Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » Lost in Harry Potter » A visitor
Lost in Harry Potter
A visitor
De hele week die volgde, had ik geen enkele afspraak meer staan met Sneep. Niet dat ik het hem kwalijk kon nemen, het zou alleen maar gênant zijn gokte ik zo. Daar stond echter wel tegenover dat ik nu geen Occlumentie lessen meer kreeg, en mijn eerste bezoek aan Voldemort stond al vast. Ik sleepte me naar de les toverdranken en werd ingehaald door Harry, Ron en Hermelien. “Waarom zit je aan de tafel van Zwadderich?” vroeg Hermelien. Ik moest mijn mond wel houden, “omdat ik een Zwadderaar ben, volgens de sorteerhoed,” verzon ik vlug. Wat een kutsmoes, maar het was het enige waar mijn brein op dit moment op kon komen. “Waarom hoef je niet zoveel lessen te volgen als wij?” vroeg Ron.
“Omdat ik ouder ben dan jullie.” Zei ik, en hield de deur van het toverdranken lokaal voor ze open. Ik zag al dat Hermelien haar mond opendeed om iets te zeggen, maar ik werd gered door Slakhoorn, die besloot op tijd binnen te komen. “Dames en heren, we gaan vandaag een Flegmaflip drank brouwen,” zegt hij, als hij zijn tas bij zijn bureau heeft gezet. “Ik weet dat deze drank ook al behandeld is bij jullie S.L.I.J.M.B.A.L.L.E.N, maar het is een complex drankje, en ik wil zien wat jullie ervan onthouden hebben.” Ik pak het toverdrankenboek dat ik heb gekregen uit mijn tas, en zoek de drank op die we moeten maken. Oh verdomme, twee ingrediënten maar, maar hij ziet er verdomd moeilijk uit. Terwijl ik me installeer bij een ketel, kijk ik vanuit mijn ooghoek naar Harry, die een verfomfaaid boek uit zijn tas heeft gevist en die openslaat op de juiste pagina. Als hij toch eens zou weten van wie dat boek is geweest. Maar ik moet mijn mond houden, ik kan op zijn minst aan Sneep vertellen- oh nee, Sneep en ik hebben de afgelopen week amper een woord gewisseld, dus dat gaat hem niet worden. Een geïrriteerde zucht ontsnapt aan mijn mond, Sneep zou me leren verdwijnselen en verschijnselen. “Gaat alles goed juffrouw Montange?” Slakhoorn staat naar me, en kijkt even in mijn ketel. “Kijk, kijk, dat ziet er prima uit!” glundert hij. Wat, serieus? Ik waag het zelf ook een blik in mijn ketel te werpen, ik zie er niet zoveel bijzonders aan, maar als Professor Slakhoorn het zegt zal het wel, toch? “Je hebt een talent voor toverdranken, juffrouw Montange, wat is je geheim?” glimlacht Slakhoorn. “Eh-“ stamel ik, niet goed wetend hoe te reageren, ik bedoel, ik was er nou niet bepaald bij met mijn hoofd. Daarom haal ik mijn schouders op. “Misschien stuur ik u wel een uitnodiging voor de Slakkers,” Slakhoorn draait zich op zijn hielen om en loopt naar Harry toe. Na de les vul ik een flesje met mijn drank, zodat die door Slakhoorn getest kan worden. Voor ik nog aangesproken kan worden door Harry, Ron en Hermelien, pak ik mijn tas, en loop het lokaal uit. Een kwartier later klop ik aan bij het Verweer tegen de Zwarte Kunsten lokaal. Sneep staat bij het bord en draait zich om als ik binnenkom, “wat is het wachtwoord van het kantoor van Perkamentus?” vraag ik voor hij iets kan zeggen. Laten we dit maar zo kort houden als mogelijk is. Hij trekt een wenkbrauw op, “waar heb je dat voor nodig?”
“Nou, ik vroeg me af of hij misschien tijd heeft me te leren verdwijnselen en verschijnselen, aangezien ik over niet al te lange tijd naar Voldemort moet, om te rapporteren wat er allemaal gaande is hier,” ratel ik eruit. Sneep stopt zijn toverstok weg, “ik dacht dat ik het je zou leren?” Ik grinnik, “ja, dat klopt. Maar wij hebben sinds mijn laatste Occlumentie les niet meer met elkaar gesproken, dus ik dacht- nou- dat je misschien niet meer wilde.” “Ik moet die dag ook naar Hem toe, dus dan kun je met mij m-“ hij stopt als hij me mijn hoofd ziet schudden, “zoals ik al zei, ik wil het zelf kunnen. Het-is niet goed te afhankelijk te zijn van jullie, van jou,” zeg ik. Sneep zucht diep, maar knikt dan uiteindelijk, “goed, ik zal het je leren. Kom maar met me mee.”
“Wat. Nu?” zeg ik verbaasd, en ik kijk hem aan.
“Het is graag of niet,” hij heeft weer die oude toon in zijn stem, die toon die hij had toen we elkaar net leerden kennen. Hij heeft zich dus weer afgesloten, dat is me wel duidelijk. Maar, in dit geval is hij niet de enige. Echt, als we nu Occlumentie zouden gaan oefenen, zou hij op een barricade van hier tot de Chinese muur opbotsen. Wat weer zou betekenen dat ik daarvoor met vlag en wimpel zou slagen. Maar eerlijk gezegd, vind ik de stilte die er nu tussen ons heerst bijna bevreemdend. Als we bij de deuren naar buiten komen houd ik hem tegen, “ik kan het nog steeds aan Perkamentus vragen, als je dat fijner vind. Ik weet hoe druk je het hebt nu, met lesgeven en- Malfidus,” zeg ik na een kleine pauze.
“Malfidus kan wachten,” zegt Sneep kortaf, en hij gaat me voor naar buiten. Wat? Malfidus kan wachten? “Maar je hebt de onbreekbare eed afgelegd Severus!” protesteer ik. “Ik ga echt niet meteen dood als ik me een avond níét met Malfidus bezig houdt,” is het antwoord. Ik loop achter Sneep aan, richting Zweinsveld. “Slakhoorn heeft me uitgenodigd bij de Slakkers te komen,” waarom ik het hem vertel weet ik ook niet. Misschien omdat hij er zelf ook bij heeft gezeten? Ook al heeft Slakhoorn die foto op een plek gezet waar niemand hem waarschijnlijk ooit zal vinden.
“O.”
“Hij zei dat ik talent had voor toverdranken,” voeg ik eraan toe. “Dat lijkt me duidelijk, anders zou hij je niet uitnodigen,” zegt Sneep, zonder omkijken. Ja hoor, hij probeert echt zo discreet mogelijk antwoord te geven of iets te zeggen. Net genoeg om het gesprek op gang te houden, te weinig om ergens dieper op in te gaan. Bij het Krijsende Krot blijft hij eindelijk stilstaan, “hier hebben we alle rust en alle ruimte om te oefenen,” verklaart hij simpel. Dat had ik ook al bedacht, maar ik besluit een bijdehante opmerking voor me te houden. In plaats daarvan knik ik alleen maar. “Goed, bij verschijnselen is het belangrijk te denken aan de plek waar je heen wilt, zeg drie meter verderop, tussen die bomen,” Sneep wijst naar een groepje bomen, en ik knik opnieuw. “Dus, concentreer je maar,” zegt Sneep. Met alle macht denk ik aan de plek tussen die twee bomen, in de hoop dat er iets gebeurd. Maar helaas voor mij, gebeurd er vrij weinig. Zou ik iets verkeerd doen? Ik houdt mijn toverstok een stuk steviger vast, terwijl ik met mijn hele wezen hoop, en wens op die plek te zijn, tussen die twee verdomde bomen. “Het lukt niet,” zeg ik, als ik daar zo vijf minuten heb gestaan. “Het lukt niemand meteen de eerste keer,” zegt Sneep droogjes, “is je hoofd leeg?” Dat is een hele verleidelijke vraag, waar ik veel gevatte opmerkingen op zou kunnen maken, maar opnieuw houd ik me in, en knik, “zo goed als wel ja,” zeg ik. “Nog leger,” zegt hij met zijn hoofd schuddend, “alles in je moet naar die plek toe willen.” Ik haal mijn hand even door mijn haar, “oké, ik probeer het opnieuw.” En voor de tweede keer probeer ik met alle macht op die plek, tussen die twee bomen terecht te komen. Ineens voelt het alsof ik door een smalle buis geperst wordt. Alle adem word me ontnomen, en ik val uiteindelijk dan ook op de grond als ik weer tevoorschijn kom. Ik ben een halve meter vóór de bomen terecht gekomen. Niet dat dat me ook maar boeit, ik slaak een triomfantelijke kreet; “ha!” Ik draai me met een brede grijns om naar Sneep, die zowaar bemoedigend staat te knikken, “beter dan de meesten die het de tweede keer proberen,” zegt hij.
“Yes!”
“Maar nog steeds een halve meter te vroeg tevoorschijn gekomen.”
“Oh, ja, nee, fijn. Haal me maar naar beneden,” knor ik, terwijl ik mijn broek afklop en weer terug kom lopen naar hem toe, “wacht maar, het gaat me echt nog wel lukken hoor.” “Vandaag nog?”
“Als je geen tijd hebt mag je wel gaan hoor,” ik kijk hem even aan, maar mijn blik word niet beantwoord, “ik oefen wel alleen door.” Hij hoeft er niet over na te denken, hij draait zich prompt om en begint terug te lopen in de richting waar we vandaan kwamen. Ik kijk hem maar heel even na, maar daarna besluit ik me weer te concentreren op waar ik heen wil verschijnselen. Langzaam begint het te schemeren, en de schemer gaat langzaam over in de nacht. Uiteindelijk lig ik op mijn rug naar de sterren te staren. Het is me nu drie keer gelukt om te verschijnselen. Alle drie de keren wel een halve meter of een meter vóór de eigenlijke plek, maar hé, Rome werd ook niet in één dag gebouwd. Er steekt een frisse wind op, maar ik heb niet echt de behoefte om op te staan. Ik schiet overeind, als er naast me ineens een harde knal klinkt. Dat kan alleen maar betekenen dat er net iemand verschijnselde. “Hallo?” roep ik, onzeker over wie het is.
“Robin?”
Ik herken de stem van Sirius! Maar voor ik iets kan zeggen, komt hij naar me toe rennen, en slaat zijn armen om me heen in een warme omhelzing. Even ben ik te verbaasd om te reageren, maar dan omhels ik hem terug. Hij heeft die geur, die ik me nog vaag kan herinneren. Vertrouwd. “Hoe is het met je?” vraagt hij, als hij me heeft losgelaten. “Ja, wel goed,” glimlach ik, ik weet nog niet helemaal hoe ik op zijn bezoek moet reageren. Het is raar te bedenken dat hij zich weer vrij kan bewegen nu hij onschuldig is verklaard. “Wel goed?” Sirius trekt een wenkbrauw op, “is Secreetje weer bezig?’ Ik geef hem plagerig een duw, “nee! En hou op met hem zo te noemen!” “Wat was je hier eigenlijk aan het doen? In je eentje?” vraagt Sirius, terwijl hij gaat zitten. “Ik was aan het oefenen met verdwijnselen en verschijnselen,” leg ik uit, “ik-eh-moet eens in de zoveel tijd aan Voldemort verslag uitbrengen over wat er hier gaande is, dat heeft Severus zo met hem afgesproken.” Sirius bijt op zijn lip, en geeft geen antwoord. In plaats daarvan kijkt hij naar het Krijsende Krot. “Ik vind het maar niks dat je dit werk doet, Rob,” zegt hij, en hij schuift wat dichter naar me toe. “Het is te laat om nu nog terug te krabbelen,” zeg ik, terwijl ik naar de sterren boven ons kijk. “Nee, nee daar is het niet te laat voor!” Sirius pakt me bij mijn schouders, “je kan een keuze maken, kom met me mee terug naar Het Nest! Laat Voldemort het maar uitzoeken! Jij bent hier te goed voor!” “Je begrijpt het niet-“ zeg ik, terwijl er zich een brok in mijn keel begint te vormen, “ik kan niet terugkrabbelen. Ik-heb hem mijn loyaliteit moeten zweren, en laten zien.”
Sirius kijkt me aan, en even voel me weer gevangen in zijn blik, alleen…niet zoals toen ik hier kwam. Hoe heeft er zoveel kunnen veranderen, ook tussen ons? Waarom kan ik niet meer voor hem voelen wat ik voelde. Van hem houden? Tranen stromen over mijn wangen, en ik heb het zelf niet door, tot Sirius er een wegveegt met zijn duim, “wat is er gebeurd?”
Zijn ogen stralen zoveel vertrouwen uit, dat ik even niet normaal antwoord kan geven. En oh god, wat heb ik het gemist dat ik iemand naast me had die me in zijn armen nam, zoals Sirius nu. “Wat is er gebeurd, Robin?” vraagt hij, en ik hoor de cadans van zijn stem vanuit zijn borstkas mijn oor, die tegen zijn borst gedrukt is, bereiken. “Hij heeft me het meest verschrikkelijke laten doen van alles,” zeg ik stilletjes. “Hij heeft me mijn ouders en zusje laten vermoorden.” Met de snelheid van het licht heeft Sirius me een stukje van zich afgeduwd, zodat hij me aan kan kijken, “wat?!” Ik kan alleen maar knikken ter bevestiging, want de tranen stokken de woorden in mijn keel. “En Sneep heeft niks gedaan?!” zegt Sirius geschokt. “W-wat had hij k-kunnen d-doen?” snik ik, “als hij me geholpen had, was hij zelf ook in groot gevaar geweest. Dat kan ik hem niet aandoen, na alles wat hij voor me heeft gedaan.” Er valt een stilte tussen ons, en ik kan Sirius bijna horen denken. “Hij had iets moeten doen…” zegt hij zwakjes, maar hij weet ook dat ik gelijk heb.
“Ik weet dat jullie elkaar haten, Sirius, maar zonder Severus was ik er ook allang niet meer geweest.” “Ja, dat weet ik, en dat haat ik,” knarsetand Sirius, “ik zou willen dat ik meer voor je had kunnen doen.”
“Je hebt vanavond naar me geluisterd,” zeg ik, terwijl ik zwakjes glimlach naar hem, “en, nou, je hebt me getroost. Geloof me, er zijn niet veel mensen die dat de laatste weken hebben gedaan.”
“Het is toch niet meer dan logisch dat ik je troost!” zegt Sirius, “je bent in één klap je familie verloren.”
“Door mijn eigen toedoen…”
“Dan nog Robin!”
“Ik heb Hém zijn zin gegeven.” We kijken elkaar aan, en geen van beide zien we eruit alsof we dit gekibbel willen verliezen van elkaar. Net zoals…nou, we altijd wel konden doen. Ik kan een glimlach niet onderdrukken, en hij trekt vragend een wenkbrauw op. In een opwelling sla ik mijn armen om zijn nek, en geef hem een zoen op zijn wang, “dank je, Sirius,” zeg ik. “Voor wat?” vraagt hij, een tikje verward. “Voor het me troosten, luisteren, en je oude eigenwijze zelf te zijn,” zeg ik. “Ik heb me best rot gevoeld over hoe we uit elkaar zijn gegaan namelijk,” voeg ik eraan toe, “door die nachtmerries enzo. Ik had gewoon niet echt het gevoel dat ik het je uit kon leggen.”
“Jij, mag me altijd alles vertellen,” zegt hij, me even tegen mijn neus tikkend, “en je kan me altijd schrijven, dat weet je toch?”
“Ja, dat weet ik.”
“Hoe is het met je nachtmerries? Ik- ik neem aan dat die vooral te maken hebben met de dood van je familie?” Ik knik, “het is niet veel beter met de nachtmerries,” zegt ik schouderophalend, "ik-heb slaapdrank gekregen van Sneep, en als ik die niet vergeet in te nemen heb ik geen last van nachtmerries.”
“Daar ben ik blij om,” glimlacht Sirius, “bedank hem maar, namens mij.” “Oké, wie ben jij, en wat heb je met Sirius gedaan?” lach ik.
“Laten we het er maar op houden dat ik niet had kunnen leven met het idee dat jij elke nacht gillend en schreeuwend van angst wakker word,” zegt Sirius, terwijl hij even met zijn vingers door mijn haar woelt. “Ik zal het hem doorgeven,” zeg ik, terwijl ik opsta, “loop je mee? Dan kun je Harry gedag zeg- ik zie hem zijn hoofd schudden, “ik kwam voor jou, Robin,” zegt hij, en even maakt mijn hart die oude vertrouwde sprong. “Schrijf hem dan tenminste, hij mist je,” zeg ik.
“Dat zal ik doen.”
Ik kijk nog één keer om, zie hem naar me glimlachen en dan verdwijnt hij. Als ik eindelijk bij het kasteel kom, is het eigenlijk al veel te laat. En waarschijnlijk slapen de meeste al, maar ik kan het niet nalaten heel even langs Sneeps kamer te lopen. Ik hoor geen geluid, zou hij slapen? Net op dat moment hoor ik iets op de grond vallen, en ik klop aan. Als hij opendoet, kan hij zijn verbazing niet onderdrukken, “nu pas terug?”
“Ja. Ik ben drie keer op dezelfde plek verschijnseld als de eerste keer, toen jij er nog bij was,” vertel ik hem.
“Dat is vast niet de enige reden dat je me komt vereren met een bezoekje?”
“Ik kreeg bezoek,” zeg ik, “van Sirius. Hij is de reden dat ik hier nu sta.”
“Zwarts? Wat wil hij nou weer?” Sneep kan de irritatie niet uit zijn stem weren, en ik glimlach, “hij wilt je bedanken, voor het feit dat ik dankzij jou geen nachtmerries meer heb,” leg ik hem uit. Sneep is te verbaasd om daar kribbig, of geïrriteerd op te reageren. In plaats daarvan glimlach ik, “slaap lekker, Sev.”
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.