Hoofdcategorieën
Home » De Hongerspelen » Finnick » 15.
Finnick
15.
Finnick, wakker worden.
Ik kan niet. Ik zwem in het donker. Alles is zo zwaar.
Finnick, open je ogen.
Mijn oogleden wegen een ton. Ik wil mijn handen optillen naar mijn gezicht, ik stuur signalen naar mijn spieren maar de beweging sterft uit als een rollende golf over het strand. Ik ben zo moe. Laat me.
Finnick, ze komen eraan.
Een koude vuist dreunt tegen mijn borst. Mijn hart slaat terug. Eén, twee, één, twee, één-twee één-twee één-twee eentwee eentwee eentwee. Paniek bruist in mijn bloed, mijn longen vechten om meer lucht, mijn oppervlakkige ademhaling wordt dieper, sneller, luider. Het slaperige gevoel probeert me kopje-onder te trekken, verleidelijk als een warm bad. Mijn hart slaat nog wilder, pompt bloed naar alle uiteinden van mijn lijf, adrenaline raast door mijn aderen als een orkaanalarm door een stille straat.
Finnick.
Ik woel met beide handen door het troebele water in mijn hoofd. Puzzelstukjes komen bovendrijven. Een moeras. Een drietand. Haaien. Dode kinderen. Zilveren parachutes. Kanonschoten. Slangen. Spookachtige gezichten aan een nachthemel. Alligators met tanden als dolken. Bloed, bloed in het water, bloed aan mijn handen.
Finnick.
De Arena. De Hongerspelen. Ze komen eraan, ze zijn vlakbij. Tributen met zwaarden en speren en messen en giftige tanden en schubben op hun huid. Ze hebben me gevonden. Ik moet me bewegen, ik moet vechten, ik moet hier weg.
FINNICK!
Het stemmetje in mijn hoofd breekt eindelijk door de zware slaap. Mijn lijf spant op als een zweepslag, mijn ogen schieten open, een schreeuw werkt zich omhoog door mijn keel. Ik grijp naar mijn drietand, maar mijn hand vindt enkel-
Lakens?
De verwarring stookt mijn paniek enkel verder op. Al mijn zintuigen slaan tilt. Ik schiet overeind, krabbel achteruit weg tot mijn rug iets raakt en duik in elkaar tot een trillend hoopje niets. Ik probeer mijn omgeving te begrijpen. Het water is weg, net als de bomen, de lianen, de vochtige lucht. Ik zie witte muren en een plafond. Ik lig op een bed met witte lakens. De ramen zijn verduisterd maar het plafond geeft een zacht schemerlicht af zodat de kamer niet helemaal donker is.
Een deur gaat open, twee mannen in identieke witte kledij komen binnen en ik sla helemaal door. Ik heb niks om me mee te verdedigen dus ik schiet van het bed af en zet me schrap in de verste hoek van de kamer, schreeuwend als een demon. De mannen komen langzaam dichterbij, maken kalmerende gebaren met hun handen maar blijven op afstand als ik wild uithaal.
'Finnick.' Een echte stem. In de deuropening zie ik sneeuwwit haar, een wandelstok, een gezicht dat ik herken.
‘Mags,’ piep ik. Het kan niet. Ze kan hier niet zijn. Mijn ogen halen trucs met me uit, of het is een valstrik van de Spelmakers.
‘Finnick, het is over. Je bent eruit. Je hebt gewonnen.’
Ik probeer de betekenis van haar woorden te vatten maar durf ze niet accepteren, bang om ze te verliezen als ik ontwaak uit deze droom en weer in die vervloekte arena sta. Maar het voelt te echt, het tapijt onder mijn voeten, de pijn in mijn gewrichten, het trillen van mijn lijf, de tranen die zonder waarschuwing over mijn wangen lopen.
Ze is hier.
Ik ben hier.
Het is voorbij.
Ik stort in elkaar als een kaartenhuisje. De zwijgzame mannen vangen me op en leiden me met voorzichtige handen terug naar het bed. Schuddend en bevend begin ik te huilen met gierende uithalen. Het is de ontlading, de opluchting, het is elke vierkante centimeter van mijn wezen dat in overdrive gaat om te vieren dat het nog leeft, maar het is ook zoveel pijn. Ik kan niet in woorden vatten wat er precies pijn doet, maar ik weet dat het besef zal dagen zodra mijn geest zichzelf begint te herstellen. Dus ik huil voor alle pijn die nog moet komen.
Het bed geeft mee naast me, een hand raakt mijn schouder aan. Ik duik in elkaar alsof de onverwachte aanraking een witheet brandijzer is. Dan zie ik Mags en ik huil nog harder. Ze sust me, houdt haar beide handen met de open palmen naar me toe zoals men zou doen met een gewond wild dier.
Voorzichtig neemt ze mijn rechterhand in de hare, wrijft over de trillende vuist tot mijn vingers zich ontspannen. Dan mijn linkerhand, mijn armen, mijn schouders, tot ze mij zacht maar dwingend in een omhelzing trekt. Ik krul me op, trek mijn benen tot tegen mijn borst, sla mijn armen om mijn knieën, laat me wiegen als een kind. Mags neuriet een oude melodie, een kinderliedje dat herinneringen en gezichten omhoog brengt. Mijn moeder. Mijn vader. Mijn zusje. Ik mag naar huis, ik ga hen terugzien. Ik heb mijn leven en mijn familie terugverdiend.
Mags neuriet voor me tot mijn ademhaling kalmeert en de resten van het kalmeringsmiddel in mijn bloed me opnieuw inpakken in de warme cocon van kunstmatige slaap. Ik adem diep in, ze ruikt naar zeezout en frisse lucht, alsof District 4 na haar lange leven in elke porie verankerd zit. Ze wiegt me als de golven en voor het eerst sinds de Boete, een eeuw geleden, ben ik niet bang om mijn ogen te sluiten.
De volgende dagen zijn een waas. Ik krijg een infuus en word bijna permanent onder verdoving gehouden, ze laten me enkel wakker worden om te eten maar ik mag mijn bed niet verlaten. Telkens wanneer ik bijkom zie ik het resultaat van de inspanningen van de Capitoolartsen: mijn huid glanst weer zoals op de openingsceremonie, alle wonden en schrammen van de Spelen zijn weggewerkt en zelfs oude littekens verdwijnen. Mijn handen zijn niet langer de handen van een zeeman, ze zijn glad en gaaf en vrij van eelt. De pijn in mijn gewrichten is weg. Mijn spieren voelen soepel en stevig, maar onnatuurlijk, alsof iemand anders ze in mijn plaats getraind heeft. Mijn haar voelt zijdeachtig aan en er kleeft een dure, pretentieuze geur aan mij.
Wanneer ze me eindelijk laten opstaan is het eerste wat ik wil doen een douche nemen, maar daar is geen tijd voor. Ik protesteer niet want ik mag eindelijk mijn kamer uit. Er ligt een outfit voor me klaar en even verdwijnt alle lucht uit de kamer: een bruine broek, een donkergroen hemd met een kap, waterdichte sportschoenen. Het uniform uit de arena. Met opeengeklemde kaken trek ik de kledingstukken aan en dan vind ik het halssnoer. Ik hang het zilveren zeepaardje zorgvuldig om mijn hals en haal een paar keer diep adem.
De deur gaat open en ik hoor in de verte mijn naam. Aan het einde van de gang staat mijn team op me te wachten. Illythia, met haar witblauwe haren in stijve golven en een glimlach zo breed dat de schubbenpatronen op haar wangen vervormen. Horatio, die razendsnel in zijn handen klapt en piept van opwinding. Zijn kraaloogjes blinken vochtig. Achter hem staan Valeria, Glaucus en Drusilla juichend te applaudisseren. En helemaal vooraan staat Mags, met haar handen om de knop van haar wandelstok en de warmste lach die ik ooit heb gezien op haar gezicht. Ze omhelst me zo stevig als ze kan en ik begrijp dat het niet de bedoeling was dat ze eerder in mijn kamer was. En ik herinner me dat we gefilmd worden en dat dit een officiële hereniging moet lijken tussen een winnaar en zijn mentor. Dus ik hou haar nog steviger vast.
Onder de dekking van het lawaai om ons heen en met haar gezicht verborgen achter haar haren, brengt ze haar mond naar mijn oor en fluistert, ‘Nog even doorbijten. Je bent bijna klaar, dan mag je naar huis.’
Nu weet ik wat Mags bedoelde met “bijna klaar”. De Spelen stoppen niet na de arena, de winnaar speelt na afloop nog een heel eigen finale met het Capitool als tegenstander.
Eerst was er de film met de samenvatting van de Spelen die publiekelijk moest worden bekeken. Alsof het nog niet erg genoeg was om over dat podium te moeten paraderen in al mijn glanzend opgepoetste winnaarsglorie met een hartbrekende glimlach op mijn gezicht gepleisterd, daarna moest ik op die afschuwelijke troon gaan zitten en drie uur lang naar een scherm staren waarop al mijn nachtmerries levensecht geprojecteerd werden, verknipt en gepresenteerd als een verhaal, als entertainment. En ik moest blijven lachen, want ik wist nooit wanneer de camera’s mij plots in een hoekje van het scherm zouden flitsen zodat iedereen de winnaar’s reactie op zijn eigen glorie kon zien.
Ik heb de Spelen gewonnen, dus het was logisch dat een groot deel van de tijd aan mij gewijd was, maar toch schrok ik van de hoeveelheid beeldmateriaal die ze van mij hadden. Tijdens het eerste halfuur met de Boete en de interviews werden er nog een aantal andere tributen in de spotlight gezet, voornamelijk tributen wiens dood later in mijn verhaal zou worden verweven. Maar zodra we in de Arena terecht kwamen, waren het bijna uitsluitend beelden van mij. Zelfs als ik gewoon in een boom zat te niksen of eindeloos door het moeras trok bleven de camera’s op mij gericht, vanuit minstens vier verschillende hoeken. De film knipte af en toe weg naar een dode tribuut of een bloederig gevecht, maar mechanisch, bijna geïrriteerd, alsof men enkel het meest noodzakelijke wilde laten zien om de loop van het verhaal te blijven volgen. Het duurde nooit lang voor ik weer op het scherm verscheen.
Het werd ongemakkelijk om mezelf zo doorlopend te zien, en zeker omdat de beelden duidelijk bewerkt waren. Het licht in de Arena viel nooit zo perfect, mijn ogen waren net iets te groen, de waterdruppels in mijn haar net iets te gechoreografeerd. Ik vroeg me af of de bewerkingen waren doorgevoerd voor de film, of dat dit de beelden waren die Panem tijdens de Spelen gezien had. Hadden de Spelmakers er bewust voor gekozen om mij specifiek aan te prijzen? Geen enkele van de andere tributen had een digitale make-over gekregen.
En de vraag die ik mezelf had gesteld in de Arena stak weer de kop op: had ik een voorkeursbehandeling gekregen? Had iemand ervoor gezorgd dat ik op cruciale momenten een duwtje in de rug kreeg, dat mijn pad net dat beetje makkelijker was? De korte flitsen van andere tributen bevestigden keer op keer mijn vermoeden. Ik was de enige tribuut die overstelpt was met sponsorgeschenken, anderen hadden geluk als ze één parachute kregen, en de meesten kregen zelfs helemaal niks. En ik was ook de enige die het niet aan de stok had gekregen met de beesten in het moeras. De andere tributen hadden het zwaar te verduren gehad met de slangen en de alligators maar tegen mij gedroegen ze zich als gewone dieren, niet als de computergestuurde mutilanten die ze waren. Een handigheidje met het beeldmateriaal van de keren dat ik ging jagen liet het lijken alsof ik me gewoon beter kon verweren tegen de monsters, maar ik zag het verschil.
En de doden. Allemaal passeerden ze de revue, hun dood in gruwelijk scherp contrast over het beeldscherm uitgesmeerd. De levens die ik genomen had: Sibell, Ridley, Ash, Scoria, Dazzle, Orris. De kinderen die ik zag sterven: de jongen van 3, de jongen van 11, Gabby, Gwinn, Chloe, Briar, Sequin. Alle namen en gezichten die mijn nachtmerries bevolken. En Loryn, het kleine meisje dat ik niet kon beschermen, die stierf in mijn armen en me liet zweren dat ik zou winnen. Ik had mijn belofte gehouden maar dat nam de pijn niet weg toen ik haar hele dood opnieuw moest beleven.
Na de film was ik volkomen murw geslagen door de emoties. Ik kon nog met moeite een lach op mijn gezicht forceren toen president Snow de winnaarskroon op mijn hoofd plaatste. Van het banket later die avond in de presidentiële villa kreeg ik nauwelijks iets mee, ik at en glimlachte en schudde handjes als een robot.
Dat was gisteren. Vanavond was er nog het laatste interview met Caesar, waar ik me doorheen heb gebluft met vage antwoorden en veel glimlachjes, en nu stap ik eindelijk op de trein die ons naar huis zal brengen. Ik heb net afscheid genomen van mijn team, Horatio herhaalde nogmaals dezelfde woorden die hij ook sprak in de Startkamer voor de Spelen begonnen. ‘Finnick Odair, het was een eer en een voorrecht,’ en toen barstte hij in tranen uit, ontroerd door zijn eigen meligheid.
Ik draai me om bij de deur voor een laatste geforceerde lach en een zwaai, maar ik blokkeer in mijn beweging. Langs een andere deur, aan het einde van de trein, wordt een houten kist ingeladen. Ik herken het standaard formaat en kleur, het zijn de doodskisten waarmee het Capitool de dode tributen verscheept.
Mags staat achter me als ik me omdraai en ze leest op mijn gezicht wat ik gezien heb. Ik begrijp het niet. Waarom is ze hier nog? Omdat niemand ooit op voorhand weet hoe lang de Spelen duren, worden de doden altijd meteen naar huis gestuurd.
‘Ik heb gevraagd om haar lichaam niet vooruit te sturen,’ zegt ze. ‘Ik dacht dat je wel aanwezig zou willen zijn op haar begrafenis.’ En die woorden raken me dieper dan alles van de voorbije weken bij elkaar opgeteld. Want het betekent dat Mags Loryn’s lichaam heeft tegengehouden op het moment dat ze stierf en ik mijn belofte deed. Mags geloofde dat ik erbij zou zijn om afscheid te nemen van Loryn, wat wil zeggen dat Mags geloofde in mijn belofte, zelfs toen ik nog niet wist of ik ze zou kunnen nakomen.
‘Mags?’ wring ik uit mijn keel. ‘Herinner je je dat gesprek nog dat we begonnen waren op de trein op weg naar de Spelen? Over wat het kost om de Spelen te winnen? Jij had toen gezegd...’
‘Als je wint, zetten we dit gesprek verder.’ Mags geeft me een droeve glimlach. ‘Ik denk dat je het antwoord op die vraag inmiddels beter kent dan ik. Maar als je erover wil praten ben ik er voor jou. Wacht gewoon nog even, gun jezelf een dag om thuis te komen.’
Ze begeleidt me tot aan de deur van mijn compartiment en wenst me welterusten. Voor ze de deur achter me sluit hou ik haar tegen. Ik vis in de kraag van mijn hemd en haal het snoertje met het zeepaardje over mijn hoofd.
‘Het heeft zijn dienst gedaan. Ik heb het niet meer nodig.’ Dat is niet helemaal waar. Ik heb elk steuntje, elk ankerpunt nodig dat ik kan krijgen, maar het halssnoer is niet van mij. Het zou niet juist zijn om het te houden. Net zoals Loryn begraven zal worden met haar schelp hoort het zeepaardje bij Mags. Ik leg het in haar hand en ze sluit er haar vingers om heen, drukt ze tegen haar hart.
Ik kruip tussen de gladde lakens, maar een uur later ben ik nog steeds klaarwakker. Mijn nerveuze vingers friemelen onophoudelijk aan het dekbed en de kussens. Ten einde raad sta ik op en open de kleerkast. Ik zie meteen wat ik zoek, een kamerjas met een dunne sjerp. Ik trek de reep stof uit de lussen en glip weer in bed. Oefen mijn knopen, een paalsteek, een waterknoop, een bandknoop, een kikkersteek, een lus... Ik voel de slaap komen voor mijn vingers stilvallen.
Reacties:
Het is vreemd hoeveel je er van kan genieten als je hart aan stukjes wordt geslagen door zo'n hoofdstuk.
Ik vind dit hele verhaal zo verdomd sneu en goed geschreven! Je beschrijft precies hoe ik, en waarschijnlijk ieder ander, over de spelen en het capitool denkt. En je kan echt goed emoties overbrengen
Auw!!
Dit hoofdstuk deed echt pijn.Arme Fannick.
Wel heel lief van Mags dat er voor gezorgt heeft dat Fannick nu op de begrafenis van Loryn kan zijn.
Top hoofdstuk
Mijn ziel was al in stukjes en jij hebt ze met dit hoofdstuk in brand gestoken en er om staan lachen. Dit deed pijn. Echt heel erg veel pijn. Arme Finnick.
I'm going to curl up in a ball and cry now.
Ik kwam er net achter dat ik een heel hoofdstuk Finnick gemist heb, hahah. Ja. Eh. Ja. Wat Emms zegt: 't is moooooi maar het doet pijnnnnn. Zeker omdat we weten wat Finnick heeft moeten doormaken in de nasleep van de Spelen, dat 'ie verkocht werd en zo, en oh jee. Dus, nou ja, helder en wakker als ik ben, ben ik heel benieuwd naar het vervolg. <3