde over zijn wangen en belande op Fons' wang. Hij veegde ze weg en bracht zijn lippen zacht naar die van Fons. Hij kuste hem zacht en huilde nog harder. Hij legde zijn hoofd op Fons' borst en bleef huilen. Opeens voelde hij een hand op zijn schouder. Jean schrok op en keek naar de persoon boven zich. Hij herkende hem. Hij was die avond ook in de loopgraaf geweest. Hij had aan Jean gevraagd naar Fons na de strijd. "Het is niet wat het lijkt!" Riep Jean snel, maar gaf de hoop dat de soldaat niks gezien had al snel op. De tranen rolde nog steeds over zijn wangen. De soldaat keek van Jean naar Fons en terug naar Jean. Hij greep hem vast en begon ook te huilen. Nadat ze allebei waren uitgehuild lieten ze elkaar los. Het was lang stil tussen hun, maar uiteindelijk verbrak de soldaat de stilte. "Je hoeft je niet te schamen. Het is goed dat je tussen al deze ellende toch nog liefde kan vinden. Of dat nu een man of een vrouw is. Ik heb jullie die avond gezien. Hoe jullie kusten. Je moet je niet schamen voor liefde, Jean, zoals Fons zei: het is geen zonde." Jean zweeg en keek terug naar Fons. "Kende je hem?" Vroeg hij aan de soldaat en keek hem terug aan. De soldaat knikte. "Ja, hij was een goede vriend van me." Hij zweeg even en wreef in zijn ogen. "Ik ga hem zo hard missen," zei hij met een trillende stem. Jean bleef zwijgen, maar legde zijn hand op de soldaats schouder. Hij lachte dankbaar. "Mijn naam is Francois, trouwens." Francois strekte zijn hand uit. Jean nam zijn hand, schudde hem en lachte bij de gedachte van hun beginnende vriendschap. Helaas had het niet lang mogen duren. Een paar weken later werd zijn Francois ziek en stierf hij een paar dagen nadien. Dat is toch wat Jean dacht...
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.