Hoofdcategorieën
Home » Overige » A Beautiful Strenght: Ballet » Hoofdstuk 9: Weer verder
A Beautiful Strenght: Ballet
Hoofdstuk 9: Weer verder
Ik heb net afscheid genomen van Brigitte en haar ouders. Nu loop ik in alle vroegte van de ochtend de kant op die ze me aangewezen hebben. Ze hebben op een stukje papier de route ongeveer getekend. Zodat ik niet zo zal verdwalen, als ik waarschijnlijk naar dit dorp had gedaan, mocht Brigitte nooit langsgekomen zijn. Ik kijk nog een keer achterom, voordat ik het dorp echt uit wil stappen. Ik zal de vrolijke Brigitte wel gaan missen. Een stem laat me opschrikken.
‘Je dacht toch niet zomaar weg te kunnen gaan?’
‘Ehmm, ik ehmm,’ stamel ik.
‘Rustig maar. Ik maak maar een grapje. Kom laten we gaan. We hebben nog een lange tocht voor de boeg.’
‘We?’ vraag ik dan toch maar. Heb ik dat echt goed gehoord.
‘Ja. Je dacht toch zeker niet dat ik je deze reis helemaal alleen laat maken. Straks verdwaal je nog. Dat wil ik echt niet op mijn geweten hebben. Dat geldt ook voor als er iets gebeurd onderweg. Dus ik heb besloten dat ik je persoonlijke begeleider, beschermer en gids wordt. Tot uw dienst.’ Eric maakt een kleine buiging.
‘Oké, begeleider, beschermer en gids. Zullen we maar eens aan onze reis gaan beginnen.’ Hij lacht en pakt mijn hand.
‘Maar zeker mevrouw.’
We lopen een hele tijd naast elkaar. Soms kletsen we gezellig over van alles en nog wat. Soms vallen er stiltes Deze stiltes vullen we allebei met onze eigen gedachten. Mijn gedachten dwalen af naar thuis. Zou mama ongerust zijn dat ik zo lang weg ben? Ik hoop maar van niet. Ze zullen de politie toch niet ingeschakeld hebben? Naast de zorgen om thuis, gaan mijn gedachten ook naar de man naast me. Zou hij aan mij denken? Zou hij echt om me geven en daarom met me mee gegaan zijn? Gisteren zei hij nog dat het in het dorp veel leuker was, als ik er ben. Ik zou er bijna door zijn gebleven, maar dat kan niet. En dus draaien mijn hersenen door in cirkeltjes. Het cirkeltje thuis, Eric en dan weer naar thuis. Ik let bijna niet eens meer op mijn omgeving.
Plots stopt Eric met lopen en pakt me bij de arm. Ik had het bijna niet gemerkt. Zijn hand wijst in de verte.
‘Je moet niet alleen maar in gedachte lopen. Dan zie je helemaal niets van wat er hier allemaal te zien is. En de omgeving is, al zeg ik het zelf, erg prachtig. Daarnaast heeft Brigitte me verteld dat je van natuur houdt.’
‘Ja, dat heeft Brigitte van mij gehoord. Dus dat zal dan wel waar zijn. Je weet het maar nooit met roddels, welke weg ze allemaal hebben genomen.’
‘Weer zijn prachtige wijsheid van je. Kijk daarachter. Zie je de rivier daar verderop. Ik denk dat dat een mooie plek is om te picknicken. We moeten immers wel iets eten. Tenzij je lichaam geen energie nodig heeft en je stiekem een geest bent ofzo. Maar ik ben toch echt menselijk, dus ik ga moeten eten.’ Voordat ik ja of nee heb kunnen zeggen, pakt hij mijn hand al vast en trekt me mee naar de rivier.
Als ik daar aangekomen ben, moet ik hem wel gelijk geven. De plek is prachtig om te picknicken. Het ruikt er lekker fris. Het water is zo helder dat ik er kleine visjes in kan zien zwemmen. Naast de oever staan heerlijk geurende bloemen.
‘Ze ruiken zo lekker,’ zucht ik uit.
‘Vind je dit al lekker ruiken. Wacht maar tot je in de bloemenvallei komt. Daar ruiken de bloemen nog lekkerder en daar zijn ze ook nog groter.’
‘De bloemenvallei? Is die er dan een?’
‘Ja. Van Brigitte hoorde ik dat je naar de wijze uil moest, daarvoor moet je door de bloemenvallei. De bloemenfeeën onderhouden de bloemen daar goed en ze weten precies wat ze nodig hebben om te groeien. Vandaar dat daar de mooiste en grootste bloemen te vinden zijn.’
‘Ik ben dol op bloemen, ik kan niet wachten daar heen te gaan.’
‘We gaan eerst naar een dorpje toe. Als je het dorpje door bent, zal je door de bloemenvallei heen moeten lopen om langs het meer te kunnen gaan, voordat je de boom van de wijze uil vindt. Ik heb alleen geen flauw idee welke boom bij de wijze uil hoort.’
‘Die vinden we dan wel. Koningin Fatima zei dat als ik de boom zag, ik wist dat ik de juiste boom voor mijn neus had.’
‘Laten we dan maar hopen dat Koningin Fatima gelijk heeft.’ Eric begint met broodjes uit zijn tas halen. Brigitte is vanmorgen ook vroeg opgestaan om een hele maaltijd voor mij op sleeptouw te zetten, zodat ik genoeg eten mee zou nemen. Ik hoor haar nog zo zeggen dat ik vooral niet moet verhongeren. Eric heeft zo te zien ook genoeg eten meegenomen voor twee om te eten. Hij houdt me een sandwich voor, die ik dankbaar aanneem.
‘Ik denk dat ik niet zo lekkere sandwiches maak als de moeder van Brigitte, maar ze kunnen ermee door.’ Ik neem een hap en trek een bedenkelijk gezicht.
‘Tja. Als volkomen buitenstaander en objectieve proever moet ik je wel echt gelijk geven dat de sandwiches van de moeder van Brigitte lekkerder zijn. Maar deze zijn beter dan ze kunnen ermee door. Ze zijn ook gewoon lekker.’ Eric begint te lachen.
Het is al een tijdje geleden dat we hebben geluncht. Daarna hebben we al heel ver gelopen. Althans voor mijn gevoel hebben we al een heel eind gelopen.
‘Hoever moeten we nog?’ Zodra ik de woorden heb uitgesproken voel ik me net een klein kind. Als kind kon ik in de auto ook altijd zo lang zeuren.
‘Zie je die bomen daarachter?’ Ik kijk goed in de richting die Eric aanwijst.
‘Ja, ik zie de bomen.’
‘Die bomen staan naast het pad dat naar de poort van de stad leidt. In die stad zullen wij vannacht overnachten.’
‘Dus als ik bij de bomen ben, dan zijn we er.’ Ik zie dat de bomen redelijk dichtbij liggen. Voornamelijk als je dat vergelijkt met de afstand die we vandaag al hebben gelopen.
Hoe dichter ik bij de bomen kom, hoe sneller ik de passen neem.
‘Zo iemand heeft zin om het dorp in te gaan.’
‘Ik wil gewoon zitten,’ mopper ik.
‘Dat komt snel genoeg.’ Mijn voeten staan ondertussen al op de laan naar de poort. Onderaan de poort blijf ik staan kijken. De poort ziet er mooi uit.
‘Welkom in het dorp van de zigeuners,’ fluistert Eric in mijn oor.
Hoofdstuk 9 alweer!
En Ericccccccccccccc.
gauw verder!