Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » Lost in Harry Potter » Back to Hogwarts
Lost in Harry Potter
Back to Hogwarts
“Kater?”
Ik trek een gezicht als Sneep aan het ontbijt verschijnt. Ontbijt dat ik heb klaargemaakt, toevallig. “Misschien,” zeg ik ontwijkend, terwijl ik melk door mijn thee roer. Hij komt tegenover me zitten, en kijkt even naar de eieren met spek die op zijn bord liggen, “waar is dit goed voor?” Met mijn hand tegen mijn voorhoofd kijk ik hem aan, “gewoon een “dankjewel” had ik ook leuk gevonden hoor.” Ik val bijna van mijn stoel als ik daadwerkelijk een glimlach zie verschijnen, maar hij zegt niks, in plaats daarvan neemt hij een hap van zijn ontbijt. “Thee?” ik houd de kan omhoog, en hij knikt. “Het spijt me, als ik je de laatste dagen tot last ben geweest,” zeg ik, terwijl ik thee voor hem inschenk. “Zoals ik een van deze dagen al heb gezegd, jij bent me altijd tot last,” reageert hij ad rem, en ik kijk hem aan. “Wat heb je Voldemort verteld?”
“Ah, ben je daar weer in geïnteresseerd?”
“Sev!”
We kijken elkaar even verbaasd aan, het was punt één niet mijn bedoeling geweest hem op die manier aan te spreken. Punt twee, het was Lily’s oude afkorting van zijn naam. Nu had ik hem ineens gebruikt. Maar tot mijn grote verbazing geeft hij gewoon antwoord; “ik heb tegen hem gezegd dat je met mij mee gaat naar Zweinstein, en voor Hem zult spioneren.” Vond hij het dan echt niet erg dat ik hem zo noemde? “O, oké,” is alles dat ik er voor nu uit kan krijgen. “Dat betekend,” vervolgd Sneep, terwijl hij even over zijn kop thee naar me kijkt, “dat je eens in de week bij hem moet komen om hem van informatie te voorzien.” Ik voel een knoop in mijn maag opkomen, en ik leun achterover op mijn stoel, “leer je me dan verdwijnselen en verschijnselen?” vroeg ik.
“Als jij dat nodig vind.”
Ik knikte, “ik kan niet altijd met jou meekomen, dat gaat nu echt teveel opvallen, denk je niet?” Er ging een wenkbrauw omhoog terwijl hij zijn kop thee liet zakken, “oh?” Ik keek naar mijn handen, “ik bedoel, dat ik Vol- sorry- Jeweetwel ook alleen onder ogen moet kunnen komen,” zo langzamerhand verdwijnt de geloofwaardigheid van wat ik doe een beetje, denk je niet?” Ik waagde het op te kijken, en ontmoette zijn blik. Aarzelde hij nou serieus? Wat was er vandaag met hem aan de hand? “Aarzel je?” besloot ik mijn gedachtes uit te spreken. “Je bent niet helemaal stabiel de laatste dagen,” krijg ik als tegenargument. Ik schiet in de lach, “ik weet niet of je hebt opgelet, maar ik ben al niet stabiel vanaf het moment dat ik ineens door Knijsters keukenkastje binnen kwam rollen op Grimboudplein.”
“Ik bedoel nu je familie dood is,” zegt Sneep scherp, en meteen voel ik een steek in mijn hart.
“O.”
“En je occlumentie is nou ook niet bepaald om over naar huis te schrijven.”
“Ik kan niet meer naar huis schrijven,” kets ik hem in zijn gezicht. “Robin alsjeblíéft!” zegt hij op een nogal strenge toon. “Kun je me geen bijlessen blijven geven in occlumentie dan?” vraag ik, besluitend mijn bijdehante opmerkingen maar even voor me te houden. “Misschien, we zullen zien,” hij staat op, en zet zijn bord en kop weg. Ik volg zijn voorbeeld, “gaan we?”
Sneep knikt even kort, en ik vertrek naar boven om mijn schamele bezittingen bij elkaar te rapen en in te pakken. Voor de hoeveelheid aan spullen die ik heb, is zelfs een hutkoffer nog te groot, het zou met alle gemak in een weekendtas passen. Vreemd toch, dat ik met zo weinig, hier nu toch al anderhalf jaar zit. Ergens onderin mijn tas, vond ik ineens een ronde glazen bal. Mijn ogen vulden zich met tranen, deze had Sneep me afgelopen kerst nog gegeven, voor als ik mijn familie miste. Een bol waarmee ik in een andere dimensie had kunnen kijken. Waarin ik had gezien hoe mijn ouders met de politie hadden gesproken over mijn plotselinge verdwijnen. Dat de politie het vermoeden had gehad dat ik was gevlucht vanwege de moord op mijn oom. Nu was er niks, niks behalve een witte mist. Maar ik kon het ook niet over mijn hart verkrijgen de bol weg te doen. Daarom stopte ik hem weer in mijn tas, ritste hem dicht en liep naar benden. Al snel daarna liepen we naar de achtertuin, om van daaruit te verdwijnselen. Het was ochtend, en er zouden teveel pottenkijkers kunnen zijn. Ik had het gevoel dat dit een van de laatste keren zou zijn dat ik mijn hand op die van Sneep legde voor we in het niets verdwenen.
Lag het aan mij? Of begon ik eindelijk te wennen aan die vervloekte manier van reizen? Enkel een vlaag van misselijkheid trok door mijn lijf toen we aankwamen in Zweinsveld. We waren terug, en deze keer was het voor langer dan alleen maar even een gesprek met Perkamentus. Ik snoof de frisse lucht op, en glimlachte. “Je lijkt in een goede bui?” hoorde ik Sneep zeggen, terwijl we richting het kasteel liepen. Het begon al koeler te worden buiten, het teken dat de zomer op zijn einde begon te lopen. “Ben ik ook,” zei ik, “niet dat het nou zo’n goed jaar gaat worden, maar nu het nog kan, kunnen we maar beter nog even genieten.” Ik voelde dat zijn blik op me gericht was, “als je maar niet weer wilt dansen.”
“Stiekem vond je het wel leuk,” zei ik grijnzend. Toen we bij het hek kwamen, kwamen Minerva Anderling en Banning op ons aflopen, “ah, Severus, goed dat je er bent, Albus heeft gevraagd of je mij kan aflossen. Ik moet over niet al te lange tijd de eerstejaars in ontvangst gaan nemen,” zei ze een tikje gehaast, en ze deed voor ons beide het hek open. “Juffrouw Montange, ik heb begrepen dat ik je mag verwelkomen in mijn lessen,” voegde ze eraan toe. Ik knikte en liep achter Sneep aan de poort door. “Je kunt met mij mee verder lopen,” zei Anderling, “ik zie jullie zo,” ze keek even naar Sneep en Banning. Ikzelf keek alleen nog even om naar Sneep, waarom moest ik dat doen net op het moment dat hij mij ook aankeek. God mocht het weten…
“Heb je een beetje zin in je lessen?”
“Ja, ze zullen vast goed van pas komen in de strijd tegen Vold- (Anderling siste iets naar me) Jeweetwel.” “Het is altijd fijn om gemotiveerde leerlingen te hebben,” ze hield de grote deur voor me open, en ik ging haar voor naar binnen. “Je kunt vast naar de grote zaal,” zei ze terwijl ze door de gang naar de trappen beende. O-kee, die had haast.
Niet dat het mij uitmaakte, ik duwde de grote deuren naar de zaal open, en bleef even naar het plafond staan kijken. Twijfelend liep ik verder naar binnen, ik wist niet zo goed aan welke tafel ik nou moest gaan zitten. Bij Griffoendor, dat was het meest logisch, aangezien Harry Ron en Hermelien daar ook zouden zitten. Maar aan de andere kant, Zwadderich, en daar zat Malfidus, die een belangrijke opdracht had gekregen. Als hij me aan de tafel van Griffoendor zou zien zitten, zou hij misschien wel gaan kletsen tegen Voldemort, en dat moest ik niet hebben. Ik zuchtte diep, Zwadderich it was.
“Twijfel je? Juffrouw Montange?”
Vlug draaide ik me om, toen ik ineens de stem van Perkamentus achter me hoorde. “Eh-ja,” gaf ik toe, “ik dacht vroeger altijd dat ik wel bij Zwadderich zou horen, maar de laatste tijd begin ik daar sterk aan te twijfelen.”
“Niet alle mensen die in Zwadderich zitten of hebben gezeten zijn slechte mensen, Robin,” glimlachte Perkamentus. “Oh, dat weet ik,” glimlachte ik, en onbewust dwaalden mijn ogen even af naar Sneeps plek aan de leraarstafel. “Maar in dit geval denk ik dat het slimmer is toch aan de tafel van Zwadderich te gaan zitten. Aangezien Malfidus een niet geringe opdracht heeft gekregen, en zijn mond voorbij zou kunnen praten tegen iemand die in direct contact staat met Voldemort.”
Perkametus glimlachte alleen maar even, voor hij als eerste aan de leraarstafel ging zitten. Ik plofte op een willekeurige plek aan de lange nu nog lege tafel van Zwadderich, en leunde op mijn ellenbogen op tafel. Langzaam begonnen de leerlingen binnen te stromen. Na niet al te lange tijd zag ik Malfidus binnen komen lopen, maar hij was niet samen met Korzel en Kwast, die waren vijf minuten geleden al binnen komen klossen. Hij zag me zitten, en kwam met een gezicht dat op onweer stond naast me zitten. “Potter zal wel weer op weg zijn naar huis,” zei hij. Ik deed alsof ik totaal niet wist waar hij het over had, “oh?”
“Hij was mij en m’n vrienden aan het afluisteren, in zijn onzichtbaarheidsmantel. Ik heb hem kunnen raken met mijn Petrificus Totalus, en nu-“ zijn stem stokte, en zijn ogen waren gericht op de deur. Ik volgde zijn blik, hoewel ik allang wist dat het Harry was die binnen kwam lopen, met een bebloede neus. “Krijg nou-“ siste Draco boos. “Misschien kammen de schouwers de hele boel af nu?” opperde ik. “Ja, dat zal wel,” sneerde hij, terwijl hij zijn armen boos over elkaar sloeg. Zijlings keek ik hem aan, hij zat er nu al mee, hij zag er opstandig uit. Zijn haar zat normaal toch netjes, nu zag het er warrig en dof uit.
Na het eten snelde ik naar de kerkers, waar mijn kamer was. De kamer zag er nog net zo uit als de laatste keer dat ik hier had geslapen. Er stond een plantje op mijn bureau, en aan de muur hingen nog foto’s. Ik glimlachte toen ik op één van de foto’s zag hoe mijn eigen beeltenis zich los probeerde te trekken uit de zichtbare nogal stevige greep van Sirius. Had mijn evenbeeld dat eerder geprobeerd? Voor zover ik me kon herinneren niet. Ik kneep mijn ogen iets samen en hield mijn hoofd scheef, op een andere foto duwde ik tegen de zijkant van de foto, alsof ik hoopte daarmee de foto te verplaatsten naar de foto daar weer naast. Maar, wie daar ook op stond, die was op dit moment even niet thuis. Er werd even kort op mijn deur geklopt. Nog even wierp ik een blik op de foto’s voor ik de deur opendeed. Sneep. “Oh, hey,” ik streek een pluk haar achter mijn oren, “wat is er?” Hij hield een tas omhoog, “je boeken.” Ik trok een gezicht, “wat?”
“Je dacht toch niet dat je onder huiswerk uit komt?” er ging een wenkbrauw omhoog, en zuchtend pakte ik de tas aan, “ik ga sl-“
“Ik heb nog iets,” hij hield een fles omhoog en een glas, “het kasteel heeft dikke muren, dus als je een nachtmerrie hebt zal ik je niet horen.”
Ik wilde zowel glas als fles pakken, maar alweer trok hij de fles net buiten mijn bereik, “kan ik erop vertrouwen dat je pas aan het einde van de week nieuwe nodig hebt?”
“Zit er voor een week in dan?”
Hij knikte langzaam.
“Daar kun je op vertrouwen.”
Even keken we elkaar aan, maar toen gaf hij me de fles. Hij draaide zich om, “slaap lekker, Robin.” Hoorde ik hem nog zeggen, voor ik zacht mijn deur dicht deed.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.