Hoofdcategorieën
Home » De Kronieken van Narnia » A place called Narnia, You Said? » The Mouse And The Pevensie-kids
A place called Narnia, You Said?
The Mouse And The Pevensie-kids
Het grijze ding springt op me en duwt me zo omver. Verward frons ik mijn wenkbrauwen en slaak ik tegelijk hoge kreetjes. Het wezen dat me zojuist gevloerd heeft, is een uitzonderlijke grote muis, met een minizwaard in zijn pootjes. ‘Geef je over, schurftig hondsvot!,’ Piept het beest. Mijn ogen trekken zich wijd open maar versmallen direct weer wanneer de muis me met spleetoogjes aanstaart. ‘Ga je me doorboren met een naald?’ vraag ik niet zonder sarcasme. ‘hm, Je bent wel origineel,’ zegt de muis goedkeurend terwijl hij met zijn pootje langs zijn snorharen strijkt en me met twee bruine kraaloogjes tevreden aankijkt. ‘Zet je recht, pak je wapen en vecht met me,’ roept hij heldhaftig terwijl hij van me af wipt. Aangezien ik geen ander wapen dan de stiletto in mijn broekzak bezit, zet ik me recht en vis ik mijn vaders oude wapen er uit. De muis knort goedkeurend. ‘In de houding, meneer,’ piept hij nog eens terwijl hij in een houding gaat staan die ik wel eens op plaatjes tijdens de geschiedenis les gezien heb.
De muis staart me zowel dreigend als verwachtingsvol aan zodat ik me maar plaats zoals hij het voor doet. Caspian zit van op een boomstronk geamuseerd toe te kijken. Hij lijkt deze voorstelling uiterst vermakelijk te vinden. Gepikeerd dat ik door een muis wordt aangevallen en een gek me daarom nog zit uit te lachen ook, neem ik een paar stappen achteruit. Op het moment dat de muis begint te lopen struikel ik over een uitstekende wortel en tuimel ik achterwaarts de heuvel af, een klein meertje in. Proestend kom in weer boven water. Kliedernat. Boven me hoor ik gelach, en wanneer ik omhoog kijk, zie ik de muis die niet meer bij komt van het lachen en Caspian die me grijnzend aan staart. Ik loop drijfnat naar de oever en zie dat Caspians grijns en het gelach van de muis direct verdwijnen. De muis draait zich om met zijn pootjes tegen zijn ogen gedrukt en ik voel de blik van de jongeman naar een punt zo’n twintig centimeter onder mijn kin glijden. Snel kijk ik naar beneden en merkt ik dat het water mijn rondingen zichtbaar heeft gemaakt. Aarons witte hemd maakt het er ook niet beter op. Beteuterd sla ik mijn armen rond mijn borst heen en loop ik gefrustreerd en een beetje boos het bos in een roepende Caspian negerend. Ik geloof dat ik nog geen 200 meter gelopen heb, wanneer ik alweer op van die gekke lui stoot. Deze keer zijn het twee jongens, waarvan één de leeftijd van Caspian heeft, en twee meisjes die allebei een lang kleed aan hebben dat ik nog niet voor 10 miljoen pond aan zou trekken.
Opnieuw krijg ik een heel resem wapens op me gericht. Dit keer twee zwaarden en een pijl en boog. ‘Fijn hoor, wat een gastvriendelijk volk is dat hier,’ zeg ik terwijl ik in een grote boog langs hen heen probeer te lopen met mijn armen nog steeds om mijn borst geslagen. Uit mijn ooghoeken zie ik de vier verbaasde blikken naar elkaar werpen. Op dat moment hoor ik paardenhoeven en een stem die ‘Peter! Hou haar tegen roept,’ Fijn daar heb je hem weer, denk ik wanneer ik de stem herken. Caspian. Waarom loopt die nou weer achter me aan?
De jongen die Peter blijkt te heten verspert me de weg en grijpt mijn arm vast. ‘laat me los,’ gil ik buiten mezelf van woede. ‘ Wat heb ik gedaan dat iedereen hier steeds van alle scherpe dingen in mij wil prikken? Zijn het geen zwaarden dat zijn het pijlen of tandenstokers!’ Caspian drijft zijn paard zo, zodat hij recht voor me staat. ‘Kalm nou,’ zegt hij terwijl hij naar Peter knikt die me meteen weer los laat. ‘Uit de weg,’ sis ik zachtjes. ‘Nee,’ zegt Caspian simpelweg. ‘Dan niet,’ zeg ik terwijl ik me omdraai en naar de meisjes loop.
Ik ben net een centimeter of wat groter dan degene met de boog. De kleinste kijkt me nieuwsgierig aan. ‘Hallo,’ zeg ik nepvriendelijk terwijl ik mijn hoofd schuin houd en mijn lippen in een geforceerde glimlach pers. ‘Weet jij misschien de dichtste weg naar Londen?’ Magische woorden, zo blijkt. Meteen heb ik de aandacht van alle vier de reizigers. ‘Londen, zei je?’ zegt Peter die veelbetekenende blikken naar de anderen stuurt. ‘Ja, Londen, ja, weet je het zijn?’ vraag ik hoopvol. ‘Wat is Londen?’vraagt Caspian die ondertussen afgestegen is en er bij is komen staat. ‘Ha-ha, grappig hoor,’ zeg ik sarcastisch. ‘Wat een humor,’ Ik rol met mijn ogen. ‘Hij weet het echt niet, hoor,’ zegt het kleinste meisje vriendelijk.
Ik kijk terug naar Caspian die inderdaad een oprecht verbaasd gezicht trekt. ‘ Londen is de hoofdstad van Engeland,’ zeg ik alsof ik hem uit leg dat één plus één twee is. Daarmee valt het ook het best te vergelijken, vind ik zelf. ‘Waar ben ik eigenlijk?’ vraag ik aan het kleinste meisje. ‘Narnia,’ zegt de zwartharige jongens in haar plaats. Ik krul mijn onderlip en speur mijn verstand af of ik ooit van een plaats die ‘Narnia’ heet heb gehoord. ‘Narnia, Narnia, Narnia’ mompel ik. ‘Nog nooit van gehoord, ligt dat in Schotland of zo?’ Toen ik dat zei barsten het kleinste meisje en de zwartharige jongen in lachen uit. ‘Narnia ligt niet in Engeland,’ hikt de jongen die tranen in zijn ogen krijgt van het lachen. Is dat nou zo grappig? Ik merk dat de grootste twee allebei een geamuseerde glimlach op hun gezicht hebben. ‘Nee waar dan wel? Frankrijk?’ vraag ik verder waarop ook Peter en het grootste meisje beginnen te lachen. Geïrriteerd sla ik het hele gedoe gade terwijl Caspian aan niemand in het bijzonder vraagt wat Schotland en Frankrijk zijn. ‘Ge-stoord, Stuk voor stuk,’ prevel ik terwijl ik het lachende viertal en de verbaasde Caspian nog een laatste blik geef, voor ik ervandoor probeer te gaan. ‘Hé,’ zegt Caspian die mijn plan in de mot heeft. ‘Wat?’ snauw ik terwijl ik mijn arm los ruk. ‘Ik weet je naam nog niet,’ zegt hij. ‘Die weet je wel, en trouwens; wat kan jou dat wat schelen wat mijn naam is?’ zeg ik geërgerd omdat dit stelletje idioten me ervan weerhoud terug naar huis te gaan.
‘Veel, net zoals het me kan schelen waarom jij je voordoet als een jongen, je mijn vrienden ondervraagt over plaatsen waar ik nog nooit van gehoord heb en je drijfnat rondloopt,’ ratelt hij af terwijl hij op zijn vingers meetelt. ‘Ik doe me voor als een jongen omdat ik dat leuk vind, jij hebt nog nooit van die plaatsen gehoord omdat je een idioot bent en ik ga heus niet dood hoor, van in natte kleren rond te lopen.’ Zeg ik hoewel ik me geflatteerd voel omdat hij het zich aan trekt dat ik zeiknat ben. ‘Dus als je het niet erg vind, ga ik nu op zoek naar huis. Saluut!’ Ik wuif nog eens naar hem om mijn ‘saluut’ kracht bij te zetten...
Reacties:
serieus,, je kunt echt heel goed schrijven ,, en op de een of andere manier maakt het me aan het lachen ,, mwaaah,, ga nu meteen verder lezen..
‘laat me los,’ gil ik buiten mezelf van woede. ‘ Wat heb ik gedaan dat iedereen hier steeds van alle scherpe dingen in mij wil prikken? Zijn het geen zwaarden dat zijn het pijlen of tandenstokers!’*plat* Hoe froog kan je het maken?
Echt een geweldig verhaal!
Caspian een idioot?
Nou, ik zal wel in Narnia komen om hem te troosten