Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » Lost in Harry Potter » Lessons
Lost in Harry Potter
Lessons
Met mijn tas over mijn schouder gehesen, liep ik door de gangen. Ik was op weg naar de bibliotheek. Ik had een berg huiswerk gekregen, en het was pas dag één. Niet dat je me hoorde klagen, ik was blij iets om handen te hebben. Met mijn vinger gleed ik langs de rijen boeken, op zoek naar een exemplaar die me kon helpen bij mijn huiswerk over nonverbale spreuken. Sneep had me meer huiswerk meegegeven dan de anderen, maar dat kon ik hem niet kwalijk nemen. Ik was gemotiveerd alles te leren wat nodig was om het uiteindelijk tegen Voldemort op te kunnen nemen. Toen ik dacht een goed boek gevonden te hebben, plofte ik aan een tafel, pakte een veer, inkt en perkament en deed ongezien mijn oordopjes in mijn oren. Het was rustig vandaag, dus ik zou niet zo snel betrapt worden met mijn ipod. Helaas moest ik wel vaststellen dat de batterij het elk moment op zou kunnen gaan geven. Bah, bah, wat had ik dan nog om me te herinneren aan mijn andere leven? Ik kauwde op mijn onderlip terwijl ik het boek opensloeg, en de juiste pagina opzocht. Naast dat ik een opstel moest schrijven, moest ik de nonverbale spreuken natuurlijk ook oefenen. Ik had besloten te beginnen met een makkelijke, Wingardium Leviosa .Toen ik klein uur later klaar was, bekeek ik trot het eindresultaat. Als Sneep me hier geen uitmuntend voor zou geven wist ik het ook niet meer. Langzaamaan waren er meer leerlingen binnen komen lopen. En de meeste zaten net als ik in een rustig hoekje hun huiswerk te maken. Tevreden over mezelf stopte ik mijn huiswerk in mijn tas en legde de veer in het midden van de tafel. Zo hard als ik kon dacht ik de spreuk, terwijl ik met mijn toverstaf zwiepte. De veer voelde er niks voor om omhoog te zweven. Niet dat ik dat had verwacht, maar hieruit bleek maar weer dat nonverbale spreuken toch moeilijk waren dan ik van te voren had kunnen bedenken. Opnieuw, steeds opnieuw probeerde ik het. Zo lang dat het buiten al donker begon te worden.
“Zeg!” blafte de stem van mevrouw Romella, “het is etenstijd, zou je niet even een pauze nemen van je werk?” Ik glimlachte, “sorry,” zei ik, “ik wil deze spreuk graag onder de knie hebben.” Maar ik deed wat ze had voorgesteld, pakte mijn boeken in en rende naar de grote zaal om te eten. Het was moeilijk om Harry, Ron en Hermelien te negeren, hoewel ik ze naar me zag zwaaien vanuit mijn ooghoek. Ik liep regelrecht naar de tafel van Zwadderich en plofte neer. Zelfs onder het eten kon ik het niet laten stiekem nog op Kwasts’ beker te oefenen met mijn nonverbale spreuk. Hij slaakt een kreet als zijn beker pompoensap ineens de lucht in zweeft. Ikzelf ben verbaasd dat het me zowaar gelukt is eindelijk een nonverbale spreuk te gebruiken. Korzel begint te hinniken van het lachen. Ik grijns, en met een klein tikje van mijn vinger tegen de onderkant, komt de inhoud van de drank in zijn schoot terecht. “DAT DEED JE EXPRES!” brult Kwast, en hij springt overeind. “Nee, hoe kóm je erbij?” zeg ik droogjes, terwijl Malfidus in de lach schiet bij het zien van het gezicht van zijn vriend. Kwast gromt iets, pakt zijn tas, en klotst de zaal uit, waarschijnlijk naar de leerlingenkamer.
Na het eten loop ik een eindje met Malfidus op richting de kerkers.
“Montange.”
Ik kijk hem aan, “hm?”
“Het spijt me van je ouders.” Zegt hij, en abrupt blijf ik stilstaan, “wat zei je?” Ook hij blijft stilstaan, “je hoorde me wel.” “Laat Jeweetwel je maar niet horen,” zeg ik waarschuwend. “Ja, alsof jij ooit tegen Hem zal zeggen wat ik net tegen je zei.” Ja, één nul, ik bijt op mijn lip, en schud mijn hoofd. “Dat dacht ik al.” “Waarom zou je spijt hebben voor me, Malfidus?” vraag ik, “jij bent toch zo’n groot aanhanger van Jeweetwel?”
Hij haalt zijn schouders op, “mijn ouders zijn-“ hij twijfelt of hij zijn zin wel af moet maken. Ik trek een wenkbrauw op, “weet je zeker dat ze nog steeds zulke trouwe aanhangers zijn?” vraag ik hem op de man af. Hij haalt zijn schouders op, “hoe dan ook, dat zal me niet afhouden van mijn opdracht.”
Ik doe alsof ik verrast ben, “je opdracht?”
Malfidus moet beseffen dat hij eigenlijk al teveel gezegd heeft, want er verschijnt een frons, “laat maar.” hij draait zich om, “ik moet nog even naar de bibliotheek.” Lag het aan mij? Of leek hij even van plan om me te vertellen dat hij de opdracht had gekregen Perkamentus te vermoorden? Shit, zelf moest ik ook opschieten, ik had privéles van Sneep in Occlumentie! Ik rende de trappen af naar zijn kantoor, en klopte nog net op tijd bij hem aan.
“Ah, je bent er,” zei hij op het moment dat hij de deur opendeed.
“Hier,” ik trok mijn huiswerk uit mijn tas, en duwde dat in zijn handen, “mijn huiswerk voor morgen.” Een tikje verrast keek hij me aan, “heb je dat nu al af?” Ik knikte, “oh, en ik heb nog iets.” Ik zwiepte met mijn toverstaf en richtte die op één van de potten in zijn kantoor. Die kwam van de plank af zweven, in Sneeps handen. “T-daa,” glimlachte ik, trots op mezelf dat het me nog een keer was gelukt. Even was het stil tussen ons, maar toen zette Sneep de pot op zijn bureau, “goed gedaan.” Ho, wacht even, kwam er nou een compliment uit zijn mond? “Sorry, I didn’t catch that,” grijnsde ik. “Ik zei dat je het goed gedaan hebt,” herhaalde hij koeltjes. Ik sloeg mijn armen over elkaar, “krijg nou wat, ik heb een compliment gekregen van de meest koele kikker in de hele school,” zei ik lachend, “daar verdien ik denk ik wel een extra punt mee.” Sneep stroopte zijn mouwen op, “haal je maar geen rare dingen in je hoofd, Robin. Maak je klaar, alsjeblieft.” We gingen tegenover elkaar staan, en ik sloot mijn ogen in concentratie. Mijn hele hoofd moest leeg. Leeg. Tot er niks meer was. “Legillimens!” De spreuk kwam zo onverwachts, dat ik niet het gevoel had dat ik me had kunnen voorbereiden. Maar tot onze beider verbazing, gebeurde er niks. Ik voelde niks mijn hoofd binnensluipen, of door mijn hersenen wroeten. “Nog een keer,” zei Sneep, terwijl hij de spreuk ophief. Duidelijk, één keer succes hebben, betekende niet meteen dat ik het onder de knie had. “Legillimens!” riep Sneep opnieuw, dusdanig onverwachts dat ik me opnieuw niet had kunnen voorbereiden. En helaas voor mij klapte ik achterover en zag beelden voorbij flitsen. Beelden van bij de Malfidussen thuis, hoe ik me onder de tafel vastgegrepen had aan Sneeps hand, op de avond dat ik mijn ouders moest vermoorden. Het beeld vervaagde en vormde de compassie die hij had getoond in Zweinsveld, na het hele gebeuren. Hoe hij me even troostend in zijn armen had genomen. Ik begon verward te raken toen het beeld opnieuw versprong, naar onze korte dans. Toen de spreuk opgeheven werd, voelde ik me kotsmisselijk, en leunend op een van de tafels hees ik mezelf overeind. Geen ven beide zeiden we iets. Waarom die beelden? Ik had toch wel meer meegemaakt dat hij had kunnen zien? Het bleef akelig stil tussen ons. Wat viel er na die beelden ook te zeggen? Naast dat ik me misselijk voelde, wist ik ook niet hoe ik dit in godsnaam aan hem moest of kon verantwoorden. Ik haalde mijn vingers door mijn haar, en waagde het hem aan te kijken. Hij leunde tegen zijn bureau, en zijn ogen waren op mij gevestigd. De blik in zijn ogen verried niks. Zijn hele gezichtsuitdrukking verried niks. Fuck… Ik had hem toch niet gekwetst ofzo? “Sn- Severus?” vroeg ik voorzichtig. Een hoofdknik was wat ik kreeg, ter bevestiging dat hij luisterde. “Ik-sorry. Ik weet niet waar dat vandaan kwam,” geef ik eerlijk toe.
“Uit je hoofd, waar anders?”
Het valt me alles mee dat hij niet boos is, en er ook niet koeltjes om doet. “Ja,” zeg ik zacht, en staar naar de grond, terwijl ik tegen de tafel tegenover hem leun.
Nog steeds kijkt hij me aan, “nog een keer. Maak je klaar, Robin,” zegt hij kalm. Voor de derde keer maak ik mijn hoofd zo leeg mogelijk. Ik gooi een blokkade op, een blokkade die ik hier eigenlijk nog niet zoveel gebruikt heb. In mijn eigen tijd, ja, daar had ik hem constant omhoog staan… Hier is het gevaar zoveel groter, maar lijk ik mijn schild kwijt te zijn. Kom op, kom op, kom op. Moedig ik mezelf aan. Voor de derde keer vanavond vuurt Sneep de spreuk op me af. Ik voel hoe hij me raakt. Maar meer dan dat gebeurd er niet.
Ik wankel naar achteren, hou me vast aan de tafel. “Goed gedaan,” zegt Sneep, als hij de spreuk opnieuw opheft.
Ik laat me op een stoel zakken, “kunnen we even pauzeren?” vraag ik en ik kijk hem aan.
Ook hij gaat zitten, en een tijdje zeggen we beide niets. Beide ontwijken we de olifant in het kantoor, in dit geval. Uiteindelijk staat Sneep op, en loopt naar me toe, “we moeten praten.”
“Over wat er net gebeurde?” ik sta op zodat ik hem tenminste recht aan kan kijken, of nouja, voor zover dat mogelijk is, aangezien hij langer is dan ik. “Ik dacht dat ik beelden van je ouders en zusje te zien zou krijgen.”
“Nou, daar ben je dan niet de enige in.” Oké, laat dat hem in zijn ogen kijken maar zitten, want dat gaat me niet lukken. In plaats daarvan kijk ik naar een van de planken met kruiden die hij gebruikt voor zijn toverdranken. “Ik dacht ook, dat ik beelden te zien zou krijgen van jouw en Zwarts samen,” gaat hij verder. Ik knik terwijl ik op mijn onderlip bijt. Mijn gedachten worden al een tijdje niet meer beheerst door Sirius. En dat spijt me vreselijk voor hem. Ik heb niet eens normaal afscheid van hem genomen voor ik naar Sneep vertrok.
“Leg uit?”
Ik kan het niet, ik durf hem niet aan te kijken, “het is zoals ik al eens tegen je heb gezegd, Severus, ik voel me veilig bij je. Hoe bot, asociaal of boos je ook kan zijn. En het boeit me vrij weinig dat ik je tot last ben.” Hij duwt mijn kin omhoog, en dwingt me hem aan te kijken. Nu moet ik uitkijken, Sneep is een meer bedreven Occlumens dan Voldemort. Na wat wel een eeuwigheid lijkt te zijn laat hij me weer los, “oké.” Is alles dat hij zegt
Oef, daar ben ik mooi vanaf gekomen. Maar in mijn hoofd is het één grote bende, en ik zie mezelf nu niet weer die muur opgooien en hem tegenhouden.
“Je mag gaan.”
Mag? Sneep lijkt ook niet helemaal zichzelf te zijn. Bij de deur draai ik me nog even om, “wanneer spreken we weer af?” Hij kijkt even op, “weet ik nog niet,” zegt hij. Zonder nog antwoord te geven doe ik de deur dicht en loop naar mijn kamer. Meteen plof ik op mijn bed, en begraaf mijn hoofd in mijn kussen. Een harde schreeuw ontsnapt uit mijn mond, maar gelukkig hoort iemand die, aangezien die gedempt wordt door het kussen. Ik ben zo, zo ongelofelijk stom. “Stomme koe!” roep ik tegen mezelf, terwijl ik met het kussen op mijn hoofd op mijn rug ga liggen. Veel behoefte om nog uit bed te komen heb ik niet, daarom blijf ik liggen zoals ik lig. Als een zombie. Het lijkt wel een eeuwigheid te duren voor ik in slaap val, vergetend mijn slaapdrank in te nemen.
Snel verdeeeeeeer