Hoofdcategorieën
Home » Overige » The unknown ones (SA's) » Lovers' loss
The unknown ones (SA's)
Lovers' loss
Er waren al twee dagen voorbij gegaan, en Ray had nog steeds niet gereageerd op haar berichtjes. Eyla begon ongerust te worden. Met een dikke jas aan stapte ze op de fiets. Het was winter, en lichte sneeuwvlokjes kwamen naar beneden gezeild. Eyla was op weg naar het bos, naar het plekje waar Ray en zij vaak heen gingen. In het bos lag zo’n dik pak sneeuw dat ze niet meer kon fietsen, dus ze zette haar fiets op slot tegen een boom. In de sneeuw waren wel voetsporen zichtbaar van meerdere personen. Ze besloot deze voetsporen te volgen. Plotseling trilde haar mobieltje in haar zak. Snel trok ze haar handschoenen uit, en ze keek wie er belde. ‘Mam mobiel’. Teleurgesteld nam ze op. ‘Hey! Eyla hier.’ ‘Hey meis, waar ben je?’ ‘Ik ben bij Ray, wandelen in het bos.’ ‘Ben je wel voor het avondeten terug?’ ‘Ja mam. Tot vanavond!’ Ze hing op. Nadat ze nog een stukje had gelopen leunde ze tegen een boom. ‘Waar is hij nou?’ Ze was ook al bij zijn huis geweest, maar zijn moeder had gezegd dat hij was gaan wandelen. Hier stonden geen voetsporen meer in de sneeuw, en Eyla besloot om terug naar huis te gaan. ‘Hoe vaak heb je me hier gezien met haar?’ Ze schrok zich een ongeluk, en draaide zich met een ruk om. ‘Ray?’ Ze keek recht in zijn ogen, die een beetje boos stonden. ‘Waar heb je het over? Wie dacht je dat ik was?’ Hij zei niets, maar plotseling werd alles zwart voor Eyla.
Toen ze weer bijkwam merkte ze dat ze vast zat aan de boom. Haar jas met daarin haar fietssleutel en mobieltje was weg. Ze had een prop in haar. Verwilderd keek ze om zich heen. En toen zag ze het: Ray die stond te zoenen met een meisje. Ze probeerde uit alle macht om los te komen en te roepen, maar het lukte niet. De touwen schuurden enkel haar armen en haar buik. Toen er bloed begon te verschijnen stopte ze. Het werd steeds kouder zonder jas, en Eyla begon te trillen. Het was al aardig donker, etenstijd was misschien zelfs al wel voorbij. Het meisje was inmiddels verdwenen, samen met Ray. Toen zag ze wat bewegen, iets blauws. Het leek bijna op een aliën, maar dan groter. Ze drukte zich bang tegen de boom. Even plotseling was het weer weg. Zenuwachtig begon Eyla aan de schors van de boomwortel naast zich te peuteren. ‘Hoe vaak heb je me hier gezien met haar?’ Eyla keek op naar Ray, met doodsangst in haar ogen. ‘Stop hiermee. Maak me los!’ ‘Hoe vaak?!’ ‘Nooit. Echt, nooit!’ Het bloed op haar armen was inmiddels bevroren, en het deed pijn. ‘Mag ik alsjeblieft mijn jas?’ ‘De winter is bijna voorbij.’ was het enige wat hij nog zei voor hij verdween. Een kleine traan trok een ijskoud spoor over haar gezicht. Haar ogen prikten, en ze zag gekleurde vlekken. Uiteindelijk viel ze in slaap.
Het was nog steeds donker toen ze bibberend wakker werd van geluiden. Ritselen in combinatie met een hoge piep. Ze keek verwilderd om zich heen en duwde zich iets verder tegen de kale, koude stam van de wilg aan. Haar benen voelden stijf aan, en de haren op haar armen stonden overeind. In de verte hoorde ze het water van het stroompje, dat niet helemaal dichtgevroren was. Ineens zag ze weer een bewegende vlek. In het donker kon ze niet zien welke kleur. Wel zag ze dat het niet een maar twee vlekken waren. ‘Ik moet volhouden tot morgenochtend! Er komen vast wandelaars die me zullen vinden.’ Om wakker te blijven begon ze met haar nagels in de boom te krassen. ‘Ray’. Ze zuchtte. ‘Parijs.’ Daar zouden ze deze zomer heen gaan samen. Haar nagels deden nu ook pijn. Als ze heel goed keek leken ze in het licht van de maan wel donkerblauw. Plotseling hoorde ze zijn stem weer: ‘Hoe vaak heb je me met haar gezien?’ ‘Nooit, ik zweer het, nooit.’ Ze zag hem niet staan, maar ze wist zeker dat hij tegen haar praatte. ‘Alsjeblieft. Nooit.’ Het kwam er heel zacht uit, waarschijnlijk kon hij haar niet eens meer horen. Koude druppeltjes van haar bevroren adem kwamen op haar armen terecht. ‘Nooit.’ Ze begon ontzettend te trillen, en langzaam zakten haar ogen dicht.
Een vroege zonnestraal scheen recht in haar gezicht. Met een ruk schoot ze overeind. In haar slaap had ze haar armen open gekrabd. Het stroompje klonk nu luider in de verte, maar verder was het doodstil. Geen vogels, geen hoge pieptonen. In een ooghoek zag ze weer beweging, en ze wilde weer tussen de wortels van de boom kruipen. Maar tot haar verbazing waren er geen touwen meer die haar vasthielden. Ze stond weifelend op. ‘Was ze gek geworden of had hij haar vrijgelaten?’ Zwalkend liep ze voetje voor voetje over het bospad. Ze voelde haar benen niet meer, en strompelde tot aan het stroompje. Met haar kleren aan liep ze een stukje het water in. Ze dompelde haar armen onder, en spoelde het bloed weg. Hierdoor werd het bloeden alleen maar erger, maar ze merkte het niet. Ze zat alleen maar te piekeren over Ray, hoe ze ooit om hem heen had gehangen, hem knuffelde en…
Ze liet zich op haar knieën in het water zakken. Het kwam nu tot haar neus. Eerst ademde ze diep in door haar neus, en daarna weer uit. Toen ademde ze door haar mond, zo diep als ze maar kon. Het water kwam meteen haar mond binnen, en ze ademde het in. Ze zou slapen, net als de winter. Die was bijna voorbij. Niet meer ronddwalen door donkere bossen. Niet meer bewegen. ‘Nooit, Ray. Nooit.’
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.