Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » when we were young » i.
when we were young
i.
Misschien, als ze d'r linkeroog dichtknijpt... misschien ziet ze ze dan wel vliegen. Papa had haar verteld dat de snerpende kierewiet bijzonder moeilijk te spotten was, maar dat ze hem overigens vast wel zou zien op Zweinstein, aangezien ze van vocht en donker hielden.
Tot nu toe heeft ze nog niet veel geluk. Wat ze ook doet: linkeroog dicht, rechteroog dicht, hoofd naar links of naar rechts, zelfs op één been hupsen... niets helpt. En toch heeft ze ze echt gehoord. Hun roep is onmiskenbaar. Ze moeten ergens in de buurt zijn.
Ze hoort geritsel ergens boven haar hoofd en denkt zelfs iets te zien bewegen. Voetje voor voetje schuifelt ze vooruit. Ze houdt haar adem in, zo stil probeert ze te zijn.
Is dat 'm?
Ze neemt nog een klein stapje naar voren.
Nee, toch?
Ja!
Nog een stapje. En nog een en nog een en nog een. En— “Kijk eens uit waar je je boeken strooit, Leeflang!”
Loena kijkt verstrooid op, om vervolgens naar haar hoopje boeken te staren. Ze heeft ze toch in haar armen? “Huh?” Ze stopt met lopen en kijkt nieuwsgierig om zich heen.
Als diezelfde boeken even later met een klap op de grond belanden, snapt ze wat de stem bedoelt. Korzel komt grinnikend voorbij walsen en werpt haar een gemene grijns toe. Even is ze verbaasd dat hij alleen is, maar zodra ze een duw in haar rug voelt, realiseert ze zich dat Kwast ook aanwezig is.
“Je moet écht eens beter gaan opletten, Lijpo.” Deze keer is het Kwast die spreekt. (En dom grinnikt.) Daarna verdwijnen ze de hoek om en is Loena weer alleen.
Ze zucht en kijkt even naar haar boeken. Haar aandacht is echter vrijwel meteen weer bij het geritsel boven haar. Het rumoer was dus niet genoeg om het wezen af te schrikken. Mooi.
Ze doet nog een stap naar voren, tuurt geduldig omhoog. Ze is er vrijwel zeker van dat ze de omtrek van het wezen kan zien. “Je hoeft niet bang te zijn,” probeert ze. “Ik heb crackers?”
Nu haar handen vrij zijn is het des te makkelijker om de zakdoek met crackers uit de zak van haar gewaad te plukken. Ze vouwt 'm open en breekt een stukje af.
Vrijwel meteen kuipt er iets langs de muur naar beneden. Het heeft wat weg van een doxy, maar ziet er ietwat pluiziger en vriendelijker uit. Vier paar grote, bruine ogen kijken haar knipperend aan, en de eigenaar lijkt zich achter zijn oren te krabben. Het kruipt nog een stukje naar beneden, om vervolgens in een hoopje op de grond te vallen.
Loena bekijkt het wezen voorzichtig, vraagt zich stilletjes af waarom het zijn vleugels niet gebruikt. Pas dan bestudeert ze de desbetreffende vleugels goed en snapt wat er aan de hand is: ze zitten aan elkaar geplakt met een hoop spinrag. Arm ding.
Terwijl Loena op de grond is neergestreken en zich over de vleugels van de kierewiet heeft gebogen, zit het wezen tevreden op haar knie, cracker in twee kleine klauwen geklemd.
Haar boeken liggen nog steeds in de gang, versperren de doorgang voor een toevallige voorbijganger. Ze is ze volslagen vergeten.
“Oh!” brengt ze uiteindelijk uit, zodra de vleugels vrijwel spinrag-vrij zijn. De kierewiet slaat zijn vleugels uit en fladdert er sloompjes mee. Iedere vleugelslag voegt tijdelijk wat kleur aan de vleugels toe, totdat er een volledige regenboog te zien is. Het ziet er prachtig uit.
Plots spitst het beestje zijn oren. De cracker bungelt vergeten tussen kleine vingertjes. Het ziet er komisch uit.
Loena kijkt uiteindelijk ook op, snapt niet wat er aan de hand is, en snapt het vervolgens wel. Ze steekt haar hand op en zwaait de Wemel vrolijk toe. “Hé, Ron.”
Ron antwoord niet. Hij blijft verbouwereerd staan, ogen wild knipperend terwijl hij het wezen aanschouwt.
Even denkt ze dat hij niets gaat zeggen, maar ze besluit nog een paar seconden te wachten en dan— “Wat is dát?”
Ze gniffelt.
“Een snerpende kierewiet.”
“Een wáttes?” Ron komt voetje voor voetje naar voren, extreem op zijn hoede. “Het lijkt op een doxy. Zou je 'm wel zo vriendelijk behandelen?”
“Natuurlijk,” zegt ze, fronsend. “Waarom zou ik dat niet doen?”
Hij zucht eens diep, rolt met zijn ogen en gaat dan voorzichtig naast haar zitten. “Een doxy is niet bepaald vriendelijk.”
“Maar 't is geen doxy. Kijk maar. Het doet niets.” Ze steekt een vinger uit en port het beestje in zijn zij. Het kijkt haar suffig aan en klemt een hand om haar vinger. Dat is het dan ook wel, verdere reactie blijft volkomen uit. Het richt zich weer op zijn cracker en kraakt vrolijk verder.
Ron kijkt moeilijk. “Oké dan. Wat ga je ermee doen?”
Ze haalt haar schouders op. “Papa vroeg of ik er een schets van wilde maken, maar meer was ik niet van plan. Hoezo?”
Ook hij haalt zijn schouders op. “Kon me zo voorstellen dat je 'm wel als huisdier zou willen houden.”
Loena schudt haar hoofd, glimlach nog steeds op zijn plek. Ze keert haar blik weer naar het beestje. Het zit onderuitgezakt op haar knie en heeft één van zijn vleugels in zijn klauwen. Waarschijnlijk om de plakresten van het spinrag te verwijderen. Ze kijkt gebiologeerd toe.
Ron zit nog steeds naast haar, bestudeert het wezen wantrouwig. “Afijn...” Hij verplaatst zijn blik naar haar uitgestalde boeken en fronst. “Wat is er met je boeken gebeurt?”
Ze kijkt langzaam op en werpt zelf ook een blik op haar boeken. Ineens is ze zich er weer van bewust dat ze die nog moet oprapen. “Op de grond gevallen.”
“Dat zie ik. Raakte je afgeleid?” Hij knikt naar het wezen.
Ze haalt haar schouders op. “Zoiets.”
“Zoiets?”
Ze knikt.
“Zwadderaars?”
Ze knikt nog eens.
Hij snuift. “Die vieze vuile—” Loena kapt zijn woorden af met een por.
“Ik had ze zelf waarschijnlijk ook wel laten vallen.”
“Maakt niet uit.”
Loena glimlacht en bedenkt zich dat het best wel fijn is om iemand te hebben die boos voor je wordt. Ze glimlacht verlegen, haar wangen kleuren rood. Wat een stomme gedachte. “Dankjewel,” zegt ze, en ze tikt haar schouder tegen de zijne.
Hij tilt zijn wenkbrauwen op en maakt aanstalten om nog wat te zeggen. Uiteindelijk houdt hij zijn mond dicht en wrijft haast opgelaten over zijn bovenbenen.
“We moesten zo maar eens gaan,” zegt hij, na een een tijd stil geweest te zijn. “Zo meteen Verweer tegen de Zwarte Kunsten.”
Loena knikt.
Ron staat op, loopt naar haar boeken en raapt ze bijeen. “Wat doe je met zoveel boeken? We hebben hierna pauze.”
“Bibliotheek. Ik wilde ze gaan inleveren, maar toen kwam ik hem tegen.” Ze knikt naar het wezen.
De Wemel knikt begrijpend. “Kom je?”
Ze zet het beest voorzichtig op de grond en komt overeind, waarna ze haar boeken overneemt van Ron en nog een blik op de kierewiet richt. Het zit nog steeds op de grond en kijkt haar aan.
“Pruilt 'ie nou?” Ron fronst.
Loena glimlacht geruststellend. “Ik heb nu les, maar ik kom je straks weer opzoeken, goed?” Ze draait zich om en maakt aanstalten om zich bij Ron te voegen. Voordat ze echter ook maar een stap kan zetten, klinkt er een oorverdovende krijs door de gang. Ze laat van schrik haar boeken een tweede keer vallen om haar handen over haar oren te klemmen en werpt een blik over haar schouder. Het wezen doet op dat moment zijn bek dicht. Het geluid sterft af.
Ron kijkt van het beest naar Loena, fronst nog eens diep en besluit dat hij genoeg heeft gehad voor vandaag. Hij schudt zijn hoofd, mompelt ik zie je zo wel en loopt resoluut weg.
Ze knikt nog vaagjes, Ron al lang en breed vergeten nog voordat hij de hoek om is.
“Dus daar heb je je naam aan te danken.”
Ze bukt en raapt haar arme boeken weer op. “Ik kom écht terug.”
Het stoot weer een weerzinwekkend geluid uit.
“Maar ik heb nu les. Ik kan niet blijven.”
Krijs.
“Maar—”
Piep.
Ze zucht. “Wil je mee?”
Het krabbelt overeind en fladdert onbeholpen met zijn vleugels, om na een paar centimeter van de grond verwijdert weer naar beneden te zakken. Ze plukt het wezen van de grond. “Je bent nog maar een kleintje, of niet? Waar is je familie?”
Zoals verwacht reageert het niet. Het spint alleen maar luid terwijl ze het een plekje in één van de zakken van haar gewaad biedt.
“Je moet wel beloven om stil te zijn.”
Het piept zachtjes, en ze ziet dat als teken dat het haar heeft begrepen.
“Ik noem je Peter,” besluit ze plots.
Peter kraait wat, om vervolgens weer aan de cracker verder te gaan.
Verweer tegen de Zwarte Kunsten lijkt een tijdje goed te gaan. Ze is nog net op tijd en weet een plekje achterin de klas naast Marcel te bemachtigen, waar ze nu stilletjes naast zit.
Peter is ook stil. Ze vergeet zelfs dat hij in haar zak zit, totdat dat niet meer zo is. Ze voelt een ruk aan haar gewaad en kijkt langs de zijkant van haar tafel naar beneden. Peter houdt zich aan haar gewaad staande en kijkt nieuwsgierig om zich heen.
“Peter,” fluistert ze. “Niet doen!”
Peter luistert niet en besluit aan de wandel te gaan. Om exact te zijn: hij—zij? Ze weet het niet zo goed—steekt het gangpad over en neemt een bezoekje aan degene die naast haar zit. Laat dat net toevallig Draco Malfidus zijn. Dezelfde Draco die, sinds ze hem in jaar één weer tegenkwam op school, zijn hekel aan magische wezens nooit onder stoelen of banken heeft gestoken.
“Peter!” sist ze nu. “Kom terug!”
Peter grijpt naar Draco's gewaad en begint aan zijn klim omhoog.
Loena tuurt naar het gezicht van haar buurman om zijn reactie te peilen. Het lijkt alsof er iets begint te dagen, want er etst zich een frons in zijn voorhoofd en hij kijkt langzaam naar beneden. Eenmaal met zijn blik op het wezen, vullen zijn ogen zich met afgrijzen. Hij trekt zijn mond open om de klas erop te attenderen.
“Draco!” fluistert ze nu, wanhopig.
Hij draait zijn hoofd met een ruk om en trekt een wenkbrauw op zodra hij Loena in zijn vizier krijgt.
Ze schudt haar hoofd en legt een wijsvinger op haar lippen.
Zijn ogen vernauwen en hij perst zijn lippen op elkaar. Een geïrriteerde zucht verlaat zijn lippen. Waarom? vraagt hij.
Loena is er niet zeker van wat hij bedoelt. Waarom zou ik dat doen voor jou? Of waarom smokkel je wezens de les in? Of toch misschien waarom overkomt mij dit?
Alsjeblieft, mimet ze. Ze kijkt hem smekend aan.
Wat moet ik er mee doen? Hij kijkt haar vragend—en nog steeds lichtelijk geïrriteerd—aan.
Ze trekt aan de zak van haar gewaad en knikt dan naar de zijne.
Draco kijkt weer naar beneden, ziet dat Peter aan zijn zak hangt, en gebruikt een vinger om zijn zak open te houden. Zodra Peter erin geglipt is, trekt hij zijn hand terug en staart haar weer aan.
Sorry.
Hij snuift.
Ze draait zich weer om, met het voornemen zich op de les te concentreren—en in de hoop dat Sneep niets gemerkt heeft. Sneep is haar echter al voor. Loena vangt zijn blik en slikt terwijl ze zich zo normaal mogelijk probeert te gedragen.
“Heeft U iets dringends met de klas te melden, mevrouw Leeflang?” Hij staart haar ijzig aan.
Loena weet niet hoe gauw ze haar hoofd moet schudden. “Nee, meneer.”
“Malfidus?”
Ze durft haar hoofd niet naar hem toe te draaien, wil zijn vuile blik niet zien als hij haar toch besluit te verraden. Straks is ze Peter kwijt en moet ze opnieuw gaan zoeken voor Papa. Ze zucht.
“Nee, professor.”
Sneep staart beiden nog even achterdochtig aan, voordat hij zich abrupt omdraait en verder gaat met de les.
Loena durft Draco de rest van het uur niet meer aan te kijken, ondanks het feit dat ze zijn ogen constant in haar zij voelt prikken.
also. vrijdag wordt postingdag. waarschijnlijk.
Reacties:
dit is echt leuk, zou ik ook een melding mogen?
Loena is zo leuk hier en Draco die iets aardigs doet
Peter is gewoon zo schattig
HET IS ZO LIEF. Asdfghjkl. Je zet Loena zó leuk neer! En grmbl, 't is dat ik weet wat je ship is, anders zou ik nog gedacht hebben dat 't Ron werd.
Maar. On that. On Draco, that is - ik ben wel heel erg benieuwd wat gebeurd is tussen hem en Loena en, vooral, of zijn afkeer voor magische wegens iets te maken heeft met Loena. Een soort van... associatie met wat had kunnen zijn waardoor hij het verafschuwt.
Idk mate. Next? <3
Aaah, dit is mooi. Loena en Draco. Geweldig!
Een melding voor mij dus (:
Ik vind Peter een heel schattige snerpende kierewiet Je weet Loena echt goed te beschrijven. Ik hoop maar voor haar dat Peter niet nog eens op avontuur gaat, zou toch zijn zijn als ze opnieuw moest gaan zoeken.
Leuk!
Aaah Loena is zo leuk en ik ben zoo benieuwd wat zij en Draco voor soort relatie hebben en alles en je schrijft echt leuk - melding dus <3