Hoofdcategorieën
Home » Overige » Wat zij niet weten » De kus van een heilige
Wat zij niet weten
De kus van een heilige
Twee dagen nadat Jean en Francois het veldhospitaal hadden verlaten, werd hun groep al overgeplaatst. Ze wisten allemaal dat het ging gebeuren. De groep was te klein geworden voor de voorste linie door de laatste strijd en de kolonel had het hen gezegd de dag dat ze naar het veldhospitaal gingen. Jean stond aan het graf van Fons waar ze hem gisteren avond hadden begraven. Hij veegde een traan van zijn wang. Francois die naast hem stond legde zijn hand op zijn schouder. Jean nam de hand vast en kneep erin. Ook bij Francois rolden er tranen over zijn wangen. Ze hadden geen woord meer gezegd tegen elkaar sinds ze Fons hadden begraven. Uiteindelijk trok Francois zijn neus op, veegde de tranen weg en verbrak de ijzige stilte. "Ik stel voor dat we gaan voor dat ze zonder ons vertrekken." Jean bleef zwijgen en keek naar Fons' graf. Francois zuchtte triest. "Jean, ik weet dat het nu moeilijk is, maar je komt er wel bovenop." Jean bleef zwijgen. "Ik heb tegen hem gelogen," zei hij opeens zonder weg te kijken van het graf. "Wat?" "Ik heb tegen hem gelogen." Francois die al was beginnen stappen, kwam terug bij hem staan. Jean praatte verder. "Ik zei dat ik van hem hield, maar ik loog. Ik hield niet van hem. Toch niet echt. Ik zag hem graag en ik voelde me goed als ik bij hem was, maar ik hield niet van hem op de manier dat ik zou moeten. Niet op de manier die hij verdiende. Ik gaf hem valse hoop. Iets wat ik niet had mogen doen." Jean veegde een traan weg. Francois keek hem triest aan. "Je houdt van iemand anders, niet?" Jean knikte en deed zijn best om niet opnieuw te beginnen huilen. "Die jongen waarover je het had met Fons, die je naar hier bent gevolgd. Je zei dat je van hem hield..." Francois pauzeerde even. "Is hij degene waarop je echt verliefd bent? Waarvan je echt houdt?" Jean reageerde niet en liet de tranen over zijn wang glijden. Hij knikte zacht. "Zijn naam is Simon, Simon Doucet. Jaren geleden waren we vrienden, maar ik voelde meer. Meer dan vriendschap. Een ontembaar begeerte naar hem, naar zijn liefde. Ik hield van hem, nee, ik hou van hem. En ik haat mezelf erdoor. Het spijt me zo erg voor Fons. Dat ik niet van hem hield op de manier dat ik van Simon hou. Hij verdiende het zo erg. Hij was nog zo jong, hij had zijn hele leven nog voor zich. Er is geen moment waarop ik geen spijt heb van mijn daden. Spijt dat ik hem heb laten liggen terwijl ik hem makkelijk had kunnen redden. Ik heb zoveel spijt." Jean begon voor de zoveelste keer te huilen. Francois legde een hand op zijn schouder. "Jean, ik wil dat je me beloofd dat het niet voor niks is geweest. Dat je Fons niet voor niks hebt laten zitten. Beloof me dat als je ooit Simon terug vindt, je niet dezelfde fout zal maken. Beloof het!" Francois schudde Jean door elkaar en hij knikte. "Ik beloof het." Francois lachte. "Goed, laten we gaan. Voor ze echt zonder ons vertrekken." Jean lachte en allebei vertrokken ze. De reis naar het achterland duurde niet lang. Het achterland was een groot veld met vele tenten en soldaten. Er waren er wel duizend. "Geef acht!" Riep de Kolonel. De overgebleven soldaten van de strijd gingen allemaal mooi op een rij staan met een armen op hun rug. Hun kolonel liep van het begin van de rij tot het einde en telde nog tien soldaten. "Goed! Door het grote verlies van een paar dagen geleden, worden jullie overgeplaatst naar een nieuwe linie. Hier zullen jullie morgenvroeg naar toe worden gebracht. Vandaag en vannacht blijven jullie hier op het achterland. "Betekent dat dat we morgen weer naar de loopgraven moeten?!" Vroeg één van de soldaten paniekerig. De kolonel negeerde de vraag. "Ik raad jullie aan om goed uit te rusten. Morgen word een lange dag." De kolonel groette de soldaten nog een keer en liep toen weg. Vele soldaten verlieten de rij en gingen naar overal. Francois ging bij Jean staan. "Dus wat gaan wij doen?" "Ik stel voor om op zoek te gaan naar een slaapplaats zodat we dat vannacht niet meer hoeven te doen." Francois knikte. "Goed idee. Ik heb daar in de verte een paar tenten gezien. Misschien moeten we daar eens gaan kijken." "Oke. Klinkt goed." De twee vertrokken naar de tenten. Onderweg naar daar had Francois opeens last van een hevige hoestbui. "Alles oke?" Vroeg Jean toen hij klaar was. "Ja, ja. Komt waarschijnlijk door het roken." Francois hoestte opnieuw. Jean keek hem bezorgd aan, maar zei niks meer. Even later kwamen ze aan bij de tenten. De tenten stonden allemaal in een soort cirkel naast elkaar met in het midden iets wat waarschijnlijk een uitgedoven kampvuur was. Vele soldaten liepen in en uit te tenten. "En wat nu?" Vroeg Jean aan Francois. Hij dacht na en liep naar de eerste de beste soldaat die hij zag. "Pardon. Kunt u mij zeggen waar de slaapplaatsen zijn?" "Zijn jullie hier nieuw?" Vroeg de soldaat. "Ja," antwoordde Jean,"We zijn hier net aangekomen." "Met hoeveel?" "Tien." De soldaat knikte en wees naar de tent achter zich. "Daar is nog plaats voor een paar soldaten, maar ik weet niet of het er genoeg gaan zijn." "Bedankt," zei Jean tenslotte en hij en Francois vertrokken naar de tent. Toen ze de tent binnenkwamen zagen ze dat er inderdaad nog een aantal plekken leeg waren. Jean telde ze. "Er zijn nog zes plaatsen, dat is niet genoeg," zei Jean. Francois haalde zijn schouders op. "Maakt niet uit. Er zal nog wel plaats zijn in een andere tent en anders slapen ze maar buiten. Ik bedoel ze hebben weken in loopgraven geslapen. Een extra nacht buiten overleven ze heus wel." Jean knikte. Een van de soldaten uit de tent kwam bij hun. "Zijn jullie hier nieuw?" "Ja, we zijn niet toegekomen met een stuk of tien," antwoordde Francois. "Wel, hier zijn er nog zes plaatsen over. Installeer je maar, doe alsof je thuis bent." Jean lachte en gooide zijn rugzak op een van de bedden. Francois deed hetzelfde bij het bed naast hem. "Ik ga de rest even halen om te zeggen dat er hier een paar kunnen slapen en dat ze ook beter een slaapplaats gaan zoeken," zei Francois. Jean knikte en lachte en Francois liep de tent uit. De soldaat die hen had verwelkomt in de tent stak een sigaret op en ging bij hem staan. "Van welke linie komen jullie?" Vroeg hij na een trek van zijn sigaret te hebben genomen. Jean ging op de rand van zijn bed zitten. De soldaat ging op de rand van Francois' bed zitten en nam nog een trek. "Voorste linie," antwoordde Jean. "Met hoeveel waren jullie?" Jean zuchtte en dacht na. "Een stuk of vijftig, zestig." De soldaat trok zijn ogen wijd open. "Zestig!? Dat moet een zware strijd geweest zijn. Veel kamerraden verloren?" Jean keek triest naar zijn voeten en bleef zwijgen. De soldaat zag het. "Mijn naam is Gerard, trouwens." Soldaat strekte zijn hand uit. Jean nam hem en schudde hem. "Jean." De soldaat liet zijn hand los. "Waar kom je vandaan?" Vroeg hij. "Frans-Canada. Quebec om meer precies te zijn." "Quebec?" Jean knikte verbaasd. Gerard richtte zich naar de soldaten in de hoek van de tent. "Hey! Deze hier komt ook uit Quebec!" Een van de soldaten lachte en kwam bij hen staan. Jean schrok bij het horen van zijn lach. Hij herkende hem. Hij had hem jaren gehoord. Hij draaide zich om naar de soldaat en zag de prachtige, donkere ogen. De ogen die zoveel woede uitstraalden de laatste keer dat ze elkaar hadden ontmoet. Het was Simon die bij hen was komen staan. Jean kon zijn ogen niet geloven. Simon was terug. Simon keek hem aan zonder enige emotie. Waarschijnlijk wist hij niet wat hij moest denken. Gerard keek verbaasd van Simon naar Jean. "Kennen jullie elkaar?" Niemand antwoordde. "Ik laat jullie wel even alleen." Gerard stond recht en liep naar de andere soldaten in de hoek. "Simon...ik kan het niet geloven. Je bent echt hier." "Hou je mond." Jean stond recht en wou Simon vastpakken, maar Simon gaf hem een klop op zijn gezicht en duwde hem waardoor Jean op het bed viel. De soldaten keken verbaasd op. Simon wou Jean weer slaan, maar Gerard kon hem op tijd tegenhouden. "Simon, alsjeblief. Bewaar je krachten voor morgen." Simon trok zich los, gromde en liep de tent boos uit. Gerard hielp Jean recht. Jean wreef over zijn pijnlijke kaak. "Alles oke?" Vroeg Gerard. "Ja..." "Wat is er gebeurt?" Jean bleef zwijgen. Gerard bleef nog even bij hem staan,maar liep uiteindelijk toch terug naar de andere soldaten. Al snel werd het avond en zaten de soldaten rond het kampvuur. Vele van hen dronken bier en rookten sigaretten. Jean zat op de grond met zijn hoofd rustend op zijn knieën. Hij keek naar het kampvuur die hevig brandde in het midden van de groep. Jean herinnerde zich de zolder en hoe die volledig in brand had gestaan. Hij herinnerde zich het geroep van Vallier en Simon. Hij hoorde ze opnieuw schreeuwen in zijn hoofd. Hij legde zijn handen op zijn oren en kneep zijn ogen harder dicht. Opeens voelde hij een hand op zijn schouder. Hij schrok op en keek naar boven. Hij zuchtte opgelucht toen hij het bekende gezicht van Francois zag. Hij kwam naast hem zitten en knikte naar Simon die wat verder zat. "Is hij dat? Is dat Simon?" Jean zweeg en keek naar het vuur. "Ik hoorde van Gerard wat er gebeurt is nadat ik vertrokken ben. Is hij Simon?" Jean knikte en hield de tranen in zijn ogen in bedwang. "Ga met hem praten." Jean keek hem verbaasd aan. "Maak niet dezelfde fout als bij Fons. Ga." Jean lachte dankbaar, stond recht en liep naar Simon. Hij zat alleen op de grond wat verder van het vuur en las een brief. Jean zag het en wist over welke brief het ging. Simon had Jeans voetstappen gehoord en draaide zich geschrokken om. Toen hij zag dat het Jean was, veegde hij zijn tranen en stak zijn brief snel weg. "Waarom zit je niet aan het vuur. Het is er erg gezellig." Vroeg Jean om over ook maar iets te beginnen. "Je weet best waarom ik niet aan het vuur zit." Snakte hij hem toe. Jean zuchtte en ging naast hem zitten. Simon keek weg. "Simon, luister. Ik wil morgen niet sterven wetend dat jij mij nog steeds haat." Simon bleef zwijgen. "Simon..." Simon keek eindelijk op. "Luister, ik heb een paar dagen geleden de grootste fout van mijn leven gemaakt. Ik heb iemand heel dierbaar laten zitten een paar dagen geleden en ik heb er echt spijt van. Ik beloofde mezelf om niet dezelfde fout met jou te maken als ik je ooit zou terugvinden. Ik hou van je, Simon." Simon zweeg. "Ik heb je lief." Simon keek op. Jean bracht zijn lippen naar die van hem. Simon duwde hem van zich af en stond recht. Hij rende naar de tent. Jean keek naar Francois die alles van op afstand had gevolgd. Hij zag de tranen in Jeans ogen en wees naar de tent. Jean begreep het en stond recht. Hij liep de tent binnen. Simon lag op zijn bed. Hij speelde met een lucifer. Jean liep naar hem toe en blies de lucifer uit. Het werd donker in de tent. Het enige licht in de tent kwam van buiten. De gloed van het vuur scheen op Simons gezicht. Jean veegde een paar lokken uit Simons gezicht. Hij keek hem met betraande ogen aan. Simon sloeg Jeans hand weg. Jean zuchtte triest. "Simon, heb je enig idee hoe het is? Om verliefd op je te zijn? Om een hart te hebben dat niet gehoorzaamt aan wat mijn geest wil? Heb je enig idee hoe het is om verliefd op je te zijn en geen idee meer te hebben hoe mijn leven was voordat ik je ontmoette? Om elke avond in bed te liggen en aan jou te denken? En aan alle lieve dingen die je ooit aan mij zei en je later tegen Vallier zei? Om je te moeten loslaten ookal wil ik niet? Enig idee hoe het is om in je ogen te kijken en om te weren wat jij niet ziet in die van mij? Om een nieuw leven te beginnen zonder jou, een leven dat ik niet snap en de rest van dat leven te weten hoeveel pijn ik je heb gedaan?" Jean pauzeerde even en veegde zijn tranen weg. "Simon, ik weet dat ik mijn liefde voor jou, bij niemand anders meer zal voelen. En jouw lach bij niemand anders meer zal zien maar ik zweer je, als er iemand ooit naar mij kom en durft te zeggen dat hij meer van je houdt dan ik, zou ik zeggen dat hij maar eens zou moeten proberen. Ik zou met een man vechten, met een vrouw, ik zou met mezelf vechten als het ook maar iets goed zou kunnen doen." Jean huilde. "Heb je enig idee?" De woorden werden opgeslokt door het gehuil. Simon bleef zwijgen en keek weg. Jean veegde zijn tranen weg en stond recht om weg te gaan. Hij stopte even bij de opening van de tent en keek nog even naar Simon. Hij zuchtte triest en liep naar buiten. De rest van de avond hadden ze geen woord meer uitgewisseld. Helaas kwam de ochtend al snel en werd het snel tijd te vertrekken. Jean stak zijn spullen in zijn rugzak en keek even om naar Simon die op zijn bed lag en de brief opnieuw zat te lezen. Jean zuchtte diep en richtte zich weer naar zijn rugzak. Francois zag het en en legde een hand op zijn schouder. Jean lachte dankbaar. De kolonel kwam binnen. En wees een paar mensen waaronder Jean en Francois aan. Het waren dezelfde mensen die de dag ervoor waren aangekomen samen met Francois en Jean. "Jullie zes, over tien minuten bij de ingang. Jullie worden overgeplaatst" "Ja, kolonel!" Riepen ze bijna allemaal in koor. "Goed." De kolonel haalde een papier uit zijn binnenzak. "Dan verwacht ik uit deze tent ook Gerard Keizers en Simon Doucet over 10 minuten aan de ingang. Ook jullie worden overgeplaatst." Jean keek geschrokken naar Simon die verrast naar de kolonel keek. "Dat was alles," zei de kolonel tenslotte en vertrok weer. Simon rende hem achterna. "Heb jij even geluk," zei Francois. Jean keek hem verbaasd aan. "Hoe bedoel je?" "Simon gaat mee met ons." "Oh ja, heb ik even geluk dat ik mag zien hoe hij wordt dood geschoten door een of andere Duitser. Wat een geluk!" Zei hij zo sarcastisch mogelijk. "Jean, zo moet je het niet zien. Ik weet dat je bang bent om hem te verliezen na de dood van Fons, maar je mag de hoop niet opgeven." "Welke hoop?" Francois wou iets zeggen, maar werd onderbroken door een zware hoestbui. Gerard kwam bij hen staan. "Alles oke?" Vroeg hij aan Francois en legde een hand op zijn schouder. Francois knikte terwijl hij nog steeds hoestte. Jean keek bezorgd van Francois naar Gerard. Hij haalde zijn schouders op en liep terug naar zijn bed. Simon kwam terug de tent binnen en liep boos naar zijn bed. "Waar was je?" Vroeg Gerard. "Naar de kolonel. Mijn gedacht gaan zeggen." Gerard lachte. "En? Heeft het iets verandert?" Simon keek boos op en schudde zijn hoofd. Gerard lachte opnieuw en Simon maakte zijn rugzak.
In de nacht kwamen ze aan in de loopgraven. Iedereen ging onmiddellijk opzoek naar de beste slaapplaats. Toen iedereen geïnstalleerd was, gingen de meesten slapen. Sommige rookten nog even of praatte wat met elkaar. Jean ging op zijn slaapplaats zitten, wat gewoon een gleuf in een van de wanden van de loopgraaf was, en haalde een deken uit zijn rugzak. Hij sloeg het om zich heen en ging liggen. Hij keek naar Simon die wat verder lag in de loopgraaf. Hij rilde van de kou. Jean stond op en nam zijn deken. Hij hurkte bij Simon neer en legde het deken over hem. Het rillen verminderde. Jean lachte en liep terug naar zijn slaapplaats. Francois zat op een gleuf voor hem en rookte een sigaret. "Als ik jou was, zou ik niet roken met die hoest van jou." Francois haalde zijn schouders op en nam nog een trek. Jean lachte en ging zitten. "Ik zag wat je deed bij Simon. Het was erg aardig van je." "Apprecieerde hij het maar. Hij haat het als ik aardig ben tegen hem." Francois zweeg even. "Wat is ooit tussen jullie gebeurd? Waarom haat hij je zo?" Jean keek weg. "Ik...ik heb iemand van hem afgepakt. Iemand zeer dierbaar. Zijn naam was Vallier, Vallier De Tilly. Hij is gestorven in een brand, een brand die ik had gesticht. Ik dacht niet na, ik was zo kwaad. Ik kreeg onmiddellijk spijt van mijn daden en heb Simon uit de brand gered, maar heb Vallier laten liggen." "Je hebt zijn leven gered, maar toch haat hij je? "Hij weet het niet, hij weet niet dat ik zijn leven heb gered. Het zou trouwens toch niets uithalen. Hij haat me toch" Francois keek naar Simon. "Ik hoop dat je je belofte houdt, Jean." "Waarom?" "Morgen moeten we vechten."
Francois had niet gelogen. De soldaten werden wakker door een ontploffing niet zo ver van de loopgraaf. De kolonel riep hen op. De soldaten grepen zo snel als ze konden hun geweren en kropen over de loopgraven naar het niemandsland. Een granaat ontplofte niet zo ver van Jean. Hij vloog een beetje verder weg, maar stond zo snel hij kon weer op. Jean keek voor zich en zag Simon lopen. Jean keek wat verder en zag een granaat door de lucht vliegen. Hij vloog recht op Simon af. Jean rende zo snel hij kon naar hem toe, greep zijn middel en sprong aan de kant. Ze rolde net op tijd in een put. De granaat ontplofte een paar meter verder van hun, Jean voelde het met werd niet geraakt. Toen de wind die de ontploffing had veroorzaakt, was gaan liggen, richtte Jean zich weer op Simon die onder hem lag. Hij schudde hem door elkaar en riep zijn naam boven de klank van de geweerschoten. Jean kreeg geen reactie. Hij draaide hem om. Op zijn hoofd had hij en serieuze schram. Jean zag nu pas de steen die onder hem lag. "Shit!" Hij tilde hem op en droeg hem op zijn rug naar de overkant. Na een tijd kwam hij aan. "Help! Iemand!" Gerard en Francois kwamen aangelopen. Jean legde Simon op de grond. "Zuster!" Riep Gerard en bijna onmiddellijk kwam een zuster toe me een draagbed en bracht hem weg met nog een andere zuster. Jean wou hem achterna, maar Gerard hield hem tegen. "Jij moet bij hem in de buurt blijven, Bilodeau. Één zieke is meer dan genoeg," snauwde hij hem toe en liep de zusters achterna. Francois kwam bij hem staan. "Waar ging dat allemaal over?" Vroeg hij. "Geen idee," zei Jean verbaasd. "Geen idee..."
De volgende morgen stapte Jean een tent van het veldhospitaal binnen en liep naar er einde. Simon lag op een veldbed en ademde zwak. Een dokter ververste het verband rond zijn hoof en was juist klaar. "Hoe gaat het met hem?" Vroeg Jean aan hem. De dokter zuchtte. "Niet zo goed. Hij heeft een rake klap gekregen regen zijn hoofd." "Gaat hij het halen?" De dokter zweeg even. "De kansen op overleving zijn vrij klein. Het spijt me." Jean schrok en zijn ogen vulden zich met tranen. "Zou ik even alleen met hem mogen zijn?" "Ja, natuurlijk." De dokter pakte en paar spullen en verliet de tent. Jean ging naast Simons bed zitten en greep zijn hand. De tranen rolden over zijn wangen en zijn gehuil deed zijn stem trillen met elk woord die hij zei. "Simon, het spijt me zo erg. Ik heb geprobeerd je te redden, maar ik faalde. Ik hoop dat als je ooit wakker wordt, je mij kan vergeven. Ik heb zo hard mijn best gedaan, zo hard mijn best gedaan zodat jij mij ooit zou vergeven om wat ik je ooit heb aangedaan. Het was nooit mijn bedoeling om Vallier te doden, maar ik was zo kwaad, zo gekwetst. Ik was zo bang om te zondigen, om ziek te worden en daarvoor gestraft te worden, maar het maak niet meer uit. Een paar dagen geleden ben ik iemand zeer dierbaar verloren. Zijn naam was Fons. Hij was een soldaat net zoals wij allemaal. Hij was zo jong en hij hield van me, maar ik hield niet van hem. Ik hield van iemand anders, ik hou van iemand ander. Ik, ik...ik hou van jou. Dus heb ik hem laten stikken terwijl ik hem zo makkelijk had kunnen redden. Ik had van hem kunnen houden, ik wou van hem houden zoals hij verdiende, maar ik kon het niet. Ik kon mijn hart niet aan Fons of jou geven. Ik had gezworen om het God te geven, maar het maakt allemaal niet meer uit, want misschien sterf ik of jij morgen of vandaag en zal ik spijt hebben, mijn hele leven lang omdat ik nooit had kunnen doen wat ik wou. Jou liefhebben, jou strelen, jou kussen...ik geef het toe, Simon, ik ben ziek. Jij hebt mij ziek gemaakt. Ik zondig want ik hou van jou, met heel mijn ziel, met heel mijn hart. Jean stond recht en veegde zijn tranen weg. "Het spijt me," zei hij zacht. Jean bracht zijn lippen naar die van Simon en kuste hem zacht. Hij brak de kus en veegde een paar lokken uit Simons gezicht. Hij stond weer recht, draaide zich om en zag Gerard in de opening van de tent staan. Hij keek Jean woedend aan. "Ik zei blijf weg van hem." Hij liep naar hem toe en greep hem bij zijn kraag. "Hier ga je spijt van krijgen, Bilodeau, zoveel spijt..." Gerard liet hem los en liep woest de tent uit.
De dagen verstreken langzaam en Simon werd maar niet wakker. Jean gaf stilaan de hoop op tot dat Francois op een dag roepend naar hem toe rende. "Jean! Jean!" Francois kwam bij Jean staan die hem verbaasd aankeek. "Jean, ik heb nieuws van het veldhospitaal. Het gaat over Simon." Jean trok zijn ogen wijd open. "Wat is er?! Wat is er met Simon?!" Vroeg hij paniekerig. Francois lachte. "Geen zorgen. Hij gaat goed met hem. Ik kwam zeggen dat hij zelf wakker geworden is." "Maar dat is fantastisch!" Riep Jean lachend. Hij sloeg zijn armen om Francois' nek die lachte door de reactie van zijn vriend. "Jean, je moet naar hem toe!" Jean liet Francois los en keek hem verbaasd aan. "Waarom?" "Omdat je zijn leven hebt gered en je hem dat moet zeggen. Misschien vergeeft hij je hierdoor alles wel." "Dat zal niet gaan," zei Jean triest. Francois geloofde zijn oren niet en werd kwaad. "Wat?! Hoe bedoel je 'dat gaat niet'? Jean, je hebt beloofd dat..." Jean liet hem niet uitspreken. "Francois, luister, het zal niet gaan omdat ik vandaag weer word overgeplaatst." Francois trok zijn wenkbrauw op. "Nu al? Je bent hier nog maar net. Waar ga je heen?" "Tweede linie. Ik was echt graag nog eens bij Simon geweest, maar de kolonel staat het niet toe. Hij zegt dat er geen tijd voor is." Francois zweeg even en dacht na. "Misschien kan ik naar hem toe gaan," zei hij na een tijd. "Zou je dat echt voor me willen doen?" "Natuurlijk! Daar heb je toch vrienden voor." Jean sloeg opnieuw zijn handen om Francois' nek die net als de vorige keer lachte. Wat verder keek Gerard de twee vrienden met een dodelijke blik aan. Hij had alles gehoord en gezien en was er niet blij mee.
Tegen de middag vertrok Jean met samen met een paar andere soldaten naar de tweede linie en die avond vertrok Francois naar het veldhospitaal. Gerard volgde hem van op en paar meters afstand. Toen de twee ver genoeg van de loopgraven waren, kwam Gerard in actie. "Hey!" Riep hij en Francois draaide zich om. Nog geen seconde later voelde hij hoe een kogel zich in zijn maag boorde. Hij koste wat bloed uit en viel op de grond. Hij zag Gerard een paar meter verder staan met een geweer in zijn handen. Hij liet het zakken en ging bij Francois staan. Toen hij bij hem aankwam, lachte hij gemeen en schudde zijn hoofd. "Oh, Francois. Domme, domme Francois. Had je nu echt gedacht dat ik je zomaar naar Simon zou laten gaan zodat je hem kon vertellen dat die klootzak van een priester zijn leven heeft gered. Dat kan ik Simon toch niet aandoen. Ik kan hem toch niet besmet lagen worden door Jean. Ik had hem trouwens al gewaarschuwd om uit zijn buurt te blijven, maar hij wou niet luisteren. Hij is ziek en als hij denkt dat hij Simon dat ook kan maken, mag hij dat mooi vergeten." Er rolde een traan over Francois' wang. Gerard zag het en lachte. "Oh, geen zorgen, speciaal voor jou zal ik Jean een klein beetje sparen. Ik zal hem een brief sturen met daarin dat zijn goede vriend, Francois ziek is geworden en hierdoor een langzame, maar pijnloze dood is gestorven en niet dat hij op een gruwelijke manier is vermoord door iemand die hij zag als een vriend. Gerard herlaadde zijn geweer en richtte het op Francois' hoofd. "Dag Francois." Was het laatste wat Francois hoorde voor er een kogel in zijn hoofd werd geschoten en er niets anders overbleef dan stilte en duisternis.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.