Hoofdcategorieën
Home » De Hongerspelen » Michiel » Een verhaal
Michiel
Een verhaal
‘Michiel? Michiel? Hallo, iemand thuis?’, vraag ik terwijl ik de houten deur sluit en op slot draai. Ik hoor Michiel iets mompelen vanuit de keuken. Terwijl ik mijn leren jas over een stoel hang en mijn laarzen uitdoe, hoor ik voetstappen mijn richting op gaan. Ik kijk rond in de donkere kamer en zie dat Michiel in zijn donkergroene zetel zit. Daar… Daar zit hij altijd. Hij zit in zijn zetel met alle lichten uit terwijl zijn ogen, normaal gezien, gesloten zijn. Meestal blijft hij er een uurtje, soms blijft hij er een dag. Ik moet in ieder geval niet proberen om met hem te praten als hij daar zit, anders word hij woedend.
Ik stap op kousvoeten naar de bijna lege keuken. Ik kijk rond in de kamer waar er een koelkast staat, een kast ernaast en in het midden staat er een tafel. Wat een mooie “keuken”. Ik kijk naar de tafel en zie hoe een mes zich een weg heeft geboord in het massieve hout.
Michiel doet dit wel vaker. Hij neemt een mes, kijkt ernaar, word kwaad en duwt de punt van het mes in het tafelblad. Er hangt bloed aan het mes, dat merk ik meteen op. Ik neem een stukje stof uit mijn broekzak, verlaat de keuken en ga naar mijn broer.Ik sta een beetje voor zijn zetel.
Ik aarzel even maar na een tijd wachten durf ik zijn naam te zeggen. Aangezien hij in de schaduw zit weet ik niet of hij naar me kijkt, ik word wat zenuwachting want ik wil niet dat hij kwaad word. Ik hoor hem iets onverstaanbaars mompelen. Ik denk na. Zal ik hem gewoon het lapje stof geven of zal ik het hem zeggen? ‘Michiel, je hebt je gesneden… Ik heb een lapje stof voor je, zo kan je…’, net als ik mijn zin wil afmaken, springt Michiel recht. Verdorie, ik had het gewoon moeten geven aan hem, zeg ik in mezelf.
Hij neemt het lapje uit mijn handen en kijkt me aan. Ik kijk in zijn bruine ogen. Ik blijf stomweg kijken, het is te lang geleden dat ik zijn gezicht heb gezien. Zijn gezicht word altijd verstopt in de schaduw. Hij gaat terug zitten in de zetel die hem al twee jaar lang draagt. ‘Tot straks.’, zeg ik, ik weet niet wat ik anders zou moeten zeggen tegen hem. Net als ik me wil omdraaien om iets te gaan eten, zegt hij iets. Iets wat ik kon verstaan. Hij zei kil: ‘Ik was jouw leeftijd.’
Ik geloof het niet. Hij heeft er nog nooit iets over gezegd. Nog nooit praatte hij over zijn hongerspelen. Ik heb de beelden nooit bekeken, ik lag met een ernstige ziekte bij zuster Merlien, die me uit de nood hielp. Uit respect heb ik de beelden nooit willen bekijken. Ik draai me om en ik ga zitten in een zetel tegenover de zijne. Ik vraag me af of hij misschien een conversatie wil na al die tijd die hij alleen spendeert.
‘Dat weet ik’, antwoord ik rustig. Er volgt een stilte. ‘Heb je me alles zien doen?’, vroeg Michiel, met een bezorgde toon in zijn stem. ‘Nee, ik heb niets gezien.’, antwoordde ik. ‘Je moet het weten, je moet het begrijpen waarom ik,’ zijn stem kraakt. Even later praat hij verder. ‘je moet begrijpen waarom ik niet meer ben zoals vroeger.’ Ik weet niet wat te zeggen. Langs een kant ben ik benieuwd naar wat hij gaat zeggen, langs een andere kant wil ik niet weten waarmee hij geconfronteerd werd in het jaar dat hij meedeed aan de hongerspelen. Maar ik lijk geen keuze te hebben, hij begint terug te praten.
‘Iedereen stond op de platforms. Iedereen stond te luisteren naar de stem die aan het aftellen was. De platforms stonden in een grote woestijn. Ik zag hier en daar een paar bosjes en palmbomen in de verte. Ik wist hoe moeilijk het zou zijn om te overleven in de hitte, zonder eten, drinken of wapens. Daarom keek ik naar het midden naar de Hoorn des Overvloeds. Ik zag er flessen water, gedroogd vlees, zwaarden en speren. Ik zag alles wat ik nodig had.’
‘Ik hoorde hoe de man aan het aftellen was. Nog dertig seconden.
Ik keek naar de andere mensen op hun platforms. Ze stonden allemaal klaar om te sprinten naar het midden, naar het voedsel. Ik had een plan in mijn hoofd. Ik wou twee flesjes water, wat gedroogd vlees en een mes. Met twee flesjes water wist ik een truc om aan meer water te geraken. Het vlees en het mes zouden mij moeten redden als ik ze nodig had.’
‘Tien, negen, acht, zeven, en dan een explosie. Ik viel bijna van mijn platform door de schok van de ontplofte mijn. Mijn oren suisden en mijn hoofd tolde. Er was iemand van zijn platform gevallen. Hier en daar zag ik nog stukjes van het meisje dat naast mij stond. Ik moest me concentreren, ik mocht het niet riskeren om geen voedsel te hebben. Ik concentreerde mij dus op de flesjes water, het mes, het zakje gedroogd vlees en op de stem van de aftellende man, die mij liet opmerken dat mijn dood seconde per seconde dichterbij was dan ooit tevoren.’
‘Vijf, vier, drie, twee, een.’
Ik ben terug op fanfic, ik was een tijdje gestopt maar hier ben ik weer! Hopelijk vinden jullie het een leuk verhaal, de volgende hoofdstukken volgen later !