Hoofdcategorieën
Home » Overige » schrijfwedstrijd » Kansen
schrijfwedstrijd
Kansen
Loslaten of vasthouden zijn lastige keuzes. Ik moet verder, maar wil terug. Herinneringen gaan door me heen. Hoe je me vasthoudt als klein meisje. De ruzies die we hebben gehad toen je ouder werd. De pijn die je hebt gevoeld als ik schreeuwde, terwijl ik je alleen maar heb willen beschermen tegen deze grote boze wereld. Nu kan ik je nog voor een laatste keer beschermen. De pijn die je voelt wegnemen. Het is mijn beurt om jou te beschermen voor een laatste maal. Het is lastig. Je bent net zo koppig als ik. De juiste keuze maken is moeilijk. De gevolgen zijn te raden, te voorspellen, te berekenen. Niemand weet welke het zal worden. Verlaat je me? Hebben we ruzie? Komen we nader tot elkaar? Kunnen we niet zonder elkaar? Alles tegelijkertijd?
Ik moet je loslaten. Ik moet verder. Jij blijft achter. Ik kan je niet missen, maar ook niet bij me houden. Jij hebt je eigen pad met je eigen keuzes, ik het mijne. De bossen zijn dicht en intens. Gevaren schuilen overal. Ik heb mijn leven willen geven voor jouw leven. Ik hoop dat het je goed gaat, veilig thuis. Je zult nu zelf sterk moeten zijn. Ik kan je niet meer beschermen. De kans dat ik hieruit kom is haast nihil, één op vierentwintig. Zorg goed voor jezelf.
De avond valt in. De kanonslagen zijn te horen over het gehele terrein. Camera’s houden me in de gaten, filmen me voor een miljoenen publiek. Ik weet niet wie me ziet, al is kijken verplicht. De kans dat juist ik in beeld ben is klein. Ik hoop van niet. Ik heb het koud, ben door en door nat geregend en bloed uit mijn arm. Ik moet me niet druk maken om hoe ik eruit zie, al knaagt het ergens wel dat ik er niet zo frappant uit zie nu. Ergens in de verte hoor ik gekraak van de takken op de grond. Ik ben er zeker van dat daar iemand loopt. Hopelijk komt diegene niet mijn kant op nu. Dan zijn mijn kansen redelijk klein om te overleven. Al mijn spullen zijn weg; verloren tijdens mijn vlucht.
De nacht vordert langzaam. Het geknars in het bos blijft aanhouden. Ik weet niet meer of het van dieren, mensen of de wind komt. De vermoeidheid slaat toe. Mijn benen ontspannen langzaam, waardoor de verzuring begint te branden. Mijn arm heb ik gebonden met een stuk loshangend shirt. Stemmen worden meegenomen door de wind. Ze lijken te naderen en te verdwijnen. Het gekraak neemt toe. Mijn oren zijn gespitst om alles op te vangen. Ik weet dat ze me zoeken. Daar is geen twijfel over mogelijk. Het geknars neemt alsmaar toe. Ze komen dichterbij. Ze komen eraan. Ik probeer hoger in de boom te klimmen, te verdwijnen. Mijn armen geven niet mee; kracht in mijn benen is er evenmin. Met een harde klap beland ik op de grond. Mijn kansen zijn gedaan.
Kruipend probeer ik me vooruit te werken; mezelf achter de boom verstoppen. Aan een laaghangende tak trek ik mezelf omhoog. Proberend mezelf opnieuw in de boom werken. Mijn benen werken helemaal niet mee. Het gekraak komt sneller op me af. Ze weten dat ik hier zit. Ze hebben me gehoord. Ik hoor ze joelen en mijn naam schreeuwen. Vluchtig kijk ik om de boom, al had ik dat beter niet kunnen doen. Cato vangt mijn blik en begint naar me te schreeuwen. De rest volgt snel. Ik raap een speer op die iets onder de bladeren ligt verstopt. Met goed mikken heb ik een kans dat ik ten minste één iemand zal raken. Al is de kans dat ik hem dodelijk raak niet zo groot. Mijn arm bloed heviger door alles spanningen die ik hem laat verrichten. Een speer vliegt langs me heen. Met al mijn kracht gooi ik de speer richting Glinster. Zij is het makkelijkst te raken van allemaal. De speer gaat op een haar na langs haar heen. Teleurstelling gaat door me heen; daar ging mijn laatste kans. Een tweede speer en een pijl zijn mijn straf en ik ontwijk ze maar net. Ze komen nog altijd dichterbij.
Cato trekt een speer voor zich uit de grond. Zijn ogen glazen in het licht van de fakkel die een ander hem voorhoudt. Ik weet dat ik deze niet zal kunnen ontwijken. Peeta staat ergens aan de zijkant. De tranen lopen over mijn wangen. Wegvegen kan ik ze niet. Onze blikken kruisen elkaar. Ik zie de pijn in zijn ogen, het verdriet. Zo gefocust op zijn blik, hoor ik niet dat Cato de speer geworpen heeft. Een scherpe pijn in mijn borst haalt me terug de werkelijkheid in. Angst is over mijn gelaat zichtbaar. Ik zie het weerspiegeld in Peeta’s ogen. Ik heb hem nooit kunnen vertellen dat ik daadwerkelijk van hem hield. Dat het niet alleen gespeeld was voor het Capitool. Nu zal ik de kans nooit meer krijgen.
Kansen zijn niet zo simpel als ‘ja of nee’, als ‘goed of slecht’ of als ‘leven en dood’. Er zit veel meer achter. Kansen zijn te voorspellen, echter ook weer niet. Niemand kan in de toekomst kijken. Mijn leven, jouw leven, het is een kansspel, een onvoorspelbaar kansspel. Iets wat we niet kunnen berekenen of kunnen raden. Toch doen we ons best, om er het beste van te maken. Om hier uit te komen, levend of dood.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.