Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Harry Potter » I've Come To Burn Your Kingdom Down » viii.

I've Come To Burn Your Kingdom Down

26 feb 2015 - 8:53

2050

3

361



viii.

Harry was doodmoe maar klaarwakker. Iets zuurs borrelde in zijn maag maar iets warm had zich in zijn borstkas genesteld. Het was vrijdagavond maar tegelijkertijd verkeerde hij zich in een moment dat tijd noch ruimte leek te kennen.
Want alles was anders nu. Híj was anders nu.
Gekleed in een zwarte mantel kwam Plank op hen af. Hij had een gouden schaar in zijn handen. Harry richtte zich op en hield zijn schouders recht, ook al had hij gedacht dat hij na zijn lange week de kracht er niet meer voor kon opbrengen. Aan zijn zijde werd Rons lint als eerste doorgeknipt en brachten ze hem naar zijn voeten.
“Ron Wemel,” begon hij, en nog nooit had Harry hem zo’n plechtige toon horen aanhalen. Ze namen het allemaal serieus. “Deze week heb jij laten zien dat je alles in huis hebt om een trotse Griffoendor te zijn. Jij hebt onze ontgroening overleefd en verdient daarom een nieuwe naam, die van je gloriemomenten spreekt. Van nu af aan kennen wij jou als ‘De Schreeuw’.”
De groep om hen heen herhaalde ‘De Schreeuw’ en klapte uitbundig. Ron slikte zijn weerwoord in, goed wetend dat als hij liet blijken hoe erg hij zijn nieuwe naam haatte, hoe meer ze het tegen hem zouden gebruiken.
“Harry Potter,” ging Plank verder en knipte nu ook zijn lint los. De stukken felrood stof vielen van zijn schouder. Het zat vol vlekken, waarvan hij maar van de helft wist waar ze vandaan kwamen, en bleven in het zand liggen. Hij werd omhoog geholpen, zijn arm jeukte en brandde met pijn, maar hij glimlachte, diepte kracht uit de warmte die nog steeds door zijn aderen stroomde, en keek Plank aan. “Deze week heb jij laten zien dat je alles in huis hebt om een trotse Griffoendor te zijn. Jij hebt onze ontgroening overleefd en verdient daarom een nieuwe naam, die van je gloriemomenten spreekt. Van nu af aan kennen wij jou als ‘Smurf’.”
De groep om hen heen herhaalde ‘Smurf’ en klapte uitbundig. Dat viel nog wel mee. Harry grijnsde terwijl hij aan bepaalde momenten terugdacht en, toen Plank verderliep naar Parvati, ging bij Ron staan. Hun hemelbedden wachtten op hen, koud en verstoft na vier nachten in de open lucht slapen, en de volgende dag zouden ze heel de dag feesten om hun officiële ingang tot de groep te vieren.
Hij hield ondertussen van dit leven.

Maandagavond werden alle schachten, zij die al bij Griffoendor zaten maar nog niet gedoopt waren, uit hun kamer gesleurd en naar de achtertuin geleid. Daar stonden, ondanks het weer dat steeds guurder werd, een paar tenten opgesteld rond een stenen cirkel waarin George met lucifers brandhout aan probeerde steken. De tenten waren echter niet voor het rillende groepje leerlingen.
Voor hen lagen er slaapmatjes en donkerblauwe slaapzakken.
“Waarom haten ze ons zo,” morde Ron en wreef met vlakke hand over zijn arm, probeerde de warmte zijn huid in te duwen. “Ze hebben regen voorspeld voor heel de week.”
Het maakte Harry niet zoveel uit. Zeker niet toen Hermelien buiten kwam met een trui die ze uit zijn kast had gehaald en die hij dankbaar over zijn hoofd trok.
Zijn arm deed pijn bij de minste beweging. Het had hen geen goed idee geleken pijnstillers te blijven nemen als hij elke dag tot drinken aangespoord ging worden, dus was hij er in het weekend mee gestopt. Meer dan ooit had hij spijt van de overhaaste beslissing om hals over kop uit een golfkarretje te storten want de golven pijn waren uiterst onaangenaam op de beste momenten en haast onhandelbaar op de ergste.
“Alsjeblieft.” Fred zóng het woord haast, helemaal in zijn nopjes terwijl hij elke schacht een thermoskan overhandigde. Ook gaf hij hen elk een tak waarvan het uiteinde zorgvuldig tot een punt gemaakt was.
Een paar minuten later begrepen ze waarom. Een zak marshmallows werd uit een tent gehaald en als hun hele ontgroening zo zou zijn, zou Harry het nog makkelijk krijgen ook.
Natuurlijk was het niet makkelijk.
Met z’n allen zaten ze rond het vuur marshmallows te roosteren, maar in de thermoskan zat een papje dat vreselijk stonk en dat zijn keel open brandde met elke slok die hij nam.
En ze mochten pas gaan slapen als elke druppel uit de kan gewrongen was.
Naarmate de avond vorderde, kwamen er ook steeds meer regels bij die, met zijn hoofd vol watten, Harry niet kon onthouden.
Elke keer iemand een voornaam gebruikte, of een werkwoord, of ‘ik’ moest er door die persoon gedronken worden. Harry hield daarom maar zijn mond toe, want als hij niet praatte kon hij ook geen verkeerde dingen zeggen, maar dat kregen ze in de gaten.
Uiteindelijk deed de regel: ‘Je mag niet meer glimlachen,’ hem de das om, want de alcohol die in het ondrinkbare papje zat, maakte het hem onmogelijk níet te lachen.
En maar grijnzen, en maar grijnzen. Hij lachte tot hij snikkend achterover viel en beet zijn lip tot bloedens toe omdat zijn arm schrijnde en: “Oh, ik mis mijn karretje,” verzuchtte hij, en: “Aaaaah, een spin,” riep Ron angstig uit, en: “Jullie zijn de allerleukste mensen OOIT!” brulde Harry, en het laatste dat hij zich herinnerde was een glimlach waardoor hij moest blijven drinken, blijven drinken, blijven drinken.
Het matje lag helemaal niet zo slecht.

Het matje lag vreselijk. Zijn schouders en rug waren verkrampt en toen hij rechtzat, voelde het alsof hij geen ene minuut slaap had gevonden. Zijn brein gonsde, de hoofdpijn deed tranen in zijn ogen springen en hij kreeg zich nog net op tijd de keuken in om zijn maaginhoud de gootsteen in te kotsen.
Het zuur lag op zijn lippen, zijn tong, het papje kleefde in zijn keel.
“Goedemorgen,” zei Hermelien grijnzend vanop het aanrecht en schonk hem een kopje koffie in.

Twee dagen lang bleven ze in de tuin. Het verste dat ze in het huis mochten komen, waren de keuken en de badkamer op het gelijkvloers. Lessen zaten er niet in, niet alleen omdat ze anders de oudere leden moesten vertrouwen hun kamer in te gaan en hun spullen voor hen te gaan halen, maar omdat ze heel de dag lam in de tuin lagen tot ze in de avond weer verder gingen met de ontgroening.
Dinsdagavond probeerde Harry met mate te drinken, omdat hij zich van de avond ervoor niet veel meer herinnerde, maar Fred en George zorgden ervoor dat hij hele bekers vol in één keer achterover moest kappen.
Het was tenminste de schachtenbrei niet meer: die zou hij echt niet meer doorgeslikt hebben gekregen.
Op woensdagavond trokken ze er eindelijk op uit. Wandelend over de campus moesten ze enkele opdrachten uitvoeren voor de ingewijde leden: op het standbeeld van de feniks klimmen naar Perkamentus in zijn kantoor zwaaien, pootje baden in de fontein van de slang voor het studentenhuis van de Zwadderaars, die hun schachten als slaven met leibanden in de tuin had vastgezet, en flesjes Felix Fortunatis bij Dobby ophalen.
Dobby werd spontaan uitgenodigd mee naar de Zwijnskop te gaan.
Dat was het groezelige cafeetje dat Harry ook al gezien had toen hij met Grace de stad in was gegaan. De zwijnskop zag er nog enger uit door het flakkerende licht dat het maar aan één kant bescheen, de andere helft was in schaduwen gehuld.
Harry rilde in zijn jas toen hij de ruimte binnenstapte.
De meeste tafels waren bezet door oudere mannen, maar achterin waren de banken en stoelen rond twee tafels nog vrij. Desiderius, zo heette de caféhouder, zette prompt bakken nacho’s en chips bij hen op tafel en hield een notitieblok voor.
“Doe maar tien kruiken Boterbier en glazen Oude Klare’s voor die vier,” zei Plank en wees de vier schachten aan. Harry zakte onderuit op het bankje, al was dat een nog minder comfortabele positie dan eerst.
Voor die week was hij nog nooit dronken geweest. Het meeste dat hij al gedronken had, was een biertje hier en daar geweest, een paar slokken champagne op Oudjaar en een halve shot die hij met een opgetrokken gezicht weer terug had gegeven aan de bulderende James en Sirius die het grappig hadden gevonden een vijftienjarige graanjenever te laten drinken.
En hij had niet per se dronken willen worden. Zijn maag had zich in knopen gevouwen bij de gedachte alleen al dat hij een soort dronkaard zou zijn als zijn vader: iemand die zijn logische verstand verloor en zichzelf constant in gevaar bracht.
Hij bleek een rustige dronkaard te zijn, die meer durfde praten en alles plots grappig vond. Het geheugenverlies was het enige waar hij nog bang voor was.

Hij had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld. Het gouden drankje was wodka met kaneel en nadat hij het in één keer naar achter gooide, boerde hij een walm kaneel uit. Zijn keel kriebelde. Zijn wangen gloeiden warm. Zijn hoofd dreef ergens boven de wolken.
De grijns kreeg hij niet van zijn gezicht.
Ergens in de gigantische kring begon er een spelletje met een rauw ei dat doorgegeven moest worden. George, die aan zijn zijde zat, keek hem aan met wiebelende wenkbrauwen. Hij kon dit niet doen zonder dat de jongens aan zijn zijde wisten dat het voor hem heel anders was om zijn lippen tegen die van een andere jongen te drukken. Dat het meer was dan een drankspelletje, dat dit de enige soort kussen waren die hij wilde – van een jongen, welteverstaan, niet met een ei erbij.
Hij haalde de moed van Felix toen hij tegen de grote groep zei: “Ik ben homo.”
De seconde erna duurde afgrijselijk lang en het gelukzalige gevoel verbrijzelde, viel als gruis zijn maag in. Hij wilde overgeven. Waarom heb ik dat iedereen verteld? Waarom had het hem überhaupt een goed idee geleken dat te vertellen?
Geluid en geur kwam terug, George beukte op zijn schouder en lachte guitig. “Al draai je me een tong, ’t maakt me geen malle moer uit.”
Harry keek naar Ron, maar die haalde zijn schouders op. “Mij maakt het niet uit hoor, zolang je maar weet dat ik het platonisch bedoel als ik zeg dat ik van je hou.”
Toen hij het ei uit George’s mond moest zuigen en het doorgeven aan Ron voelde hij zich niet schuldig omdat het voor hem anders was dan voor hen – niet dat het zo fijn was. Rons lippen waren veel te nat.

Op vrijdag gingen Harry en Ron naar filosofie, de enige les die ze die week gevold hadden, en konden zonder problemen aanduiden wie in de zaal ook door zijn ontgroening aan het gaan was. Belinda en Parvati zaten in de twee stoelen voor hen en draaiden zich af en toe over de leuning om met hen te kunnen praten. Belinda giechelde elke keer Ron een mopje maakte.
Dirk was niet aanwezig, maar zijn vriend Draco wel. Harry zag dat de jongen de halsband nog steeds om zijn nek moest dragen, maar het stond hem eigenlijk wel, op een vreemde manier. Het zwarte leer stak mooi af tegen zijn witte huid en omdat zijn hemd niet volledig opgeknoopt was om het plaats te kunnen geven, kon hij de uiteindes van zijn sleutelbeenderen onder zijn huid zien steken.
Zijn wangen gloeiden op als met een alcoholwarmte toen hij betrapt werd op gluren.
Professor Zwamdrift liet de klas dertig minuten eerder het lokaal verlaten.
Het verbaasde hen niet eens toen ze eenmaal terug bij het Griffoendorhuis begroet werden met barbarenkreten, dat was om Ron te plagen die nogal eens zijn keel open had gezet tijdens de avonden vol drank en gelach, en shotglazen vol felblauwe en gele vloeistoffen.
Het citroensap brandde in perfecte harmonie met de blauwe curaçao.

Smurf en De Schreeuw sleurden zichzelf de trap op met protesterende lichaamsdelen en een lever die in opstand wou komen. Harry voelde zijn huid kleven met gemorst bier en zijn longen kriebelden door de sigarettenrook die hij per ongeluk ingeademd had.
“Waarom Smurf?” vroeg Ron, die hun deur open beukte en trapte tegen de opgeblazen krokodil die iemand in zijn bed had achtergelaten. Hij gooide het door het raam naar beneden en grinnikte even kort toen hij Alicia hoorde brullen.
“Goh, Schreeuw, weet ik veel, misschien omdat ik donderdag helemaal blauw zag van de Blue Thrill?”
“Ohja. Heh,” Ron grinnikte weer. “Nou, ik vind het maar dom dat ze mij de Schreeuw noemen. Ik schreeuwde niet zó vaak.”
“Tuurlijk niet. Tuurlijk niet.”
Harry was doodmoe maar klaarwakker. Iets zuurs borrelde in zijn maag maar iets warm had zich in zijn borstkas genesteld. Het was vrijdagavond maar tegelijkertijd verkeerde hij zich in een moment dat tijd noch ruimte leek te kennen.
Want alles was anders nu. Híj was anders nu.


Reacties:


Bodine
Bodine zei op 7 juni 2015 - 23:41:
Oh, Kay, wat mooi rondgebreid! Ja, ja, jaaa! Helemaal yay. (: Dat klinkt alsof ik 't niet meen, maar ik meen 't wel. Really do.

Oké. Laatste, laatste.


Krewella
Krewella zei op 22 feb 2015 - 17:32:
D R A R R Y.

Ik vind het leuk dat je de ontgroening op deze manier hebt beschreven en niet voor elke dag een apart hoofdstuk hebt gemaakt. ^^

Maar beter Drarry mwiiiii. I like gay Harry.
Op naar maandag!


narcissa
narcissa zei op 21 feb 2015 - 12:37:
Die ontgroening van de Zwadderaars was echt geweldig, ik lag echt in een deuk toen ik dat las. Verder vind ik dat je alles heel erg goed beschrijft. Ik zou namelijk nooit zo goed kunnen beschrijven dat iemand dronken is. En Harry is homo ehum ik denk dat stiekem al te weten op wie hij een oogje gaat krijgen.
Dit blijft echt heel verrassend om te lezen, want ondanks dat je de personages in een geheel andere wereld hebt geplaatst dan waar ze oorspronkelijk vandaan komen, klopt alles wat ze doen. Je weet ze op een geweldig manier zich zelf te houden, op manier die ook nog eens klopt bij de wereld waarin je ze plaats. En ook de professoren hebben allemaal precies het goede vak gekregen.
Ik kan eigenlijk maar een ding zeggen: HARRY POTTER GAAT NOOIT VERVELEN!!! op welke manier het verhaal dan ook verteld wordt.