Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Third World War » Eight
Third World War
Eight
De grond schudt. Ik krabbel overeind en zie dat Bill alles al terug heeft ingepakt, behalve een fles water en een zakje dat ik nauwelijks thuis kan brengen omdat de slaap mijn zicht nog wazig maakt.
“Wat is er in godsnaam aan het gebeuren?” schreeuw ik over het kabaal. Ik trap de slaapzak van me af en hijs mijn tas weer op mijn rug. Mijn polsen doen pijn alsof ik echt de nacht vastgeketend heb doorgebracht. Lang lijk ik niet geslapen te hebben.
Er zijn een paar mogelijke scenario’s die ik me kan inbeelden, maar ze eindigen allemaal in onze vroegtijdige dood. Met een droge keel en een lege maag begin ik te rennen. Het zakje dat Bill vast had, was er eentje vol gedroogd fruit en ik dwing het mijn maag in, slik moeizaam. Elke ademhaling schuurt.
Wat kan de grond zo doen beven? Een tank? Méérdere tanks? Een helikopter? Ik kijk niet waar we heen gaan, neem gewoon afslag na afslag, ver weg van het gedaver dat de andere kant op lijkt te gaan, steeds verder weg, richting-
Richting Bo en Daan!
Ik kom zo abrupt tot stilstand dat Bill me bijna van mijn voeten loopt. Met een misselijkmakend beven van al mijn organen buig ik voorover en kots mijn gehaaste ontbijt er weer uit.
Er is geen enkele manier waarop ik hen kan waarschuwen. We hebben een volledige dag gewandeld, andere richtingen uit. Er zitten minstens drie dorpen tussen ons in. Op mijn wegwerptelefoon staan wel nummers geprogrammeerd, maar enkel van thuis.
Ik zak door mijn knieën op de grond en druk me tegen de wand, alles leeg diep vanbinnen nu de wereld weer stil staat.
Bill overhandigt me woordeloos de fles water en begint dan van het ene uiteinde van de gang naar de andere te lopen, hand tegen het koele metaal, zijn mond een stukje open in opperste concentratie.
Ik trek mijn mouwen over mijn handen en veeg ermee over mijn gezicht, dep de tranen van frustratie en vermoeidheid en misselijkheid uit mijn ooghoeken. Hopelijk kunnen Bo en Daan ontsnappen.
Een tiental minuten later, naar mijn schatting, begint het weer. Het komt van achter ons, de richting waarin we liepen, dus draaien we ons om maar ik voel de moed in mijn schoenen zakken.
Dit is het. Dit ontsnappen we niet.
En dan raast het ons voorbij.
Perplext blijven we staan. Mijn hart bonst in mijn oren. Ik klem mijn armen om Bill heen, vooral om mijn eigen lichaam terug onder controle te krijgen.
“Ik snap er niets van,” fluistert hij, zijn vingers drukken tegen mijn rug. “Waarom stopten ze niet?”
Er wemelen duizenden vragen in mijn hoofd. En daartussen zweeft het enige dat ik weet te doen. We kunnen niet verder of terug, want zo te zien zitten ze aan beide kanten. Maar we liepen voorbij ijzeren treden en een nauwgesloten deksel.
Ik wou mijn telefoon sparen voor later, maar we hebben nú hulp nodig.
Het bevalt Bill niet dat hij alleen beneden moet blijven, maar ik riskeer het liever niet.
De wind slaat me in het gezicht met een bevroren vuist. Ik trek mijn trui steviger om me heen. Ik ben gelukkig verrast dat de sneeuw hier gesmolten is, of er zelfs nooit is geweest, want nu kunnen mijn schoenen droog blijven.
Eerst probeer ik me te oriënteren. Om me heen vouwt een slaperig dorpje zich uit, het plein waarop ik me bevind echter verlaten. Ik herken niets, maar het lijkt op eender welk deel van mijn eigen dorp dat achtergelaten is geweest; natuur heeft zich rond en in de huizen geslagen, bakstenen zijn naar beneden gebrokkeld, de ramen zijn dichtgespijkerd op de gelijkvloers. Mijn blik valt uiteindelijk op een telefooncel, een vergaan dieprood. Ik controleer nog één keer mijn omgeving, maar er is werkelijk niemand. Zelfs de schaduwen zijn leeg.
Ik loop het korte stukje en kom tot stilstand eens het deurtje achter me dichtvalt. Het is zo’n haven van normaliteit, met de belachelijke dingen op elk mogelijk oppervlak gekribbeld, reclame en stickers rondom de telefoon. De kabel is nog heel. Ik toets ons thuisnummer in maar het geeft me een boodschap. Gelieve 50 cent in te werpen voor vijf belminuten.
Het werkt, maar na een zoektocht door mijn rugzak constateer ik dat ik het geld niet heb om hem te gebruiken. Maar het hokje biedt me schutting voor de wind, en dat is al meer dan ik voor had durven hopen.
De lijn gaat een paar keer over. Op het klokje zie ik dat het pas zeven uur ’s ochtends is. Emma hoort nog wakker te zijn, en anders hoop ik dat er iemand anders al wakker is.
Wanneer ik het bijna opgeef, hoor ik Nadezhda’s vertrouwde stem.
“Nu al?”
Ondanks alles moet ik lachen. “Yep. Ik kan niet lang zonder jullie, blijkbaar.” Tijd voor mopjes is er eigenlijk niet, dus vertel ik Nadezhda over de daveringen, wippend van voet tot voet. Wat als de chip dit gesprek op één of andere manier opvangt? Wat als ze nu al op weg zijn hierheen?
“Aan het nummer kan ik wel achterhalen waar je bent. Ik geef Emma even door, die heeft je ook nog nodig.”
Ik grijns. Ik wist wel dat ze nog wakker was. Maar ik ben wel passioneel op mijn nagels aan het bijten. Wanneer ik mezelf erop betrap, steek ik mijn vrije hand in mijn broekzak.
“Hey Cappy Cap,” klinkt het.
“Dat is echt een Kayleyig iets om te zeggen.” Ik mis mijn meisjes zo enorm. “Waar kan ik je mee helpen?”
Ik hoor haar een moment aarzelen. Dan haalt ze heel diep adem, en ik weet dat het niet goed kan zijn.
“Er staat patrouille waar jullie Nicole en Tessa hebben afgezet. Ik heb ze ondertussen ook gezien. Nicole passeert er elke dag.”
“Hebben ze-”
“Nee, ze hebben ons nog niet gevonden. En nog iets… Ik denk dat het nog minstens een week duurt voor ik eruit ben hoe de chips werken. Als ik al iets vind.”
Ik knik, en dan, beseffende dat ze dat natuurlijk niet kan zien, hum ik een ‘uh-huh’.
“Hou vol, Do.”
Met een zucht leun ik tegen het hokje en ik druk mijn vingers tegen mijn voorhoofd, waar een intense hoofdpijn op komt zetten. Er zit niets anders op. Wanneer is de laatste keer dat ik een keuze had?
Reacties:
Die laatste zin hakt er weer zó in .___.
Ik klem mijn armen om Bill heen, vooral om mijn eigen lichaam terug onder controle te krijgen.Ik vind deze op een bepaalde manier ook heel pakkend.
En ik wil meer Biiiiill. (I'm not a fangirl. Nooooo. Never.) Ik wil gewoon zo graag weten wat er met hem gebeurd is en met de andere jongens en wat er nu met Captain en iedereen gaat gebeuren en o.o Ik leef bizar mee met dit verhaal, wat ik bij het vorige hoofdstuk ook al zei (of het vorig-vorige) en. Ja. Het is zo heerlijk dat je hier verder mee bent gegaan. <3
Ik was heel blij verrast toen ik zag dat je meerdere hoofdstukken had geschreven! Ik heb ze allemaal snel achter elkaar gelezen en het las heeeeerlijk. Het is echt heel spannend, hopelijk blijf je in hetzelfde tempo doorschrijven!
(Dan ga ik mijn best doen om in een wat hoger tempo te reageren. (; )