Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » Lost in Harry Potter » Missing
Lost in Harry Potter
Missing
“Robin, Robin wordt wakker!”
Slaperig deed ik één oog open, en vroeg me af wie het nodig vond me wakker te maken. Het was Hermelien. Hermelien? Ik schoot overeind, en zag toen pas dat ik in de bibliotheek zat. Was ik serieus in slaap gevallen tijdens het maken van mijn huiswerk? “Ik heb iets voor je, van Professor Slakhoorn,” zei Hermelien, en ze overhandigde me een envelop. “Ik denk dat het een uitnodiging is,” voegde ze eraan toe, “nou, ik zie je wel weer.”
“Ja, oké, dankjewel,” zei ik nogal laatdunkerig terwijl ik de envelop opende. Hermelien had gelijk gehad, het was een uitnodiging voor Slakhoorns club. Het was morgenavond al, en ik mocht iemand meenemen. Ik snoof, wie zou ik ooit mee moeten nemen? Ze waren allemaal jonger dan ik hier op school. Met een diepe zucht stond ik op, pakte mijn boeken bij elkaar, en hees mijn tas over mijn schouder. Zou ik er een paar uurtjes tussenuit kunnen glippen om een leuke nieuwe outfit te scoren? De komende twee uur had ik toch geen lessen, en ik had nog wat galjoenen overgehouden van de allereerste keer, dat ik met Dolleman naar de Wegisweg was geweest. Als ik dat kon omwisselen voor gewoon dreuzelgeld… Ik besloot het gewoon te doen, rende naar mijn kamer, en pakte de kleine buidel met geld erin. Het enige probleem was, waar zou ik die galjoenen in kunnen wisselen? Bij een bank misschien? Dat was het proberen waard, maar dan moest ik eerst zonder gesnapt te worden in Zweinsveld terecht komen. Mijn volgende les was Verweer tegen de Zwarte Kunsten, en Sneep zou me vervloeken als ik te laat zou komen. Om me heen kijkend, om zeker te weten dat niemand me zag, liep ik naar de deuren. Ik keek voor een laatste keer om, voor ik naar buiten glipte, en het op een rennen zette, het terrein over. De regen had besloten met bakken uit de hemel te komen, en onder het rennen zette ik mijn capuchon op. Voorzichtig deed ik het smeedijzeren hek naar Zweinsveld open. Waarom, waarom moest die vervloekte poort nou zo hard piepen. Maar er kwam niemand op me af om me tegen te houden. Toch nam ik het zekere voor het onzekere, en rende het bospad af naar Zweinsveld. Toen ik langs het eerste huisje rende, besloot ik te verdwijnselen. Naar London.
Het eerste dat ik hoorde toen ik verschijnselde, was een luide toeter, van een bus, en net op tijd wist ik achteruit te springen. “Holy shit!” ik keek de bus na, terwijl ik op de stoep even bij stond te komen. Maar, toen drong langzaam de omgeving tot me door. Ik was níét in London. Ik stond middenin Amsterdam! Wat had ik verkeerd gedaan? Waar was het mis gegaan? Mijn hart zonk me helemaal in mijn schoenen toen ik iemand voorbij zag komen met een grote koptelefoon op zijn hoofd. Was ik- was ik überhaupt nog wel in de wereld van Harry Potter? Kon het zo zijn dat ik tussen de dimensies door was verdwijnseld? Ik voelde me zo vervreemd van deze wereld, dat ik een paniekaanval kreeg, en naar een kleine steeg rende. Jezus Christus, Heilige Maria en de Heilige Geest bij elkaar, wat had ik nou weer gedaan? Hier had ik niet om gevraagd. Met mijn hand tegen mijn borst gedrukt probeerde ik mijn ademhaling weer onder controle te krijgen. Toen ik dat enigszins weer voor elkaar had, begon ik richting mijn appartement te lopen. Ik had geen geld voor de bus of een OV, dus ik had geen andere keuze. En mijn portemonnee lag thuis. Thuis. Dat was een rare gedachte. Nu zou ik sowieso te laat komen voor Verweer tegen de Zwarte Kunsten, dus het had geen zin meer te proberen op tijd te komen. Hoe-hoe zou ik sowieso weer terug moeten komen? Ik zag zoveel dingen die me er steeds weer op wezen dat ik echt weer in mijn eigen wereld was. En god, wat deed dat pijn. Laptops, ipods, ik leek ze overal wel tegen te komen. En de grootste reminder waren misschien wel alle smartphones die ik zag. Eigenlijk, bedacht ik me, had ik die van mij helemaal niet gemist. Moest je ze zien, vastgeketend aan hun whatsapp en YouTube. Lekker hypocriet, zo was jij ook. Het enige verschil was, dat mijn mobiel nu vast hartstikke dood op mijn koffietafel lag. Hoeveel berichten zou ik hebben? En zou de politie op zoek zijn naar me? Of hadden ze die speurtocht lang geleden al opgegeven? Ik was twee jaar lang weggeweest. Toen ik de kerkklok drie uur hoorde slaan, wist ik dat ik mijn les Verweer tegen de Zwarte Kunsten nu aan het missen was. Zouden ze zich afvragen waar ik was? Sterker nog, zouden ze me eigenlijk wel missen? Ik hen in ieder geval wel, nu al. Was er nog een weg terug? Misschien was de weg in Knijsters keukenkastje nog wel open? Maar die was hartstikke dicht geweest toen ik vanuit Grimboudplein 12 weer terug had gewild naar mijn eigen wereld. Nu hoopte ik alleen maar vurig dat ik nog terug kon. Ik voelde me nogal bekeken op straat. Niet zo vreemd, aangezien er een smalle stok uit mijn broekzak stak, en er een fluwelen buidel aan mijn broekriem hing. Het voelde alsof mijn schoenen versleten waren, toen ik eindelijk aankwam bij mijn appartementencomplex. Het was net vijf uur geweest. Op het moment dat ik naar mijn deur liep, bedacht ik me ineens dat mijn huissleutel natuurlijk gewoon aan zijn haakje hing, bij mij binnen. Dit was echt geweldig. Hoe zou mijn buurvrouw wel niet reageren als ik haar ineens belde met de vraag of ze me even binnen wilde laten. Punt één, de arme vrouw zou zich vast helemaal kapot schrikken, en punt twee zat de kans erin dat ze de politie zou kunnen bellen. Maar welke andere keuze had ik? Na een paar keer die adem te hebben gehaald, belde ik aan.
“Ja?” kraakte de intercom.
“Dag mevrouw Kuijpers, ik ben het, Robin. Ik eh- kan niet binnen komen.”
Er viel een stilte.
“Dat kan niet.”
“Sorry?”
“Mijn buurmeisje is al heel lang dood. Het arme kind is in de gracht gevonden.”
Wacht, wat? Dood? Ik was- Zou Voldemort zo ver zijn gegaan? Zou hij een necroot kunnen hebben gebruikt en die hebben vermomd als mij? Kon dat het zijn? “Wie je ook bent, dit is geen leuke grap!”
“Het is geen grap, mevrouw Kuijpers! Als u me binnenlaat kan ik het u bewijz-“
Ze had opgehangen. Ten einde raad zakte ik tegen het glas op de grond, wat moest ik nou. Ik kon niet eens mijn huis in. Als Voldemort verantwoordelijk was geweest voor mijn zogenaamde dood… Niet zo gek dat mijn ouders zo geschokt waren geweest mij te zien. Ik nam een besluit, en belde opnieuw aan.
“Ja?”
“Mevrouw Kuijpers? Wat is er met haar gebeurd?” vroeg ik, geen zin meer hebbend mijn naam te noemen. Ik móést weten wat het verhaal hierachter was. “Ben jij het weer?!” kraste ze, ze begon boos te worden, dat kon ik horen.
“Ja.”
“Wat gaat jou dat aan?”
“Ik ben familie!”
“Ja ja, en dan zeg je eerst dat je het arme meisje bent dat hier heeft gewoond!”
Het arme meisje? Ze had nooit veel met me op gehad. “Het spijt me, dat had ik niet moeten doen, maar ik ben op zoek naar-nou- verhalen, over haar. Ik ben haar nichtje, Roos.”
“Hebben je ouders niet verteld wat er met je nichtje is gebeurd?” kakelde de vrouw. Nee echt hoor, ze zou zo door kunnen gaan voor een heks. “Nee, ze zijn nogal conservatief, en wilden me die details besparen,’ verzon ik snel, terwijl ik er zelf een nogal ongeloofwaardig gezicht bij trok. Ik lulde uit mijn nek. “Ze is vermoord,” zei mevrouw Kuijpers. “Omgebracht door wurging. Blijkbaar heeft een ex-vriendje wraak op haar genomen.” Het was alsof mijn keel op dat moment echt dichtgeknepen werd, hadden ze Simon beschuldigd? “Natuurlijk ontkende het jong alles, maar niet zo lang geleden zijn haar vader, moeder en zusje ook verdwenen.” “Zijn-zijn Robins spullen er nog?” vroeg ik zwakjes, terwijl alles maar langzaam binnensijpelde. “Helaas wel ja, ze hebben nog niemand kunnen vinden die het wilt hebben. Er wordt gezegd dat het er spookt, soms horen ze nog geluiden daarbinnen zie je.”
“Zou- wilt u me binnenlaten? Dan- neem ik wel een kijkje. Misschien dat ik met mijn ouders kan overleggen wat we doen met alle spullen.” Ik voelde tranen prikken. Blijkbaar was dat te horen in mijn stem, “kom maar binnen liefje, ik heb de extra sleutel onder mijn deurmat liggen.” De deur zoemde, en ik deed open. Het was koel in de hal, maar ik liep meteen door naar de trap. Mijn appartement was op de derde verdieping, en ik sloeg treden over terwijl ik naar boven snelde. Zo zacht mogelijk pakte ik mijn sleutel onder de mat van mevrouw Kuijpers vandaan, en stak hem in het slot. Mijn hart ging als een razende tekeer, terwijl ik de deur open duwde. Even bleef ik in de deuropening staan, weifelend. Dit was zo onwerkelijk. Voorzichtig loop ik naar binnen. Alles ziet er nog zo uit als dat ik het achter had gelaten. Zelfs mijn Harry Potterboek lag nog opengeslagen op mijn bank. Ik begreep waarom ze dachten dat het hier spookte, ik hoorde zacht de radio uit mijn stereo komen. Overal lag stof, een dikke laag. Niet zo vreemd, er was hier al die tijd niemand binnen geweest. Wat voelde ik me leeg van binnen. Dit voelde helemaal niet meer als mijn plekje. Het voelde niet meer als thuis. Met een hand voor mijn mond zonk ik neer op mijn koffietafel. De tranen kwamen gewoon. Stilletjes, ongevraagd, maar ze waren er. De tranen die op de grond vielen, waren de enige stille getuigen dat hier iemand binnen was geweest. Tot ze op zouden drogen en opnieuw geen spoor achter zouden laten. Met knikkende knieën stond ik op, en liep naar mijn slaapkamer. Mijn laptop lag verloren op mijn dekbed, en het er der lagen kleren die ik nog niet in de wasmand had gegooid. Ik klapte hem open, en hij sprong aan. Hij gaf aan dat hij nog een zwakke batterij had, maar- wat kon me dit ding eigenlijk nog schelen? Ik had met het verlaten van deze wereld, zoveel meer terug gekregen. Daarom klapte ik hem weer dicht, pakte een rugzak, en begon er kleren in te proppen. Wat ik er ook voor moest doen, ik moest en zou terug gaan naar die andere wereld. Die andere wereld die nu toch zoveel meer mijn thuis was geworden. Toen ik naar de badkamer liep, zag ik haarverf op de wastafel staan. Zou ik? En zou de magie die ik daar had kunnen gebruiken, het hier ook doen? Zou ik nog kunnen verdwijnselen of verschijnselen? Dat kon ik altijd later nog proberen. Eerst was het tijd mezelf onder handen te nemen. Daarom pakte ik de handdoek die ik altijd gebruikte bij het verven van mij haar, en sloeg die om me heen. Ik zette alles klaar, ik zou een brunette worden. Pas na twee uur en twee douches achter elkaar, vond ik het goed genoeg. Met mijn haar nog in een handdoek gewikkeld en met frisse schone kleren aan, liep ik naar mijn kast. Zou ik terug zijn vóór het feestje van de Slakkers? Uit mijn kast pakte ik één van mijn jurkjes en hield die voor me. Met een zucht, propte ik hem bij de rest in mijn tas. Mijn ipod had geen nut meer. Ik legde hem in een lade in mijn slaapkamer, en liep naar de keuken. Met weemoed in mijn hart keek ik naar het keukenkastje waar mijn hele avontuur mee begonnen was. Zou ik-? Ik hurkte neer, en opende de deur. Niks, er was helemaal niks. Niks dat er op wees dat er hier twee jaar geleden een meisje doorheen was gekropen, en niet meer terug was gekomen, tot vandaag. Met mijn hand tastte ik in het rond, tot ik massief hout voelde aan de achterkant. Juist, daar was niet meer doorheen te komen. Met een diepe zucht stond ik weer op, pakte mijn rugzak en stopte mijn portemonnee in mijn kontzak. Het was mijn plan geweest, om gewoon het vliegtuig naar London te pakken, maar toen ik middenin mijn kamer stond, bedacht ik me ineens iets. Ik had wel een manier om misschiet terug te komen. Alleen was het niet mijn meest favoriete optie, om eerlijk te zijn. Met een bonkend hart schoof ik de linkermouw van mijn trui een stukje omhoog. Net ver genoeg, om het begin van het Duistere Teken te zien. Als Voldemort me naar de wereld van Harry Potter had gehaald, zou hij dat opnieuw kunnen, toch? Ik hoefde er alleen maar op te drukken. Ik sloot mijn ogen, haalde diep adem en drukte tot het pijn deed.
“Hallo?” hoorde ik plots een stem in de deuropening zeggen. Op precies hetzelfde moment voelde ik achter me een windvlaag en iemand die ineens verscheen. Mevrouw Kuijpers gaf een gil, toen de bleke verschijning ineens middenin de kamer stond. Voldemort zelf, had besloten me terug te halen. Daar had ik niet helemaal rekening mee gehouden. “Wie is hij?” krijste mevrouw Kuijpers.
“Niet doen!” riep ik nog, maar ik was te laat. Voldemort had zijn toverstok opgeheven en een groene lichtflits spoot eruit. Hij raakte mevrouw Kuijpers middenin haar borst, en met wijdopengesperde ogen van schrik, viel ze levenloos achterover. “Mevrouw Kuijpers!” riep ik, ik wilde naar haar toe rennen, maar een ijzig koude hand, sloot zich als een bankschroef om mijn pols. En toen was er alleen nog maar zwart. Met een klap kwamen we weer tevoorschijn op een tenminste bekende plek. Niet dat ik er graag wilde zijn, maar het was bekend. Villa Malfidus.
“HA!” hoorde ik Bellatrix kakelen. “Ze kon het niet zonder u Meester!” riep ze.
“Houd je erbuiten Bellatrix!” snauwde Voldmort. Ik deed mijn ogen open, en zag Bellatrix zich terugtrekken in de duisternis van een hoek van de kamer. “Wat deed je daar?” snauwde Voldemort tegen me. “Weet ik niet,” zei ik verontwaardigd. Dat was helaas de verkeerde toon, Voldemorts ogen boorden zich in die van mij. En ik wíst dat hij occlumentie aan het toepassen was. Ik keek terug, terwijl met alle macht een blokkade opwierp tegen hem. Blijkbaar ging dat niet ongemerkt, want hij gromde. “Wormstaart! Breng haar naar de kelder, daar kan ze even afkoelen!”
Was ik even blij dat ik voor hem had kunnen verzwijgen dat ik kon verdwijnselen. Wormstaart greep me bij mijn bovenarm, en trok me mee naar beneden. “Laat me los!” snauwde ik, “ik kan echt wel zelf lopen hoor!” In antwoord gaf hij me een harde klap tegen mijn wang, en duwde me naar binnen. Hij trok de deur met een zware klap achter zich dicht, en toen werd het donker om me heen. Daar zat ik dan. Alleen, in het donker, en me afvragend of ik hier nog wel weg kon. Want, bedacht ik me ineens, waarschijnlijk kon je pas buiten de poorten van de villa verschijnselen en verdwijnselen.
DIT IS GEWOON ZOOOOO GOED!!!!!!!! GA ALSJEBLIEFT SNEL VERDER IK KAN ECHT NIET WACHTEN HET IS ZO SPANNEND OMFG