Hoofdcategorieën
Home » One Direction » Beauty and the Beast|| Larry Stylinson[afgerond] » 005
Beauty and the Beast|| Larry Stylinson[afgerond]
005
Zijn eerste schok komt als hij al drie dagen in het kasteel verblijft. De jongen bevind zich in de balzaal als hij iemand hoort fluiten. Nieuwsgierig kijkt hij om zich heen, maar hij ziet geen enkel mens. Wel valt zijn oog op een kandelaar, maar die kan het niet zijn. Daarom richt hij zijn blik weer op het raam, waardoor hij zicht heeft op de rozentuin die aan de achterkant van het kasteel ligt en doorloopt naar de zijkant. Het fluiten begint weer en Louis knijpt zichzelf.
‘Auw.’ Hij wrijft over de plek op zijn onderarm.
‘Ik slaap dus niet. Heu, raar.’ Het fluiten klinkt nog steeds en Louis draait zich met een ruk om. De kandelaar staat vlak achter hem.
‘Ehm.’ Dan openen twee ogen en Louis schreeuwt, struikelt een paar stappen achteruit en beland op zijn billen. De kandelaar zet een stap naar voren en Louis schreeuwt weer.
‘Wat de hell?’ roept hij. Hij schuift wat achteruit op zijn billen en de kandelaar met de kaarsen blijft hem aankijken. De blauwe ogen knipperen lui.
‘Ben jij de uitgekozene?’ Louis knippert en de kandelaar spiegelt hem.
‘Ehm.’
De kandelaar loopt weer een stuk vooruit.
‘Ben jij de uitgekozene?’ zegt het weer. Louis knippert weer.
‘Ehm, ja?’
De kandelaar glimlacht breed.
‘Cool. Je ziet er in ieder geval al knapper uit dan de anderen.’ Louis rilt bij de gedachten aan de andere en kijkt de kandelaar aan.
‘Ehm. Vraagje. Waarom kan je praten en waarom leef je?’ Louis’ stem wordt luider naarmate hij het einde van zijn zin nadert en het laatste woord wordt geschreeuwd. De kandelaar rolt enkel zijn ogen.
‘Ik ben vervloekt.’
‘Juist,’ antwoord Louis, ‘oke dan. Ehm. Heb je een naam?’
‘Niall.’
‘Oke, Niall. Hoi.’ Niall glimlacht.
‘Hoi.’ Het is stil, een gênante stilte en Louis laat zijn ogen door de zaal glijden.
‘Ben jij diegene die me elke keer het eten brengt?’ Niall schudt zijn hoofd.
‘Dat doet Harry. Met wat behulp van Perrie.’
‘Zijn dat wel gewone mensen of-‘ Niall schudt zijn hoofd, kaarsen eigenlijk.
‘Perrie is de theepot, Harry is ehm…’ Louis observeert de kandelaar met samengeknepen ogen.
‘Harry is het beest of niet soms?’ Niall knikt en Louis zucht.
‘Wanneer kan ik hem zien?’ vraagt hij uiteindelijk. Niall reageert niet en als Louis zijn richting uitkijkt, is hij verdwenen.
‘Heu.’ De jongen knijpt zichzelf weer en ook dit keer doet het pijn. Verward kijkt hij om zich heen, maar de kandelaar jongen is nergens meer te zien.
Zijn verblijf in het kasteel nadert de twee weken en hij heeft geen enkel spoor van het beest of de kandelaar meer gezien. Hij krijgt nog steeds eten elke avond en soms gaat hij zelfs op de loer liggen op een glimp van het beest op te kunnen vangen, maar het is hem nog nooit gelukt. Langzamerhand begint hij zich alleen te voelen en dwaalt hij dagenlang doelloos door het kasteel. Hij heeft alle kamers al ontdekt, dus spendeert hij de tijd waarin hij niet ronddwaalt in de bibliotheek van het kasteel. De boeken daar zijn echter oud en stoffig, waardoor de jongen elke keer weer een hoestaanval krijgt als hij er een openslaat. Hij zucht en legt het boek weer weg.
‘Maat, je moet echt wat beters met je leven gaan doen,’ klinkt er dan. Louis schrikt op, spiekt de bibliotheek rond. Het is niet de stem van Niall, dat weet hij zeker. Wie het dan is, weet hij niet.
‘Hallo?’ zegt hij in antwoord. Zijn oog valt op een klok.
‘Dit gaat raar klinken, maar sprak jij?’ vraagt hij aan het grote gevaarte. De wijzers tikken heen en weer. Twee ogen openen.
‘Yup.’
‘Ah.’
‘Wat, geen schreeuw?’ vraagt het gevaarte. Louis schudt zijn hoofd.
‘Ik heb je vriend, hij is je vriend denk ik?, de kandelaar al ontmoet.’
‘Ah, Niall. Goeie gast, goeie gast.’ Louis knikt en het is even stil. Hij bekijkt het gevaarte.
‘Dus, hoe heet je?’ De klok tikt.
‘Liam.’ Louis knikt en de klok waggelt verder, uit het zicht van Louis.
‘Wacht!’ roept Louis hem na, ‘wanneer kan ik het bee- Harry zien?’ Liam spiekt de hoek om.
‘Geen idee, wanneer hij er klaar voor is om zichzelf te laten zien. Als hij dat ooit wordt.’ Verbaasd kijkt Louis hem aan.
‘Maar, vermoord hij de anderen dan niet?’ Liam trekt een wenkbrauw op.
‘Hoe bedoel je dat nu weer?’ Louis kijkt hem raar aan.
‘Weet je dat dan niet? De mannen die hierheen gaan, komen nooit meer terug.’ Verbijsterd staart Liam hem aan.
‘Wij vermoorden ze in ieder geval niet, dat kan ik je verzekeren.’ Met die woorden verdwijnt hij weer en laat hij Louis alleen achter. Het mysterie rondom het kasteel is voor hem in ieder geval vergroot.
‘Oke dan.’ De jongen kijkt om zich heen en verlaat met een zucht de bibliotheek.
Verveeld zit de jongen in de rozentuin. De geur is sterk, heel sterk maar Louis vindt het niet erg. Hij heeft zijn voeten in het meertje gestopt en het koude water likt aan zijn tenen. Hij zucht en beweegt ze wat heen en weer, waardoor het water rimpelt. Vogels fluiten en er vliegt zelfs een vlinder langs. Louis bekijkt het met een kleine glimlach die aan zijn mondhoeken trekt. Dan sluit hij zijn ogen en geniet hij van de zonnestralen die op zijn gezicht schijnen. Zijn oren spitsen zich, horen het water rimpelen, de vogels fluiten en geritsel in de struiken. Met een ruk vliegen zijn ogen open en hij draait zich om. Er is niemand te zien.
‘Niall?’ vraagt hij met trillende stem, ‘Liam?’ Er komt geen antwoord en hij slikt, waarna een rilling over zijn ruggengraat loopt. Zo snel als hij kan, grabbelt hij zijn schoenen en sokken bij elkaar en sprint hij naar binnen. Zijn voeten laten natte plasjes achter en bijna valt hij op zijn gezicht. Net op tijd weet hij zich vast te pakken aan de leuning van de trap. Hij hapt naar adem en staat voor een paar seconden stil. Er is geen geluidje te horen, maar de jongen sprint alsnog naar zijn kamer.
Het is warm buiten en het water van het meer rimpelt doordat de jongen zijn voeten beweegt. Hij bekijkt de jongen, bekijkt zijn kleine handen en voeten en zijn zachte, piekende haar. Hij bekijkt zijn gebruinde armen en benen en glimlacht. Hij is prachtig, mooier dan alle andere die zich ooit in het kasteel hebben begeven. Hij wilt dichterbij komen, hem aanraken en met hem praten, maar eigenlijk durft hij niet. Toch zet hij een stap vooruit en de takken rondom hem ritselen. Met grote ogen ziet hij hoe de jongen verstijfd en zich omdraait. Hij maakt zich zo klein mogelijk, hoopt dat de jongen bij het meer hem niet ziet.
‘Niall?’ vraagt hij. Zijn stem trilt.
‘Liam?’ vraagt hij daarna. Er komt geen antwoord en vanuit de struiken kijkt hij toe hoe de gebruinde jongen zijn schoenen en sokken oppakt en het kasteel in vlucht.
Het is donker buiten en hij bevind zich reeds weer op zijn kamer in de hoogste toren.
‘Harry, we hebben hem nog geen eten gegeven,’ komt de stem van Perrie. Het beest kijkt op en haalt zijn schouders op. De theepot komt meteen bij hem staan.
‘Wat is er aan de hand?’ vraagt ze. Haar stem heeft een moederlijke klank, terwijl ze toch echt van dezelfde leeftijd zijn. Harry schudt zijn hoofd en slaat zijn armen over elkaar. Het lange haar boeit hem niet eens meer.
‘Hij-eh.’ Perrie wacht geduldig, blijft de lange tien minuten die hij nodig heeft om zijn gedachten te ordenen, stil.
‘Hij is zo mooi, Perrie. Geen enkele jongen die hier is geweest was zo mooi.’
‘Denk je dat hij…?’ vraagt ze zacht. Harry is stil, knikt dan eenmaal zeer licht.
‘Ja, ja ik denk het wel.’
Het is bijna negen uur en hij heeft nog steeds geen eten. Louis maakt zich zorgen en zijn maag rommelt. Zouden ze hem vergeten zijn? Zouden ze hebben besloten dat hij de moeite niet waard is? Zouden z- de deur gaat open. Louis springt op en drukt zich tegen de muur aan. Een kleine theepot trippelt naar binnen, een dienblad balanceert op haar deksel.
‘Ehm,’ zegt Louis zacht. De theepot kijkt om, glimlacht en knipper met haar blauwe ogen.
‘Hoi. Jij moet de jongen van dit jaar zijn?’ Louis knikt dom en ze lacht. Haar lacht tinkelt, klinkt als thee dat wordt ingeschonken.
‘I-is dat voor mij?’ vraagt Louis.
‘Yup,’ zegt ze vrolijk. Voorzichtig komt Louis dichterbij en pakt het dienblad op.
‘Dank je wel. Wat is je naam?’
‘Mijn naam is Perrie,’ antwoord de pot, ‘en je moet mij niet bedanken, maar Harry. Hij kookt.’ Louis glimlacht, voelt de huid rondom zijn ogen krinkelen.
‘Moet hij dan niet een heel heel groot haarnetje hebben?’ Het is even stil en dan barst the theepot uit in lachen.
‘Oh god, die is geniaal. Dat moet ik hem echt vertellen.’ Ze lacht weer.
‘Ik mag je nu al, Louis.’ Dan verlaat ze de kamer.
‘Wacht, hoe weet je mijn naam?’ roept hij haar na. Er komt geen antwoord.
Hij haalt zijn schouders op en zet het dienblad neer op het bureau. Dan pas valt zijn oog op de roos. Met een glimlach pakt hij de roos op en ruikt eraan.
De geur bedwelmt hem, laat hem weer denken aan vroeger, toen zijn moeder nog leefde, en zijn glimlach verbreed.
‘Dank je wel,’ fluistert hij tegen de lege kamer. Hij zet de roos in een lege vaas naast zijn bed en giet er een beetje water in. Als dat is gebeurd loopt hij weer terug naar het bureau en stopt de eerste hap met eten in zijn mond. Net als hij een tweede hap naar binnen wilt stoppen, klinkt er een bulderende lach door het kasteel. Louis verstijfd meteen, blijft zo voor enkele seconden zitten en ontspant dan genoeg om de hap met eten naar binnen te schuiven. Eerlijk is eerlijk, de lach klonk behoorlijk angstaanjagend, maar hij weet nu tenminste wel dat het beest echt is en geen verzinsel van de samenleving.
Reageren=Melding
Dit word echt geweldig! Komt die gelatine-pudding ook in dit verhaal? x