Hoofdcategorieën
Home » Overige » Tears on my guitar » Deel 14: Bomen tellen
Tears on my guitar
Deel 14: Bomen tellen
‘Wat? Wat is er gebeurd? Vertel!’ reageer ik nu ook paniekerig.
‘Ik weet nog niet hoe erg het is, ik kan alleen zeggen dat hij tegen een lantaarnpaal is gereden terwijl Thomas hem rijles gaf.’
‘O God… en Thomas?’
‘Die is in orde, ma is al in het ziekenhuis en ik ga met Felix ook vertrekken naar daar, ga je mee?’
‘Natuurlijk. Wat dacht je nu?’
‘Oké we komen je wel halen, tot zo.’ zonder verder nog iets te zeggen legt Seppe af.
Ik sta te beven op mijn benen. Het is typisch Max om bij de eerste rijles al ergens tegen te rijden, maar ik ben doodsbang. Ik weet niet hoe erg de situatie is. Hij kan een gebroken arm of hersenschudding hebben of -in een erger geval- kan hij zelfs in coma liggen. Wat moet ik doen als mijn beste vriend in coma ligt? Als ik geen maatje meer heb om mijn vakantiedagen mee te slijten, om alles tegen te vertellen? Ik heb Max nodig, misschien harder dan ik tot nu toe zelf dacht.
‘Fi, gaat het?’ de stem de papa haalt me een beetje uit mijn trance.
‘Max heeft een ongeval gehad. Felix en Seppe komen mij -ons, als je mee wil- halen.’
Kya legt de banaan terug neer en komt me een knuffel geven.
‘Het komt allemaal wel goed,’ probeert ze me te sussen, maar het is moeilijk om haar te geloven. In mijn hoofd krijg ik beelden te zien van een auto tegen een lantaarnpaal geknald. Het metaal ingedeukt alsof het een klein doosje is en binnenin Max vol met bloed. Ik doe mijn best om dat beeld uit mijn hoofd te krijgen. Zo erg zal, mag het, niet geweest zijn. Maar andere beelden blijven door mijn hoofd spoken. Max in het ziekenhuis bebloed, in pijn, in coma, misschien zelfs… Ik laat de telefoon, die ik nog steeds in mijn hand had, vallen van de schok. ‘Niet zo denken.’ zeg ik tegen mezelf.
Kya raapt de telefoon op en legt hem op de salontafel. Ik ben nog geen centimeter verplaats, sta hier nog steeds verlamd. Ik hou mijn hoofd tussen mijn handen en probeer aan niets te denken. Zwart gat, zwart gat, zwart gat,…blijf ik in mijn hoofd herhalen om zo te voorkomen dat ik opnieuw beelden ga zien die er misschien niet zijn.
‘Fi, Seppe en Felix zijn er,’ zegt papa met een rustige stem. Ik lijk wat te ontdooien en ben plots weer bij mijn positieven. Ik loop naar de voordeur.
‘Kom je niet mee?’ vraag ik verbaast aan Kya.
‘Mag ik? Graag dan.’
‘Natuurlijk, waarom zou je in Godsnaam niet mee mogen?’ Ik kijk papa aan met een vragende blik. Ook hij volgt Kya nu naar de auto.
De hele rit is het muisstil in de auto, niemand zegt een woord. Iedereen is te gefocust op zijn eigen gedachten. Gedachten die ik bewust probeer af te leiden van wat ik straks in het ziekenhuis zal aantreffen.
Ik staar uit het raam, probeer de bomen langs de laan te tellen. Ze vliegen voorbij door het razende tempo van Felix, maar ik hou de tel bij.
Tegen de tijd dat we bij het ziekenhuis aankomen, heb ik wel honderd bomen geteld. Ongelooflijk saai, maar zo heb ik ten minste niet gedacht aan Max. We stappen met zen vijven de parking over, het ziekenhuis in. Felix vraagt aan de balie waar we Max kunnen vinden. De verpleegster wijst ons vriendelijk de weg. Ik doe geen moeite om te luisteren waarheen we moeten of wat ze nog meer zegt. Ik loop alleen maar als een soort bezetene zombie door de gangen achter de jongens aan met pap en Kya elk aan een kant van mij.
We lopen een beetje rond en komen volgens mij op de spoedafdeling. Rond me zie ik mensen wachten op een dokter om hen te helpen en dan weer de dokters nerveus rondrennen zodat iedereen geholpen wordt. Seppe spreekt een dokter aan die dan naar een deur wijst en daarna naar de wachtzaal.
Het dringt nu pas tot me door dat de situatie niet zo erg kan zijn. We zijn op spoed, maar de dokter wees naar een gewoon kantoor, geen operatiekamer en als Max in coma zou liggen, zouden we hier ook niet zijn. Ik begin me eindelijk wat te ontspannen en zie Ann en Thomas zitten in de hoek van de wachtkamer.
We lopen naar hen toe. ‘Hoe gaat het met hem?’ vraagt Felix.
‘Alles is in orde, jullie hoeven je geen zorgen te maken.’ Er valt een enorme last van mijn schouders en zo te zien ook van die van de anderen, want iedereen ziet er plots meer ontspannen uit.
‘Wat heeft hij dan? We dachten dat het iets ernstig was,’ vraag ik aan Thomas.
‘Hij heeft gewoon wat ribben gekneusd en een gebroken arm, maar omdat alles zo snel ging kon ik alleen maar een bericht sturen dat we een ongeval hadden gehad. Ik had geen tijd om alles uit te leggen.’ Ik knik als teken dat ik het begrijp en laat me op een lege stoel vallen.
Ik kijk de wachtzaal rond, een paar stoelen verder zit een koppel te wachten en aan de andere kant van de zaal en mama met een kindje. Ze probeert haar zoontje bezig te houden met spelletjes terwijl ze samen wachten.
Papa praat fluisterend met Ann, de broers zijn in een gesprek verwikkeld over het ongeval en Kya zit in stilte naast mij. Het lijkt alsof ze niet weet wat ze kan zeggen, bang om misschien iets verkeerd te zeggen ook al is daar geen reden voor, maar ik heb geen zin om de stilte te verbreken en blijf dus ook zwijgen. Ik kan niet beschrijven hoe ongelooflijk opgelucht ik ben, Max is in orde, hij heeft niets ernstig of levensbedreigend. Ik had me nooit zo’n zorgen moeten maken. Ik zou geen idee hebben wat ik zonder Max zou moeten doen.
‘Zo stil…’ zegt Kya na een tijd.
‘Sorry,’ fluister ik terug.
‘Aan Max aan het denken?’ Ik knik.
‘Niet boos zijn omdat ik dit nu zeg, maar soms begrijp ik echt niet waarom jullie geen koppel vormen. Jullie houden van elkaar dat kan ik zien, maar waarschijnlijk dus niet op die manier. Maar toch vind ik dat jullie een mooi stel zouden vormen. Ik heb nog nooit twee mensen gekend die zo’n speciale band hebben als jullie.’
Ik weet even niet wat ik moet antwoorden. Het is waar dat we die band hebben. Ik ben blij dat we die hebben, ik voel me meer verbonden met hem dan met iemand anders. Maar ik hou inderdaad niet van hem op die andere manier. Ik kan het me moeilijk voor stellen, wij twee samen, als koppel. Het klopt gewoon niet.
Als antwoord schud ik dan maar gewoon mijn hoofd, wetend dat Kya me zal begrijpen.
‘Een relatie zou bovendien die speciale band kapot maken,’ vul ik later nog aan.
‘Niet noodzakelijk…’
‘Nee, Kya. We zijn en zullen altijd gewoon vrienden zijn.’ Onbewust klinkt er bijna een teleurstelling in mijn stem, maar ik vermoed dat ze het niet gehoord heeft. Het was ook helemaal niet bedoeld om zo te klinken, ik vind de relatie, band die ik nu met Max heb goed. Perfect, friends for life. Kya doet blijkbaar geen moeite meer om verder te discussiëren over mijn liefdesleven en zwijgt weer.
Even later komt een bekend gezicht uit het kamertje dat de dokter daarstraks aangewezen had. Max kijkt ons lachend aan, zijn linkerarm in de gips en van die kneuzingen nu niets te zien. Ann staat op en loopt naar hem en de dokter toe.
Wanneer de dokter zijn uitleg heeft gedaan komen ze beiden weer naar ons. Ik sta snel op en hang meteen rond Max’ nek.
‘Laat me nooit meer zo schrikken,’ fluister ik in zijn oor. Max wrijft troostend over mijn rug terwijl ik me stevig tegen hem aandruk en dan uiteindelijk weer los laat.
‘Er is maar één persoon in dit kleine landje dat bij zijn eerste rijles tegen een lantaarnpaal zou knallen en dat ben jij natuurlijk,’ zegt Seppe om de iets wat gespannen sfeer te verbreken. Het helpt, we beginnen allemaal te lachen en door elkaar te praten terwijl we weer naar de uitgang van het ziekenhuis wandelen.
‘Kya wat doe jij hier eigenlijk?’ vraagt Max verbaast, ‘niet dat ik het niet leuk vind dat je hier bent natuurlijk,’ voegt hij er snel aan toe en slaat zijn arm rond haar schouder.
‘Ik was net bij Fi wanneer je broer belde.’
‘Ah zo, en hadden de meisjes plezier?’
We knikken allebei en lachen naar elkaar. ‘Fi heeft vertelt dat ze bekend gaat worden en Seppe stoorde net wanneer we ijs met fruit gingen eten.’ Ik zucht even om haar opmerking over dat ‘bekend worden’. Dit staat allemaal nog niet vast, het kan heel goed zijn dat heel dit idee uitdraait op een flop en ik terugkeer naar mijn gewone leventje zonder dat ik ooit bekend ben geweest, maar ik heb geen zin om dat nog maar eens uit te leggen dus hou ik mijn mond.
‘Oh, excuseer dames dat ik jullie vieruurtje verstoord heb.’
‘Het geeft niet. We weten ondertussen al wel dat jij ons meestal nodig hebt op de verkeerde momenten,’ plaag ik Max.
Op de parking aangekomen, verdelen we ons over de twee auto’s. De auto van Felix en die van Ann, die van Thomas is ondertussen al naar de garage gesleept. Ik ga samen met Kya en Max in de auto van Ann zitten, papa neemt vooraan naast haar plaats en de broers rijden gezellig samen in de Volvo van Felix.
‘En wat heb jij zoal nog meegemaakt terwijl Fi zo druk bezig was met haar keuze te maken?’ vraagt Max aan Kya wanneer we de parking afrijden.
‘Ik heb maar een saaie week beleefd hoor. Ik ben een paar keer met Lindsey naar het park geweest en ben begonnen met het maken van mijn koffer.’ Lindsey is het jongere zusje van Kya. Ze is nu ongeveer vier jaar denk ik. De mama van Kya, Karin is een chirurg en heeft dus ook een drukke agenda waardoor Kya mee moet zorgen voor haar zusje, maar ze doet dat graag.
‘Ah ja juist jij vertrekt binnenkort op vakantie.’
‘Ja, maandag. Nog twee daagjes dus,’ vertelt ze enthousiast.
‘Naar waar ga je nu weer?’ vraag ik benieuwd.
‘Spanje.’ Ik kreun even. Wat zou ik er wel niet voor over hebben om naar Spanje te gaan. Mijn verste reiservaring was onze Belgische kust en ik kan je verzekeren die is niet zo spectaculair. Tegenover Spanje is het water hier koud en vies en de jongens daar in het warme land zijn volgens mij ook veel mooier bruin dan al die bleekscheten die er hier rondlopen op ons vuil strand.
‘Sorry, Fi maar je weet hoe het zit,’ zegt papa. Hij zal mijn zuchtje gehoord hebben. Ik weet inderdaad hoe het zit. Papa werkt hard, maar zijn loon is alleen genoeg om van te leven, om eten te kopen, kleren voor mij en van die dingen, maar een vakantie kan er niet van af. Meestal vind ik dat geen probleem, ik amuseer me hier thuis ook wel, maar als Kya dan zo vertelt over haar vakantie krijg ik toch die drang om ook naar het zuiden te vliegen.
Ik staar weer uit het raam, deze keer zonder de bomen te tellen.
‘Vergeet mijn belofte niet,’ fluistert Max in mijn oor. Ik kleine glimlach vormt zich om mijn mond wanneer ik me zijn exacte woorden weer herinner 'Ooit neem ik je echt mee.' ja ooit zal ik die blauwe zee zien en hopelijk, zo veel meer.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.