Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » I've Come To Burn Your Kingdom Down » i.
I've Come To Burn Your Kingdom Down
i.
De normaal zo stijlvolle universiteit leek een carnavalsfeestje te vieren; de zuilen van de toegangspoort gingen volledig schuil onder banieren met de tekst “welkom studenten!” en toegevoegd kleurrijk commentaar en tekeningetjes door studenten, de standbeelden van gevleugelde zwijnen droegen feesthoedjes en oerlelijke stropdassen, en gekleurde flyers zweefden door de lucht in de vorm van papieren vliegtuigjes.
Dat was niet de eerste indruk die Harry van Zweinstein kreeg. Die had hij immers al gehad, al meer dan tien jaar geleden: aan zijn moeders hand, wandelend door de tuinen. Veel herinnerde hij zich daar niet van, maar hoe hij zich toen gevoeld had voelde hij zich op die eerste schooldag ook: alsof hij te klein was om hier te zijn.
De eerste stap in het gras was het zwaarste, ondanks dat hij er al tientallen keren eerder gelopen had, daarna voelde hij zich iets zelfverzekerder worden. Na een diepe teug adem in te nemen en zijn rug te rechten, liet Harry zichzelf toe te denken dat hij hier evengoed hoorde te zijn, net als alle anderen.
Toch schoot zijn blik door zijn bonte gezelschap, op zoek naar één bepaalde persoon. Tussen de mensen die in bloot bovenlijf frisbee stonden te spelen, een meisje dat zich in een bloemenbak probeerde te verstoppen en clusters schuchtere eerstejaars kon hij zijn neef echter niet vinden.
Dat was voor nu genoeg om zich de drukte in te wagen. Verschillende brochures en flyers werden hem toegestopt maar hij kon ze niet lezen, zijn aandacht werd langs alle kanten afgedwongen.
Hij volgde het pad dat tussen goedverzorgde gazonnetjes en een allegaartje aan gebouwen liep. Ondertussen waren de mozaïeken van het wapenschild van de school niet langer zo indrukwekkend, maar daarom niet minder mooi. Hij gunde ze een paar seconden van zijn tijd voor hij een pijl volgde die ‘studentenonthaal’ zei.
Het gebouw waarnaar de eerstejaars geleid werden, was een klein, vierkanten gebouwtje met een paars-geschilderde voordeur en brede ramen. Op een bordje aan de gevel stond ‘Grote Zaal’ in sierlijke, gouden letters en daaronder ‘studentenunie eerste verdieping’.
De meesten rondom hem stonden te drummen rond het podium dat ze voor de gelegenheid op het plein hadden gezet. Dat zou Harry ook gedaan hebben; tussen de volwassenen die zich achter de eenzame microfoon geschaard hadden, stond immers zijn ‘oom’ Remus—Remus Lupos was niet alleen één van de beste vrienden van zijn vader, maar ook professor aan de universiteit.
Dit was, op de bruiloft van de man in kwestie na, de eerste keer dat Harry hem in een maatpak zag. Hij haalde zijn neus op, prefereerde de bandshirts en de rafelige jeansbroeken hier best wel over, maar wilde alsnog zwaaien, even zijn aandacht trekken...
Toen kreeg hij Dirk in de gaten. Voor zijn neef hem óók op kon merken, duwde hij zich weer uit de mensenmassa en holde de Grote Zaal in.
Dit herkende hij. Toen hij dertien was, had zijn vader hem een rondleiding gegeven op de school waar hij ooit aan zou studeren. Dat was niet eens een keuze geweest. Hier waren ze ’s middags komen eten. Het was onmogelijk de paarse muren en de schreeuwerige schilderijen te vergeten, noch de zaal waar volgens James op elk uur van de dag wel studenten te vinden waren. Die zaal was echter afgesloten.
“Je moet boven zijn.” De vrouw was hem nog niet eens opgevallen. Ze zat op haar knieën de vloer te schrobben en glimlachte op naar hem, knikte zelfs naar de trap vlak achter hem. “Ga nou maar, niet verlegen zijn.”
Hij beklom de trappen onzeker. Eten had hem veilig geleken; die ochtend had hij geen hap door zijn keel gekregen, nu had hij best wel honger. Aan naar de studentenunie gaan, had hij zelfs niet eens gedacht.
De deur waarop hij keek toen hij de laatste trede bereikte, was een groen dat vloekte met de paarse muren.
Schreeuwde alles aan de Grote Zaal dat het zo stevig met het studentenleven vervlochten was dat het niet eens meer deed alsof het iets anders wílde?
Aan zijn kant van de deur klonk het geroezemoes van buiten dat verstomde toen tegen een microfoon getikt werd en een kalme stem sprak de drukte toe; vanuit de ruimte aan de andere kant van de deur klonk zachte muziek en vele stemmen.
Naar buiten gaan zou betekenen dat hij Dirk tegen het lijf kon lopen en dat wilde hij, als het even kon, nog even uitstellen. Dus raapte hij al zijn moed bij elkaar en klopte.
“Een laatkomertje. Moet kunnen, moet ku- hé verdomme, ’t is Harry Potter.”
Harry’s ogen spreidden zich wijd. Hij had de jongen voor hem nog nooit gezien. De paarse puntmuts die hij bovenop zijn felrode haren had gezet, was afleidend maar niet genoeg dat hij het gezicht eronder niet meer zou herkennen als hij het kende. Dus hoe wist hij -
Een identieke jongen duwde zijn broer opzij. Behalve voor een iets elegantere neus was hij het perfecte evenbeeld van zijn tweelingbroer; kort, gedrongen, zongekuste maar besproette huid, fonkelende ogen en lachrimpeltjes. En even blij hem te zien.
Met een ruk aan zijn arm werd hij de kamer in getrokken.
“Fred, knijp me.”
“Maar wat graag, George.”
Tegelijkertijd knepen de identieke jongens elkaar, fronsten zelfs bijna identiek, keken toen tezamen naar Harry, die niet wist hoe hij de kleur van zijn wangen onder controle moest krijgen.
“We hoopten je al te zien vandaag, Harry-“
“- is ’t goed als we je Harry noemen? Of heb je liever Harold?”
“Hartford?”
“Harrison?”
Achter de twee jongens met identieke paarse puntmuts bleek een hele groep mensen op sjofele banken te zitten. De ramen stonden open en hij had zo’n fenomenaal uitzicht over de campus en de mensen die er als kleine poppetjes doorliepen dat hij even vergat dat de jongens voor hem tegen hem aan het praten waren.
“Henk? Oh, we zijn ‘m kwijt, Fred.”
Hij grijnsde schaapachtig. “Het is gewoon Harry… Gewoon Harry.”
“Nou, het lijkt me dat alle leuke mensen al aangekomen zijn. Ukkies, we vertrekken.”
Fred – degene met de dikke neus, zo wist hij ze al meteen uit elkaar te halen – nam de leiding en liep hen voor, de campus door. Het merendeel van Perkamentus’ speech hadden ze gemist, maar het kwam neer op een hele joviale welkom en de aanmoediging op het studentensecretariaat hun spullen op te halen, dus hoefden ze niet achter te blijven.
De tour ging via alle belangrijke lesgebouwen, de slaapzalen voor zij die op de campus zouden wonen, en de huizen van de studentenverenigingen – Griffoendor, Huffelpuf, Ravenklauw en Zwadderich, zo genoemd naar de Stichters van de universiteit.
Omdat Harry de campus al kende van zijn vele bezoekjes zakte hij wat meer naar achteren, weg van de nieuwsgierige tweeling die hun moment afwachtten om hem te bespringen. Dat leken hun blikken toch te zeggen.
Dat ze de verhalen van zijn vader en diens vrienden kenden, was meer dan duidelijk geworden toen ze voor het Griffoendorhuis hadden gestaan; hij was zo goed als verplicht voor die vereniging op te gaan. Nu dus niet alleen meer door James en Sirius, maar ook een stel jongens die hij niet kende.
Hij was dat niet van plan. Zijn vader mocht nog zo graag willen dat zijn eerste (en enige) zoon in zijn voetsporen trad, Harry kon zichzelf niet dwingen comfortabel te zijn met het idee deel te zijn van een studentenvereniging. Hij was op Zweinstein om te studeren; in feesten en drinken had hij niet zo’n zin.
Om hem heen leken gesprekken vlot op gang te komen. Het feit dat hij nog steeds niemand had durven aanspreken, was bewijs genoeg dat hij niet gemaakt was voor het studentenleven buiten de klaslokalen.
Dat had Dirk hem op de middelbare school ook duidelijk genoeg gemaakt.
Met zijn handen in zijn zakken slofte hij met de groep mee, uitkijkend naar het moment dat hij zich van hen af zou kunnen scheuren om zijn papieren op te halen. Zodra hij op de bus zat, zou hij weer verder kunnen lezen in het boek dat al heel de voormiddag tegen zijn been bonkte, in de tas die aan zijn schouder hing.
Ze stopten aan een meertje. Met een zucht lieten een aantal mensen zich in het gras zakken. Een meisje met lang, zwart haar en Indische gelaatstrekken, een jongen met koperblonde krullen, één van de roodharige jongens.
Harry ging zelf aan de rand van het water zitten en porde het oppervlak met de tip van zijn schoen. Hij zag rood in de reflectie en durfde niet anders dan te glimlachen, maar het was niet Fred of George.
De jongen was lang en slungelig, met rood haar dat tot op zijn schouders kwam. Hij had een domme grijns op zijn gezicht toen hij zich naast Harry neerzette. “Je moet het ze niet al te kwalijk nemen. Ze hebben gewoon al zoveel over je vader gehoord, ze verwachten dat je net zo’n legende als hem zult worden.”
Harry pulkte aan een los draadje van zijn jeansbroek. “Ik ben niet zoals James. Echt helemaal niet.”
Even was het stil. Hij was er zeker van dat hij de andere jongen wel afgeschrikt zou hebben, maar hij zat er nog steeds. Na naar keien gezocht te hebben en er één over het water gekeild te hebben, keerde Ron zich weer tot Harry. “Nou, je moet ook niet zoals je pa zijn. Niemand van ons is echt als ónze pa, ook al is ‘t een topkerel. Wees maar gewoon jezelf, dat is meer dan genoeg.”
Dat zorgde voor een glimlach op Harry’s gezicht. “Bedankt,” mompelde hij en nam een paar van de stenen die hem aangereikt werden, gooide ze met een plons het water in. “Ik ben Harry.”
“Ron. De leukste van de Wemels, geloof me maar.”
Dat wilde hij graag geloven.
Toen ze weer bij de Grote Zaal aankwamen, was de kantine open. Tafels van verschillende groottes waren over de ruimte verspreid en stoelen hier en daar erbij gezet. Een aantal ervan waren al bezet door etende, drinkende, lachende studenten.
Fred en George dwongen de nieuwe stroom leerlingen in een nette rij, deelden dienbladen uit, mepten elkaar er ook mee, en verdwenen toen richting een tafeltje waar al een aantal jongens gezeten hadden.
Harry en Ron waren niet gestopt met praten sinds ze aan het meer waren gaan zitten. “Echt hoor, zo goed vind ik die hele Skrillex niet eens, maar niemand kan z’n kop over hem houden. Oh, hey, ze hebben taart!”
Ze laadden hun dienblad vol eten. Hun magen rammelden in koor en het geluid werd geëchood door de anderen in de rij. De lunchdame, dezelfde die hem eerder de trap op had gestuurd, glimlachte hem vriendelijk toe toen ze zijn studentenkaart door de scanner haalde en hem door liet. Samen met Ron voegde hij zich bij Fred, George en de drie jongens waarmee ze zaten te praten.
“Heb je ze bij?”
“Heb ik ze bij, vraagt ‘ie.” De jongen had een donkere huidskleur en dikke dreadlocks die vrolijk op en neer zwiepten terwijl hij praatte. “Jullie doen net alsof ik een stinkende eerstejaars ben.”
“Boven opsteken?”
“Prima.”
“Wat denk je dat je broers gaan doen?” vroeg Harry.
Ondanks zijn mond vol gebakken worstjes antwoordde Ron: “Vast iets cool. Zullen we met ze meegaan?”
Het uitzicht vanop het dak van de Grote Zaal was zo waar nog adembenemender. Boven hen in de lucht spatte vuurwerk in duizenden kleuren en vormen uiteen. Fred, George en Leo leken er alle pret in te hebben de lontjes aan te steken, want ze schaterden het steeds uit.
Het was absurd om daar te staan, en dan niet omdat hij nog nooit overdag naar vuurwerk had gekeken. Zweinstein was niet langer de school van de wilde verhalen, de school van zijn vader.
Nu was het ook zijn school.
En hij was er niet heel zeker van, maar hij vermoedde dat hij in Ron een vriend gevonden had.
Hij had al een hele tijd niet aan Dirk gedacht en zelfs toen hij dat weer deed, was zijn borstkas met genoeg warmte gevuld dat het hem niet deerde. Een pijl schoot fluitend omhoog, klapte uit elkaar in donkerrode sterretjes.
“Vind jij universiteit ook zo cool?” fluisterde Ron met een dromerige zucht verborgen achter zijn woorden.
Harry grijnsde en kon niet anders dan antwoorden: “Ja, echt wel.”
Reacties:
Oh, ja, Dirk. Ik dacht even dat het Draco ging zijn, maar, nee. ):
Okay. Maar, ja! Ik heb even positieve vibes nodig en dit ging ik nog inhalen en 't is vrolijker dan Crying Lightning en de beste dingen als je je niet helemaal honderd voelt is natuurlijk gay dingen. So this better be Drarry.
't Is, right? I'd be disappointed if not.
<3
Oh, maar - oh oh oh, dit is dus wel AU! No magic? At all?
Wat gaaf bedacht, Kay.
“Het is gewoon Harry… Gewoon Harry.”
Jaaaa. Ja, ja jaaa.<3 ''Harry.. Just Harry." Was dat bewust?
Dit is echt leuk. Ik ben heel, heel, heeeeel benieuwd naar de rest. Wat enorm leuk bedacht, en al die stiekeme verwijzingen die je er (on)bewust in hebt gestopt en mwiiii.
En Dirk. Hahahaha. Dirk.
Oh god dit is al zo awesome! Het is AU college en omg ja! Gewoon ja! En je schrijft ook nog eens zo fijn en en. Verder?
Also Fred&George. *zucht deeply terwijl er tranen over wangen stromen* Tja, Fred&George
Aaaah, ik vind hem nu al helemaal tof. Het is heel anders dan het leeuwendeel van de HP fanfic, maar je hebt zo'n fijne sfeer te pakken! Ik ga maar snel verder lezen.